In deze zaak heeft verzoeker op 17 juli 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 14 augustus 2023 bepaald en op 7 september 2023 is de zitting gehouden. Verzoeker, die momenteel geen inkomsten heeft, heeft een Participatiewet-uitkering aangevraagd. Tijdens de zitting is gebleken dat de sociale dienst heeft bevestigd dat de uitkering zal worden toegekend, wat voldoende zou zijn om de huurtermijnen te voldoen. Verzoeker heeft ook aangegeven open te staan voor beschermingsbewind.
Verweerster, vertegenwoordigd door een deurwaarder, heeft betoogd dat de huurtermijnen gegarandeerd moeten worden en dat er geen vertrouwen is dat de huur over september 2023 zal worden voldaan, gezien de eerdere betalingsachterstanden. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Gezien de overgelegde documenten, waaronder een vonnis tot ontruiming, concludeert de rechtbank dat er inderdaad sprake is van een bedreigende situatie.
De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen. Het belang van verzoeker is om in de huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, terwijl verweerster het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank oordeelt dat de lopende huurtermijnen kunnen worden voldaan en dat verzoeker positieve stappen heeft gezet, zoals het aanvragen van beschermingsbewind. Daarom heeft de rechtbank besloten om de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis op te schorten voor de duur van zes maanden, met voorwaarden voor de betaling van de huurtermijnen.