ECLI:NL:RBROT:2023:9452

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/705 / FT EA 23/706 / FT EA 23/707 / FT EA 23/708
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurwoning en schuldsanering

In deze zaak hebben verzoekers op 20 juli 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 14 augustus 2023 bepaald. Tijdens deze zitting is de verweerster, Stichting Hef Wonen, niet verschenen. Verzoekers, die in financiële problemen verkeren door de coronapandemie en internetfraude, vroegen de rechtbank om de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis tot ontruiming van hun huurwoning op te schorten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verweerster had aangekondigd de woning te ontruimen. De rechtbank heeft de belangen van verzoekers, die in hun huurwoning willen blijven en een minnelijk schuldhulpverleningstraject willen doorlopen, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar zij kunnen in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De beslissing is op 21 augustus 2023 openbaar uitgesproken door rechter F. Damsteegt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02]
[nummer03] – [nummer04]
uitspraakdatum: 21 augustus 2023
[verzoeker01]
en
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 20 juli 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 20 juli 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 14 augustus 2023.
Ter zitting van 14 augustus 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekers;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij Zuidweg en Partners (hierna: schuldhulpverlening).
Stichting Hef Wonen, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 28 februari 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij werkzaam is als zelfstandige. Door de coronapandemie heeft verzoeker vijf maanden geen inkomen gehad, waardoor verzoekers in de betalingsproblemen zijn geraakt. Daarnaast is verzoeker slachtoffer geworden van internetfraude, waardoor zijn bankrekeningen waren geblokkeerd. Verzoekster is op dit moment twintig uur per week werkzaam. Verzoekers hebben voldoende inkomen om de lopende huurtermijnen te voldoen. De huur over de maand augustus 2023 is op 27 juli 2023 voldaan. Daarnaast heeft schuldhulpverlening meegedeeld dat recent beschermingsbewind is uitgesproken. Het beschermingsbewind zal in augustus 2023 volledig worden opgestart en de beschermingsbewindvoerder zal zorg dragen voor betaling van de vaste lasten. Verzoeker heeft een BBZ-krediet heeft aangevraagd. Zodra er duidelijkheid bestaat over het BBZ-krediet, zal een voorstel aan de schuldeisers worden gedaan.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekers een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 28 februari 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers en een kopie van het exploot hebben overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 26 juli 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekers, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekers enerzijds en van de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekers bestaat erin dat zij in de huurwoning kunnen blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekers kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 28 februari 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekers hebben beide inkomen uit arbeid. De huur over de maand augustus 2023 is op 27 juli 2023 voldaan. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat recent beschermingsbewind is uitgesproken. Met ingang van augustus 2023 zullen de vaste lasten door de beschermingsbewindvoerder worden betaald, waardoor ook voldoende gewaarborgd wordt dat de termijnen tijdig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kunnen verzoekers te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 28 februari 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekers gelegen aan de [adres01] te Rotterdam, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekers de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2023.