ECLI:NL:RBROT:2023:9444

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
C/10/662402 / KG ZA 23-666
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding van deurwaardersdiensten en geschil over marktconformiteit van inschrijvingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen de LANDELIJKE ASSOCIATIE VAN GERECHTSDEURWAARDERS B.V. (LAVG) en STEDIN GROEP SERVICES B.V. over de gunning van een aanbesteding voor deurwaardersdiensten. LAVG heeft in de aanbestedingsprocedure een inschrijving gedaan, maar deze is ongeldig verklaard door Stedin, die de prijzen als niet-marktconform en onaanvaardbaar hoog heeft beoordeeld. LAVG vordert in dit kort geding dat de gunningsbeslissing wordt ingetrokken en haar inschrijving alsnog geldig wordt verklaard. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat LAVG met een prijs heeft ingeschreven die aanzienlijk hoger ligt dan de geraamde waarde van de opdracht en dat Stedin terecht heeft geoordeeld dat de inschrijving niet voldeed aan de eisen van marktconformiteit. De rechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de prijzen van de winnende inschrijvers abnormaal laag zijn en dat Stedin niet tekort is geschoten in haar onderzoeks- en motiveringsplicht. De vorderingen van LAVG zijn afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/662402 / KG ZA 23-666
Vonnis in kort geding van 13 september 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LANDELIJKE ASSOCIATIE VAN GERECHTSDEURWAARDERS B.V.,
gevestigd te Groningen,
eiseres,
advocaat mr. F.R.H. Kuiper te Hattem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN GROEP SERVICES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.W.A. Bergevoet te Leiden.
Partijen worden hierna LAVG en Stedin genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 juli 2023
  • akte overlegging producties 1 tot en met 15 tevens houdende wijziging van eis van LAVG
  • akte overlegging producties 16 en 17 van LAVG
  • de conclusie van antwoord
  • de brief van 28 augustus 2023 van Stedin met productie A
  • de mondelinge behandeling gehouden op 30 augustus 2023
  • de pleitnota van LAVG
  • de pleitnota van Stedin.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
LAVG is een landelijk opererend deurwaarderskantoor.
2.2.
Stedin is een netbeheerder die opereert in het grootste deel van Zuid-Holland en de provincies Utrecht en Zeeland.
2.3.
Stedin heeft in januari 2023 een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure aangekondigd voor het uitvoeren van (gerechts)deurwaardersdiensten voor incasso & contractloze aansluitingen. De opdracht heeft tot doel het sluiten van raamovereenkomsten met twee dienstverleners voor de duur van vier jaar, met de mogelijkheid van verlenging van in totaal vier jaar, voor het leveren van de volgende diensten:
deurwaardersdiensten voor incasso’s (het innen van openstaande facturen); en
het oplossen van contractloosheid [1] .
De omvang van de totale opdracht is geraamd op gemiddeld € 500.000,00 per jaar, en per dienstverlener gemiddeld € 250.000,00, met een afwijkingsmarge van plus of min 30%.
2.4.
Tot de aanbestedingsdocumentatie behoren onder andere:
 de selectieleidraad deel 1A;
 de gunningsleidraad deel 1B;
 de beoordelingscriteria deel 2, meer in het bijzonder de gunningscriteria deel 2.3 met als bijlage onder 2.3.1. het prijzenblad;
 de aanbestedingsvoorwaarden deel 3;
 het programma van eisen deel 4.1;
 de nota’s van inlichtingen (na twee vragenrondes).
2.5.
In het prijzenblad staat het volgende vermeld:
2.6.
Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding (weging van 30% voor prijs-70% voor kwaliteit).
In de aanbestedingsstukken staat vermeld dat de inschrijving met de laagste prijs het maximumaantal punten krijgt. De overige inschrijvingen krijgen een mindere score gerelateerd aan in welke mate de prijs van de laagste prijs afwijkt, met een minimum van nul punten. De aangeboden prijzen moeten, ook in vergelijking en verhouding tot elkaar, reëel, marktconform, niet-symbolisch en niet-manipulatief zijn.
2.7.
Na de selectiefase heeft Stedin vijf gegadigden uitgenodigd om een inschrijving in te dienen, wat deze vijf gegadigden tijdig hebben gedaan. LAVG is in de selectiefase als tweede geëindigd. Tot de inschrijvers in de gunningsfase behoren LAVG en in elk geval twee van de drie zittende dienstverleners van Stedin: Bosveld Gerechtsdeurwaarders en Incasso’s B.V. en Syncasso Nederland B.V. (hierna: Bosveld en Syncasso).
2.8.
De opdracht is voorlopig gegund aan Bosveld (geëindigd op de eerste plaats) en Syncasso (geëindigd op de tweede plaats) als de twee economisch meest voordelige inschrijvingen. De inschrijving van LAVG is ongeldig verklaard.
2.9.
In de voorlopige gunningsbeslissing van 30 juni 2023 (hierna: de gunningsbeslissing), met één bijlage, staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
Stedin heeft de ontvangen inschrijvingen eerst beoordeeld op vormvereisten, volledigheid en het voldoen aan de gestelde eisen.
Bij de beoordeling van uw inschrijving op het gunningscriterium prijs hebben wij geconstateerd dat de totaalprijs van uw inschrijving ongeveer dubbel zo hoog is als de gemiddelde totaalprijs van de andere inschrijvers. Ook meerdere van uw dossierprijzen zijn een veelvoud van de dossierprijzen van de andere inschrijvers en in vergelijking met de raming van Stedin.
Op basis van deze constateringen zijn wij van oordeel dat uw inschrijving niet voldoet aan het voorschrift in paragraaf 6.9 van de Aanbestedingsvoorwaarden dat alle prijzen marktconform moeten zijn, hetgeen reden is voor ongeldigverklaring, alsook dat uw totaalprijs onaanvaardbaar hoog is, hetgeen eveneens reden is om uw onderneming niet voor gunning in aanmerking te laten komen.
Daarnaast hebben wij vastgesteld dat uw inschrijving bij de beoordeling op de gunningscriteria prijs en kwaliteit samen onvoldoende zou hebben gescoord om aangemerkt te kunnen worden als een van de twee economisch meest voordelige inschrijvingen (EMVI).
Bosveld (…) en Syncasso (…) hebben de inschrijvingen ingediend die zijn aangemerkt als de economisch meest voordelige inschrijving en komen daarmee voor gunning van de opdracht in aanmerking. In vergelijking met uw inschrijving hebben Bosveld en Syncasso een beduidend beter resultaat gehaald op prijs, en een vergelijkbaar resultaat op kwaliteit.
Ter informatie treft u in de bijlage een nadere motivering van de beoordeling van uw inschrijving op de gunningscriteria.
(…)”
2.10.
In de bijlage 1 bij de gunningsbeslissing (‘Toelichting op de puntentelling’), staat het volgende vermeld:
2.11.
LAVG heeft via het aanbestedingsplatform Mercell bij bericht van 5 juli 2023 vragen gesteld over de beoordeling van de prijzen die zij en de andere inschrijvers hebben ingediend. In dat bericht staat, voor zover relevant, het volgende:
“Wij hebben kennisgenomen van de gunningsbeslissing van 30 juni 2023 en hebben hier een aantal vragen over. Vriendelijk wil ik u verzoeken zo spoedig mogelijk antwoord te geven op deze vragen. Wij willen namelijk voorkomen dat wij door te lang wachten in tijdsnood komen om een kort geding aanhangig te maken. Dit is nu niet zondermeer onze intentie, tegelijkertijd zijn er wel grote vragen over de uitslag van de aanbesteding en de stelling dat ons ingediende prijs onaanvaardbaar hoog zou zijn. Onze vragen luiden als volgt:
1. Het valt ons op dat wij voor het onderdeel 'Prijs' een score hebben behaald van nul. Dit is rekenkundig niet mogelijk wanneer wordt gekeken naar het gehanteerde model. Vriendelijk willen wij Stedin hierbij dan ook verzoeken een juiste berekening voor het onderdeel 'Prijs' aan ons kenbaar te maken. Enkel op die manier kunnen wij ons vergelijken met andere inschrijvers en dit is een essentiële vereiste voor een gunningsbeslissing.
2. U stelt dat onze prijs niet marktconform zou zijn. Kunt u aangeven waarop u dit baseert? Het enkele feit dat wij een hogere dossierprijs hebben ingediend dan andere inschrijvers is onvoldoende voor deze constatering.
3. U verwijst in de gunningsbeslissing naar de raming van Stedin. Kunt u gemotiveerd aangeven waar deze raming op is gebaseerd? Daarbij verzoeken wij u met name in uw antwoord aan te geven of bij deze raming ook rekening is gehouden met de opbrengst van dossiers die wel tot incasso leiden.
4. Uit de gunningsbeslissing leiden wij af dat de winnende inschrijvers met prijzen hebben ingeschreven die factoren lager ligt dan onze prijzen. Kan Stedin gemotiveerd aangeven op welke wijze Stedin heeft geverifieerd dat deze prijzen reëel (dus vanuit kostenperspectief te verantwoorden) en marktconform zijn? Kan Stedin daarbij eveneens bevestigen dat Stedin onderzocht heeft dat er geen sprake is van een manipulatieve inschrijving?
5. Op welke manier heeft Stedin uitgesloten dat de winnende inschrijvingen de prijzen die zij hebben gehanteerd mede hebben gehanteerd vanwege de te verwachten opbrengsten uit dossiers die wel tot succesvolle incasso leiden?
(…)”.
2.12.
Stedin heeft op 7 juli 2023 gereageerd op het onder 2.11 bedoelde bericht van LAVG. In de reactie van Stedin staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…) Hieronder zet Stedin de antwoorden uiteen op de door u gestelde vragen.
1. In deel 2.3. (Gunningscriteria) treft u onder hoofdstuk 3 'Gunningscriterium Prijs' aan. In deze paragraaf staat uitgewerkt op welke manier de prijs wordt beoordeeld. Ook staat de formule in deze paragraaf weergegeven: "
De score op de 'Prijs' wordt als volgt vastgesteld. De Inschrijving met de laagste prijs per berekeningsgrondslag krijgt het maximum aantal punten. De overige Inschrijvingen krijgen een score gerelateerd aan in welke mate de prijs van de laagste prijs afwijkt met een minimum van 0 punten".
Uw Inschrijfprijs lag (veel) hoger waardoor er sprake was van een negatieve score (-313 punten). Zoals hierboven beschreven wordt er dan een minimum van 0 punten toegekend.
2. De uitgevraagde dienstverlening is niet nieuw voor Stedin. Stedin weet wat er nu aan haar diverse opdrachtnemers afgerekend wordt voor de gevraagde dienstverlening. Hierbij is ook gekeken naar de prijzen van de afgelopen vier (4) jaar.
Daarnaast hebben wij de inschrijfprijzen van de andere inschrijvers meegenomen in de beoordeling op marktconformiteit. In totaal hebben vijf marktpartijen een inschrijving ingediend, hetgeen naar onze mening een goede maatstaf geeft voor de marktconformiteit van de ingediende prijzen. Zoals aangegeven in de gunningsbeslissing van 30 juni, is de totaalprijs van uw inschrijving ongeveer dubbel zo hoog is als de gemiddelde totaalprijs van de andere inschrijvers en zijn ook meerdere van uw dossierprijzen een veelvoud hoger dan de dossierprijzen van de andere inschrijvers.
Op basis hiervan hebben wij vastgesteld dat door LAVG ingediende prijzen niet overeenstemmen met hetgeen in de markt gebruikelijk is voor opdrachten van een soortgelijke aard en omvang, en daarom niet marktconform zijn.
3. Stedin heeft in de Selectieleidraad haar raming van € 500.000,- per jaar kenbaar gemaakt. Deze raming komt voort uit de huidige en de te verwachte dossiers die overgedragen zullen worden aan een gerechtsdeurwaarder en de geraamde dossierprijzen. Met deze raming is geen rekening gehouden met de opbrengst van dossiers die tot incasso leiden.
4. Deze vraag sluit nauw aan bij de door u gestelde vraag onder punt 2. Wij hebben ook de door de winnende inschrijvers ingediende prijzen getoetst op reële en marktconforme prijzen en of sprake zou kunnen zijn van manipulatieve inschrijvingen. De marktconformiteit is getoetst met kennis van de huidige prijzen, ervaringen uit het verleden en de nieuw ingediende prijzen door de vijf geselecteerde partijen. Geconstateerd is dat de prijzen van de twee winnende inschrijvers, en ook die van de andere afgevallen inschrijvers, daarmee in lijn liggen en daarom marktconform zijn. Ook de ingediende dossierprijzen zijn niet dermate laag of afwijkend dat deze naar onze beoordeling vanuit kostenperspectief niet te verantwoorden zouden zijn of dat daarmee de beoordelingssystematiek zou (kunnen) worden gemanipuleerd. Van niet-reële prijzen of een manipulatieve inschrijving van de begunstigde inschrijvers is daarom geen sprake.
5. In het prijzenblad zijn prijzen opgevraagd voor non-incasso dossiers, zodat de opbrengsten uit incasso dossiers hier geen onderdeel van uitmaken. Voor wat betreft de opbrengsten uit dossiers die wel tot succesvolle incasso leiden, heeft Stedin in de aanbestedingsprocedure partijen geselecteerd die ervaring hebben met bulkportefeuilles en met soortgelijke opdrachtgevers (netbeheerder, energie- of waterbedrijf) en heeft Stedin alle inschrijvers gelijke informatie verstrekt, zodat inschrijvers zo nodig een eigen inschatting/analyse van de verwachten kosten zouden kunnen maken.
(…)”.

3.Het geschil

3.1.
LAVG vordert, na eerst vermeerdering en vervolgens vermindering van eis, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. Stedin te gebieden de gunningsbeslissing in te trekken, en de inschrijving van LAVG alsnog geldig te verklaren, de inschrijving van de beoogd winnaars en de inschrijvingen van Bosveld, Inkassier en Syncasso, die inhoudelijke kennis hebben van de door Stedin aanbestede werkzaamheden, ongeldig te verklaren en met inachtneming hiervan een nieuwe gunningbeslissing te nemen;
subsidiair:
2. Stedin te gebieden de gunningsbeslissing in te trekken, en met inachtneming van het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis een hernieuwde gunningsbeslissing te nemen;
meer subsidiair:
3. Stedin te gebieden de aanbestedingsprocedure te staken en gestaakt te houden en haar te gebieden tot heraanbesteding over te gaan, zo zij de opdracht nog wil gunnen;
uiterst subsidiair:
4. de voorzieningen te treffen die de voorzieningenrechter geraden acht;
in alle gevallen:
5. Stedin te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten en wettelijke rente.
3.2.
Stedin voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van LAVG, met veroordeling van LAVG in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Kern van het geschil
4.1.
In geschil is of Stedin de prijzen in de inschrijving van LAVG terecht als niet-marktconform en onaanvaardbaar hoog heeft aangemerkt en of zij de inschrijving om die reden terzijde kon leggen.
Inhoudelijk primair en subsidiair
4.2.
Met de vordering onder 1 vordert LAVG in de eerste plaats om Stedin te gebieden haar inschrijving geldig te verklaren. De voorzieningenrechter beschikt over te weinig informatie om die vordering te kunnen toewijzen. De beperkte informatie die in dit kort geding beschikbaar is, duidt erop dat LAVG niet-marktconform in de zin van artikel 6.9 van de aanbestedingsvoorwaarden heeft ingeschreven. Vast staat dat zij heeft ingeschreven met een prijs van € 690.342,50 per jaar voor non-incasso. Die prijs ligt vele malen hoger dan de in de uitvraag op dit onderdeel geraamde waarde van € 250.000,00 per dienstverlener per jaar en is blijkbaar ook vele malen hoger dan de prijzen van alle andere inschrijvers die kennelijk wel hebben ingeschreven met een prijs die rondom die waarde ligt. Tegen de geraamde waarde heeft LAVG bovendien nimmer bezwaar gemaakt.
In de aanbestedingsvoorwaarden (artikel 6.9) is duidelijk gemaakt welke voorwaarden Stedin stelde ter voorkoming van een manipulatieve inschrijving. Een van die voorwaarden was dat er realistische en marktconforme prijzen moesten worden aangeboden. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is, zonder nadere informatie, niet aannemelijk dat LAVG dat heeft gedaan. Ten slotte wordt nog overwogen dat Stedin zich erop heeft beroepen dat LAVG op twee prijscomponenten de laagste dossierprijs van alle inschrijvers heeft aangeboden. Als, in de visie van LAVG, de dan blijkbare hogere prijscomponenten van andere inschrijvers manipulatief zijn, dan valt zonder nadere toelichting niet in te zien waarom zij zelf dan wel marktconform en niet-manipulatief ingeschreven zou hebben.
4.3.
De vordering om de inschrijvingen van de huidige contractspartijen van Stedin ongeldig te verklaren, wordt ook afgewezen. Dat is om te beginnen het geval vanwege de in de tekst van de vordering opgenomen reden voor ongeldigverklaring. Door te vorderen zoals zij doet, koppelt LAVG de gewenste ongeldigverklaring louter aan de inhoudelijke kennis van de genoemde drie inschrijvers. Andere inhoudelijke argumenten die niet raken aan de inhoudelijke kennis van bedoelde inschrijvers blijven hierna daarom (nagenoeg) buiten beschouwing.
Uit de aanbestedingsstukken was voor LAVG kenbaar, althans had dat moeten zijn, dat zittende dienstverleners deelnamen aan de gunningsfase van de opdracht. Inherent aan de positie van een zittende dienstverlener is dat zij een bepaalde kennisvoorsprong heeft. Dat is onvermijdelijk en niet zonder meer onrechtmatig. De aanbestedende dienst dient in dat geval wel een gelijk speelveld te creëren voor alle potentiële inschrijvers en hen in gelijke mate in staat te stellen een concurrerende inschrijving te doen. Dat betekent niet dat verschillen die tussen potentiële inschrijvers bestaan volledig hoeven te worden geëlimineerd.
De wijze waarop Stedin de aanbesteding heeft ingericht brengt, naar voorlopig oordeel, niet mee dat de mogelijke kennisvoorsprong van zittende dienstverleners op voor de inrichting van de inschrijving wezenlijke punten tot ongelijke kansen voor de overige inschrijvers heeft geleid. Daarvoor is het volgende van belang. De kwaliteitsscore van LAVG was nagenoeg gelijk aan die van de winnende inschrijver en gelijk aan die van de als tweede geëindigde partij. Stedin heeft onbetwist betoogd dat geen van de zittende dienstverleners een compleet overzicht had van prijzen, marges, aantallen dossiers en incasso- en slagingspercentages. Meer specifiek heeft Stedin benoemd dat Bosveld twee raamovereenkomsten heeft en daarmee kennis draagt van minder dan de helft van alle overgedragen dossiers en dat de andere kantoren kennis hebben van minder dan een kwart van alle overgedragen dossiers wat dan ook nog eens ziet op slechts één van beide uitgevraagde diensten. De voorzieningenrechter voegt daar, ten overvloede, nog aan toe dat Stedin, zo volgt uit de selectieleidraad, in deze aanbesteding bovendien implementatie van aanvullende (nieuwe) functies heeft uitgevraagd.
Daar komt het volgende nog bij. LAVG heeft voorafgaand aan het indienen van haar inschrijving niet aangegeven te beschikken over onvoldoende relevante informatie om een concurrerende inschrijving in te dienen. Zij heeft op dat moment evenmin aangegeven dat in haar visie sprake was van een onrechtmatige kennisvoorsprong van de zittende dienstverleners. De afgewezen inschrijvers hebben dat evenmin gedaan. Dat Stedin heeft geweigerd informatie over ‘de performance’ van andere inschrijvers met de vragensteller te delen, was, gelet op de vertrouwelijkheid daarvan, maar ook gelet op de wel gedeelde targets waarvan is aangegeven dat deze een reële weergave van de huidige situatie zijn, naar voorlopig oordeel gerechtvaardigd.
4.4.
De met vordering 1 ook nog gevorderde nieuwe gunningsbeslissing moet, gelet op het hiervoor overwogene, hetzelfde lot delen als de andere onderdelen van die vordering.
4.5.
Met de subsidiaire vordering onder 2 wil LAVG bereiken dat Stedin de gunningsbeslissing intrekt en een nieuwe gunningsbeslissing neemt. Die vordering is, gelet op randnummer 3.1 van de dagvaarding gegrond op i) de kennisvoorsprong van de zittende contractspartijen, ii) de niet-marktconforme prijzen die de winnende inschrijvers hebben aangeboden en iii) de manipulatieve en/of abnormaal lage inschrijvingen van de winnende inschrijvers, waarbij Stedin bovendien tekortgeschoten is in haar onderzoeks- en motiveringsplicht.
De gestelde kennisvoorsprong is hiervoor al beoordeeld en kan, gelet op het daar gegeven oordeel, geen grond vormen voor toewijzing van de subsidiaire vordering. Bovendien raakt de vermeende kennisvoorsprong niet aan (de motivering van) de gunningsbeslissing.
Voor wat betreft de prijzen van de winnende inschrijvers is hiervoor al geoordeeld dat LAVG enerzijds te weinig informatie heeft verstrekt om die conclusie te kunnen trekken en anderzijds Stedin voldoende heeft gesteld over de non-marktconforme prijzen van LAVG.
4.6.
Alleen het derde door LAVG opgeworpen punt, de onderzoeks- en motiveringsplicht raakt aan (de motivering van) de gunningsbeslissing. LAVG doet daartoe een beroep op het Sopra-arrest (HvJ EU) van 11 mei 2023, ECLI:EU:C:2023:396). De voorzieningenrechter overweegt hierover als volgt.
Op grond van het Sopra-arrest moet een aanbestedende dienst in twee fasen
beoordelen of een ontvangen inschrijving een abnormaal karakter heeft. In
fase 1moet de aanbestedende dienst beoordelen of de in de offerte voorgestelde prijs of kosten abnormaal laag lijkt/lijken. Het gaat hier om een beoordeling 'op het eerste gezicht', dus niet om een onderzoek van elke offerte in detail. Als die aanwijzingen er niet zijn, kan de aanbestedingsprocedure worden vervolgd.
Als die aanwijzingen er wel zijn, belandt de aanbestedende dienst in
fase 2. Dat is ook het geval als een andere inschrijver uitdrukkelijk verzoekt om te rechtvaardigen waarom de aanbestedende dienst de gekozen offerte niet als abnormaal laag heeft beschouwd. In fase 2 dient de aanbestedende dienst de samenstelling van de offerte te onderzoeken om zich ervan te vergewissen dat die niet abnormaal laag is, maar niet eerder dan nadat een afgewezen inschrijver bij schriftelijk en met redenen omkleed verzoek heeft gevraagd om uiteen te zetten waarom de geselecteerde offerte abnormaal laag wordt geacht. Dat past bij het in Nederland gebruikelijke criterium dat een afgewezen of ongeldig verklaarde inschrijver grondig moet onderbouwen dat en waarom sprake is van gerede twijfel bij de gehonoreerde inschrijving.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat partijen niet in fase 2 terechtgekomen zijn. LAVG heeft allereerst nagelaten, na de gunningsbeslissing, voorafgaand aan dit kort geding, gemotiveerd, met relevante en deugdelijk onderbouwde argumenten, haar twijfel over de door de winnende inschrijvers aangeboden prijzen aan Stedin bekend te maken. Vraag 4 in haar bericht van 5 juli 2023 geldt niet als een zodanig gemotiveerd verzoek. Gelet hierop kon Stedin volstaan met het verrichten van enkel het onderzoek als bedoeld in fase 1. Stedin heeft schriftelijk en ook ter zitting toegelicht dat haar uit dat (geëxpliceerde) onderzoek niet is gebleken van aanwijzingen dat de door de winnende inschrijvers voorgestelde prijzen abnormaal laag zijn. Stedin achtte voor die conclusie relevant dat de geraamde waarde van de opdracht per dienstverlener € 250.000,00 (min of plus 30%) was, dat vier van de vijf inschrijvers zich aan die raming hebben gehouden en dat alleen LAVG een prijs heeft voorgesteld die boven de totaal geraamde waarde van de opdracht ligt. In die situatie heeft Stedin dan niet meer hoeven doen dan zij heeft gedaan: in haar motivering opnemen waarom ze de prijzen van de andere inschrijvers wel en de prijs van LAVG niet marktconform vindt.
De subsidiaire vordering onder 2 wordt daarom ook afgewezen.
4.7.
De meer subsidiaire vordering onder 3 wordt afgewezen, omdat, mede in het licht van alles wat hiervoor is overwogen, overigens niet is gebleken van gebreken in de aanbestedingsstukken en -procedure die het staken daarvan kunnen rechtvaardigen (en waarom dan). De uiterst subsidiaire vordering onder 4 is een veegvordering. Toewijzing daarvan stuit alleen al af op de onbepaaldheid van die vordering.
4.8.
LAVG wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van dit geding. De kosten aan de zijde van Stedin worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.755,00
De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt LAVG in de proceskosten, aan de zijde van Stedin tot op heden begroot op € 1.755,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.1734/2009