ECLI:NL:RBROT:2023:946

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
10/064103-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting in groepsverband met dwang en andere feitelijkheden

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2001, die samen met twee anderen is beschuldigd van verkrachting. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met zijn medeverdachten, de aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen in een kelderbox, waarbij sprake was van een fysiek en numeriek overwicht. De aangeefster verklaarde dat zij niet in staat was zich te verzetten en dat de verdachte en zijn medeverdachten haar hebben verkracht. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd en de verdediging verworpen, die vrijspraak had bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de aangeefster hebben gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, wat wettig en overtuigend bewezen is verklaard. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de aangeefster, toegewezen tot een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade, en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor deze schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/064103-21
Datum uitspraak: 2 februari 2023
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. L.A.R. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt kortgezegd verweten dat hij samen met een of meer anderen seks heeft gehad met [slachtoffer01] terwijl zij dat niet wilde of terwijl zij niet in staat was zich daartegen te verzetten.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van voorarrest;
  • de gevangenneming van de verdachte op datum vonnis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Aangevoerd is primair dat niet kan worden vastgesteld dat de aangeefster gemeenschap heeft gehad met de verdachte. De verdachte was niet in de woning (kelderbox) toen de seksuele handelingen met de aangeefster plaatsvonden, hetgeen blijkt uit een filmpje en een selfie die hij heeft overgelegd. Hij was toen bij zijn nicht. De bevindingen van het NFI, dat op de penis van de verdachte DNA van de aangeefster zat en sperma van de medeverdachte [medeverdachte01] , leveren geen steunbewijs op voor het tenlastegelegde. Deze sporen kunnen worden verklaard doordat de verdachte na het vertrek van de aangeefster op de bank heeft geslapen waarop zij seks had gehad, en onder de deken waarop spermasporen van de medeverdachte [medeverdachte01] zaten. Als de verdachte slaapt zit hij altijd met zijn hand aan zijn penis. Ook heeft hij voor het slapen gaan nog een paar keer geplast, waarbij hij met zijn hand, waarmee hij de aangeefster en [medeverdachte01] een hand heeft gegeven, zijn penis heeft aangeraakt. Op deze manier kunnen de DNA-sporen op zijn penis zijn terechtgekomen. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet uit het dossier blijkt dat de aangeefster gedwongen is tot het ondergaan van seksuele handelingen door geweld, bedreiging met geweld of andere feitelijkheden.
4.1.2.
De aangifte
De aangeefster heeft verklaard dat zij met een vriendin met een aantal jongens, waaronder de verdachte, in een kelderbox is geweest, waarbij zij allemaal sterke drank hebben gedronken. Op een gegeven moment, vroeg in de ochtend, was zij heel moe en is zij op een bank in de kelderbox onder een dekbedovertrek gaan slapen. Terwijl zij op de bank lag hebben drie jongens seks met haar gehad. Zij wilde dit niet, maar was niet voldoende in staat zich te verzetten. Volgens aangeefster heeft ene “ [voornaam medverdachte02] ” zijn penis in haar mond gedaan terwijl “ [voornaam medeverdachte01] ” met zijn penis in haar vagina ging. Daarna is de jongen die woont in het huis bij de kelderbox (de verdachte) met zijn penis in haar vagina gegaan. Tot slot is “ [voornaam medverdachte02] ” met zijn penis in haar vagina gegaan. Toen “ [voornaam medverdachte02] ” seks met haar had werd haar keel dichtgeknepen. Zij heeft hem van zich afgeduwd en heeft hem hierbij in zijn nek gekrabd.
4.1.3.
Beoordeling
De verdachte was in de kelderbox toen de aangeefster daar aankwam. Hij is op enig moment weggegaan. Uit het filmpje en de selfie die de verdachte heeft overgelegd blijkt dat hij in ieder geval tot 4.29 uur niet in de kelderbox was. Op een filmpje dat op zijn telefoon is aangetroffen blijkt dat hij in ieder geval om 6.37 uur weer in de kelderbox was. Op dit filmpje is aangeefster te horen die haar vriendin wakker maakt en haar dringend vraagt mee te gaan. Uitgaande van de verklaring van aangeefster is dit filmpje gemaakt kort nadat zij door had dat jongens seks met haar gehad hebben. Ook uit de verklaring die zijn broer bij de rechter-commissaris heeft afgelegd blijkt dat verdachte weer thuis toen de aangeefster met de medeverdachten op de bank lag in de kelderbox. De verdachte heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet thuis was toen de seksuele handelingen met de aangeefster plaatsvonden.
Dat de verdachte degene is die door de aangeefster wordt omschreven als ‘de bewoner’, de persoon die als tweede zijn penis in de vagina van de aangeefster heeft gestopt, vindt steun in de bevindingen van het NFI. Op de penis van de verdachte is, los van het DNA van de aangeefster, ook sperma van de medeverdachte [medeverdachte01] ( [voornaam medeverdachte01] ) aangetroffen. Dit past bij de verklaring van de aangeefster dat éérst [voornaam medeverdachte01] zijn penis in haar vagina had gestopt, en daarna de bewoner van het huis. Dat het aangetroffen DNA afkomstig zou zijn van het dekbedovertrek, zoals de verdachte heeft gesteld, acht de rechtbank niet aannemelijk. Op de penis van de verdachte is namelijk geen sperma van de medeverdachte [medeverdachte02] aangetroffen, terwijl dat in grotere mate aanwezig was op het dekbedovertrek dan het sperma van de medeverdachte [medeverdachte01] . Het ontbreken van sperma van de medeverdachte [medeverdachte02] ( [voornaam medverdachte02] ) op de penis van de verdachte past bij de verklaring van de aangeefster, dat [voornaam medverdachte02] zijn penis in haar vagina had gestopt nádat de verdachte dit had gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de dwang bestaan uit andere feitelijkheden. De aangeefster bevond zich (op dat moment) als enige vrouw in een kelderbox in aanwezigheid van meerdere mannen. Nadat de knoop van haar broek al eerder was opengemaakt en zij die weer had dichtgemaakt, is haar broek later alsnog uit getrokken. Hiermee is voorbij gegaan aan haar non-verbale protest. De drie door aangeefster genoemde personen hebben achtereenvolgens seksuele handelingen met haar verricht, waardoor er sprake was van een fysiek en numeriek overwicht. Verder is er tijdens de seksuele handelingen geleund op het lichaam van de aangeefster. Door deze gang van zaken is een voor de aangeefster dreigende situatie ontstaan.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de aangeefster door andere feitelijkheden door de verdachte en de medeverdachten gedwongen is tot het ondergaan van seksuele handelingen die bestonden uit het binnendringen van haar lichaam.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 maart 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, door andere feitelijkheden [slachtoffer01] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het door verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- brengen/houden van
eenvinger en/of
hunpenis in haar vagina en
- brengen/houden van
eenpenis in haar mond en
- laten likken aan
diepenis door haar en
defeitelijkheden hebben bestaan uit het in een kelderbox door verdachte en zijn medeverdachten
- ontkleden van haar en
- voorbij gaan aan haar ( non-verbale) protesten en
- het feit dat er sprake was van een fysiek en numeriek overwicht en
- leunen op haar lichaam en
- het feit dat hij aldus een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met twee anderen de aangeefster verkracht. De verdachte heeft zijn lustgevoelens gesteld boven het belang en het gevoel van de aangeefster en zich daarbij volstrekt niet bekommerd om het fysieke en geestelijke welzijn van aangeefster. Door zo te handelen heeft hij de lichamelijke integriteit van de aangeefster op grove wijze geschonden. Voor de aangeefster is de verkrachting, zeker nu dat in groepsverband plaatsvond, een vernederende, kwetsende en beangstigende ervaring geweest, hetgeen ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring gebleken is. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers, zeker jeugdige slachtoffers, van dit soort feiten nog lange tijd de nadelige, psychische gevolgen ondervinden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Dit betekent dat het strafblad niet strafverzwarend is.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 mei 2021.
Geadviseerd wordt om het adolescentenstrafrecht toe te passen, gelet op de leeftijd van de verdachte, zijn opleidingsniveau, het feit dat hij nog bij zijn moeder woont en dat pedagogische beïnvloeding nog mogelijk is. Vanwege het feit dat de verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht wordt niet gekomen tot een strafadvies. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De raadsman heeft betoogd dat toepassing moet worden gegeven aan het adolescentenstrafrecht. Ondanks het daartoe strekkende reclasseringsadvies van het Leger des Heils heeft de rechtbank besloten hier niet toe over te gaan. De rechtbank heeft, mede door de afwezigheid van de verdachte ter zitting, onvoldoende beeld kunnen krijgen van de persoonlijkheid van de verdachte. Verder is het de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden op welke wijze pedagogische beïnvloeding in dit geval concreet zou kunnen plaatsvinden, nu de reclassering in dit kader geen bijzondere voorwaarden heeft geadviseerd.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de geëiste gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer01] , ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.A. Oosterveen. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade. Ter zitting wordt door de benadeelde partij de vordering van vergoeding van € 190,21 aan materiële schade ingetrokken.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,-.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft afwijzing dan wel niet-ontvankelijk verklaring van de vordering bepleit, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Bij een bewezenverklaring heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding.
8.3.
Beoordeling
Op basis van de ingediende vordering, maar ook op basis van de namens het slachtoffer door haar raadsmans uitgesproken slachtofferverklaring is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 5.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen meer is gevorderd.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met één of meer mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader [medeverdachte02] de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47 en 242 Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader [medeverdachte02] , des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst het resterende deel van de vordering af;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen € 5.000,- (hoofdsom, zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
beveelt de gevangenneming van de verdachte (welk bevel afzonderlijk is geminuteerd).
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. E. IJspeerd en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 februari 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 6 maart 2021 te Rotterdam (meermalen) (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en),
[slachtoffer01] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het (meermalen) door verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- brengen/houden van zijn/hun vinger(s) en/of penis(sen) in haar vagina en/of
- brengen/houden van zijn/hun penis(sen) in haar mond en/of
- laten likken van/aan zijn/hun penis(sen) door haar en/of
- betasten en/of strelen van haar schaamstreek en/of billen en/of borsten en/of
- ( tong)zoenen van haar,
het geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (meermalen) (in een kelderbox) door verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- zich opdringen aan haar en/of
- ontkleden van haar en/of
- voorbij gaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- het feit dat er sprake was van een fysiek en/of numeriek overwicht en/of
- vastpakken en/of vasthouden van haar hals/keel (waardoor zij geen adem kreeg)
en/of
- vastpakken en/of vasthouden van haar be(e)n(en) en/of
- leunen op haar lichaam en/of
- duwen tegen/verplaatsen van haar lichaam en/of
- feit dat hij aldus een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 6 maart 2021 te Rotterdam, (meermalen) (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met [slachtoffer01] , van wie hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handelingen heeft/hebben gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het (meermalen) door verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- brengen/houden van zijn/hun vinger(s) en/of penis(sen) in haar vagina
en/of
- brengen/houden van zijn/hun penis(sen) in haar mond en/of
- laten likken van/aan zijn/hun penis(sen) door haar en/of
- betasten en/of strelen van haar schaamstreek en/of billen en/of borsten en/of
- ( tong)zoenen van haar;