ECLI:NL:RBROT:2023:9415

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
ROT 23/1339
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van te veel ontvangen WIA-uitkering en recht op vervolguitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 september 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Desloover, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. T. Rook. Eiser ontving vanaf 14 maart 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering en heeft op 16 mei 2019 doorgegeven dat hij als zelfstandige werkt. Het UWV heeft de uitkering van eiser definitief berekend over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 en heeft € 10.934,25 bruto als teveel ontvangen uitkering teruggevorderd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV heeft het besluit gehandhaafd.

De rechtbank heeft beoordeeld of het UWV terecht de WIA-uitkering van eiser heeft herzien en de teveel ontvangen uitkering heeft teruggevorderd. Eiser betwistte de beslissing van het UWV en stelde dat het UWV zijn loonaanvullingsuitkering impliciet had omgezet naar een vervolguitkering. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV correct had gehandeld. Eiser had recht op een WGA-vervolguitkering in plaats van een loonaanvullingsuitkering, omdat hij niet voldeed aan de inkomenseisen. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht het teveel betaalde voorschot van eiser moest terugvorderen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg. Eiser heeft geen recht op vergoeding van proceskosten of griffierecht, omdat hij in beroep geen gelijk heeft gekregen. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, en is verzonden op 29 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1339

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Desloover),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. T. Rook).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) definitief berekend over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 en € 10.934,25 bruto als teveel ontvangen uitkering teruggevorderd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 1 februari 2023.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser ontvangt vanaf 14 maart 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering. Op 16 mei 2019 heeft eiser met het wijzigingsformulier doorgegeven dat hij sinds 1 mei 2019 als zelfstandige werkt. Met de beslissing van 29 december 2020 heeft het UWV eiser medegedeeld dat hij vanaf 14 maart 2021 in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. De uitkering die eiser ontvangt is een voorschot.
2. Vervolgens heeft het UWV met de gegevens die zij van de Belastingdienst heeft ontvangen, de definitieve uitkering over de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 berekend en de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat het voorschot dat eiser over de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 heeft ontvangen hoger is dan de uitkering waar hij recht op had. Eiser heeft een bedrag van € 10.934,25 bruto teveel ontvangen, dat bedrag moet hij terugbetalen.
4. De fiscale winst van eiser over 2021 is € 6.428,-. Eisers inkomsten als zelfstandige over 2021 zijn dan gemiddeld € 535,67 per maand en dat is minder dan 50% van het bedrag dat hij volgens de arbeidsdeskundig kan verdienen. Dit betekent volgens het UWV dat eiser vanaf 14 maart 2021, dus na afloop van de loongerelateerde uitkering, recht heeft op een WGA-vervolguitkering in plaats van een loonaanvullingsuitkering. Daarom moet het bij wijze van voorschot teveel betaalde bedrag ter hoogte van € 10.934,25 worden teruggevorderd.

Wat vindt eiser

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt – samengevat – dat het UWV zijn loonaanvullingsuitkering nogal impliciet heeft omgezet naar een vervolguitkering. In het besluit van 29 december 2020 staat expliciet dat eiser in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Nergens in het besluit wordt kenbaar gemaakt dat het een voorlopige uitkering is. Uitsluitend in de laatste alinea van de toelichting staat dat de betaling ‘een voorschot’ zou betreffen. Eiser heeft grote moeite met de nogal impliciete wijze waarop het UWV besluiten meent te kunnen nemen.
6. Eiser heeft begrepen dat het UWV een fout heeft gemaakt bij de toekenning van de loonaanvullingsuitkering. In 2019 heeft eiser nog een nabetaling van zijn voormalig werkgever ontvangen, welk bedrag, zoals eiser het heeft begrepen, is meegenomen bij de beoordeling van de feitelijke verdiensten. Die nabetaling had niet meegenomen mogen worden, zodat de toekenning van de loonaanvullingsuitkering feitelijk het gevolg is van een onjuiste berekening/beoordeling door het UWV. Eiser acht het bezwaarlijk dat hij door deze fout in de problemen is gekomen.
7. Eiser betwist de fiscale winst over 2021 niet. Maar het was hem toentertijd absoluut niet duidelijk wat zijn fiscale winst was. Hij heeft daar destijds met het UWV over gebeld, maar die konden hem niet veel wijzer maken.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht de WIA-uitkering van eiser over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 heeft herzien en de teveel ontvangen uitkering van € 10.934,25 heeft teruggevorderd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.
9. De rechtbank vindt, anders dan eiser, niet dat het UWV de loonaanvullingsuitkering van eiser op impliciete wijze heeft omgezet naar een vervolguitkering. Met het besluit van 29 december 2020 is eiser geïnformeerd over zijn WIA-uitkering. Aan eiser is een loonaanvullingsuitkering toegekend. In het besluit wordt ook uitgelegd tot wanneer eiser deze loonaanvullingsuitkering krijgt. In dit besluit staat dat als eiser 35 tot 80% arbeidsongeschikt is, hij deze uitkering krijgt tot dat hij minder dan de helft verdient van wat hij nog kan verdienen. De loonaanvullingsuitkering wordt dan ingezet in een vervolguitkering en eisers inkomen gaat dan omlaag. In de toelichting wordt vervolgens uitgelegd dat eiser volgens de arbeidsdeskundige nog € 1.860,41 per maand kan verdienen. En dat hij nu 50 tot 100% van dit maandinkomen verdient. Ten slotte wordt in het besluit van 29 december 2020 uitgelegd dat omdat eiser werkt, zijn uitkering nog niet definitief vastgesteld kan worden en dat de betaling daarom een voorschot is op basis van een schatting van zijn inkomen. Eiser zegt dat nergens in het besluit wordt genoemd dat het een voorschot betreft en dat dit pas in de laatste alinea van de toelichting staat vermeld. De rechtbank merkt op dat de toelichting onderdeel is van het besluit. In welke alinea bepaalde informatie staat opgenomen is niet relevant.
10. Eiser heeft expliciet aangegeven dat hij de fiscale winst over 2021 niet betwist. Dat eiser niet aan de voor hem geldende inkomenseis heeft voldaan is dus niet in geschil. Gelet op het bepaalde in artikel 60 eerste en tweede lid van de Wet WIA had eiser in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 dus recht op een vervolguitkering en niet op een loonaanvullingsuitkering. Uit artikel 77 eerste lid van de Wet WIA volgt dat het UWV verplicht is om onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen. Dat geldt ook voor een voorschot dat achteraf onverschuldigd blijkt te zijn betaald. Op grond van artikel 77 vierde lid van de Wet WIA kan het UWV alleen van terugvordering afzien indien daarvoor dringende redenen bestaan. Eiser heeft niet gesteld dat sprake is van dringende redenen en hiervan is de rechtbank ook niets gebleken. Het UWV moest het teveel betaalde voorschot dan ook van eiser terugvorderen.
11. Volgens eiser is de toekenning van de loonaanvullingsuitkering het gevolg van een onjuiste berekening/beoordeling door het UWV. Eiser vind het bezwaarlijk dat hij hierdoor in de problemen komt. De rechtbank merkt op dat deze grond in feite gericht is tegen de beslissing van 29 december 2020, de toekenning van de loonaanvullingsuitkering. Deze beslissing staat in rechte vast. De rechtbank kan in deze procedure geen oordeel geven over deze beslissing. De rechtbank kan in deze procedure namelijk alleen een oordeel geven over hetgeen is bepaald in het bestreden besluit.

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur

12. Voor zover eiser bedoelt te stellen dat sprake is van schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur, merkt de rechtbank op dat niet is gebleken van schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.

Conclusie en gevolgen

13. Het UWV heeft terecht beslist dat eiser over de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 te veel uitkering heeft ontvangen en daarom een bedrag van € 10.934,25 moet terugbetalen.
14. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 29 september 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.