ECLI:NL:RBROT:2023:9391

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
10/039314-23 / TUL VV: 13/728044-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van invoer van cocaïne en veroordeling voor wederrechtelijk verblijven op haventerrein

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Egypte in 1999, die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van cocaïne en het wederrechtelijk verblijven op een besloten plaats op het haventerrein. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van de invoer van ruim 60 kilogram cocaïne, omdat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte had zich op 11 maart 2023 samen met een medeverdachte toegang verschaft tot het EMO-haventerrein door zich voor te doen als technisch monteurs, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de invoer van de cocaïne die op 13 maart 2023 werd aangetroffen. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het meermalen wederrechtelijk verblijven op het haventerrein, waarvoor hij een gevangenisstraf van 167 dagen kreeg opgelegd, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging gedaan, waarbij de verdachte al eerder was veroordeeld in een andere zaak. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10.039314.23
Parketnummer vordering TUL VV: 13/728044-20
Datum uitspraak: 3 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] (Egypte) op [geboortedatum01] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. A.W.J. van Galen, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. het medeplegen van de invoer van ruim 60 kilogram cocaïne, subsidiair het medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe in de periode van 11 maart 2023 tot 13 maart 2023;
2. het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne in de periode van 1 december 2022 tot 10 maart 2023;
3. het meermalen wederrechtelijk verblijven op een besloten plaats op het haventerrein in de periode van 1 februari 2023 tot 11 maart 2023.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Pereth heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en het onder 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich meldt bij de reclassering, meewerkt aan een ambulante behandeling, meewerkt aan een gemeentelijk traject voor dagbesteding en de reclassering inzage geeft in zijn financiële situatie;
  • tenuitvoerlegging van het nog niet ten uitvoer gelegde voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 13/728044-20, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Vrijspraak feit 1 subsidiair
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte op 11 maart 2023, met de medeverdachte met tassen en/of rugzakken aanwezig is geweest op het EMO-haventerrein en op het uit [naam schip01] afkomstige schip [naam schip02] . Met behulp van een valselijk opgestelde e-mail zijn zij aangemeld bij de beveiliging als technisch monteurs. Vervolgens zijn zij in fluorescerende werkkleding verschenen bij het haventerrein en hebben zij toegang verkregen tot het haventerrein en het schip. Op 13 maart 2023 zijn twee personen aangehouden die zich toegang hadden verschaft tot hetzelfde schip ( [naam schip02] ) en die zich daarbij op dezelfde wijze hadden aangemeld als de verdachte en de medeverdachte. Op 13 maart 2023 werd aan boord van het schip ruim 60 kilo cocaïne aangetroffen. De verdachte heeft geen geloofwaardige verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid op het schip op 11 maart 2023. Zelfs als de verklaring van de verdachte wordt gevolgd, namelijk dat hij de opdracht had gekregen om te kijken of het zou lukken om onbevoegd het schip te betreden, heeft de verdachte door dit te doen op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat er veel drugs via de haven het land binnenkomen.
4.3.2.
Beoordeling
De hoeveelheid cocaïne, ten aanzien waarvan de verdachte de voorbereidings- dan wel bevorderingshandelingen onder 1 subsidiair worden verweten, is op 13 maart 2023 aangetroffen op het cargoschip [naam schip02] in de Rotterdamse haven. De enige aanwijzing in het dossier van betrokkenheid van de verdachte bij deze partij cocaïne vormt zijn aanwezigheid op dit schip op 11 maart 2023, waarbij hij zich de toegang tot het terrein van EMO en het schip heeft verschaft door, samen met zijn medeverdachte, een valse hoedanigheid van onderhoudsmonteur aan te nemen. Deze aanwijzing vormt echter onvoldoende bewijs voor de tenlastegelegde voorbereiding c.q. bevordering in het kader van de Opiumwet door de verdachte. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, blijkt bovendien uit het dossier niet dat de op 13 maart 2023 aangehouden (en inmiddels voor de invoer van voornoemde hoeveelheid cocaïne veroordeelde personen) zich op
dezelfdevalselijke wijze zouden hebben aangemeld als de verdachte en medeverdachte.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in
de periode van 19februari 2023 tot en met 11 maart 2023 te Rotterdam,
meermalen,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het terrein van Europees Massagoed
Overslagbedrijf (EMO), gelegen aan de Missouriweg 25,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader zich de toegang hebben
verschaft tot die besloten plaats door middel van een vals kostuum en/of een valse
hoedanigheid en/of misleiding van een persoon, belast met de bewaking van die
plaats,
waarbij hij, verdachte, zich al dan niet met zijn mededader op die
besloten plaats vervolgens de toegang heeft verschaft tot een
vervoermiddel bestemd voor de overslag van goederen door middel van een vals kostuum en/of een
valse hoedanigheid en/of misleiding van een persoon, belast met de bewaking van
die plaats,
door zich (telkens) valselijk voor te doen als een medewerker van het bedrijf
[naam bedrijf01] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in
cursiefverbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen en het zich de toegang verschaffen tot een plaats bestemd voor distributie, opslag of overslag van goederen door middel van een vals kostuum, een valse hoedanigheid en misleiding van een persoon, belast met de bewaking van die plaats, meermalen gepleegd, terwijl het feit eenmaal wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de periode van 19 februari tot 11 maart 2023 tweemaal onbevoegd verbleven op het terrein van Europees Massagoed Overslagbedrijf (EMO) waarvan eenmaal tevens op het cargoschip [naam schip02] . Op 11 maart 2023, de dag waarop hij voornoemd cargoschip betrad, was hij samen met de medeverdachte. Zij hebben het terrein en het schip onder valse voorwendselen betreden, namelijk door zich voor te doen als technisch onderhoudsmonteurs. De verdachte en de medeverdachte hebben zo de beveiliging van EMO en de bemanning van [naam schip02] misleid.
Dit is een ernstig feit. De havens van Rotterdam vormen onderdeel van een infrastructuur die essentieel is voor het economisch verkeer en het maatschappelijk leven in Rotterdam, de rest van het land en ver daarbuiten. Het is een feit van algemene bekendheid dat de havens van Rotterdam een aantrekkingskracht hebben op georganiseerde vormen van criminaliteit. Dit maakt de infrastructuur kwetsbaar. Regelmatig bevinden zich personen onbevoegd op de haventerreinen in en rond Rotterdam. Dit verstoort het economische verkeer, omdat signalering van onbevoegde personen betekent dat (een deel van) de werkzaamheden stil moeten worden gelegd. Daarnaast brengt het hoge kosten voor beveiliging, toezicht en handhaving met zich mee. Met zijn onbevoegde aanwezigheid op het terrein van EMO en het schip [naam schip02] heeft de verdachte hieraan bijgedragen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
12 september 2023. Dit rapport houdt onder meer in dat er een beginnend patroon van verschillende feiten gericht op financieel gewon lijkt te ontstaan. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, evenals het risico op onttrekken aan voorwaarden. De verdachte loopt sinds 2021 in toezicht, hetgeen moeizaam verloopt doordat de verdachte moeite heeft om zich aan de voorwaarden te houden, daar vaak de discussie over aangaat en over zaken als dagbesteding liegt. De reclassering adviseert aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en hieraan de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, gemeentelijk traject van dagbesteding, inzage geven in financiën en een contactverbod met zijn medeverdachte in de zaak. Er zijn geen zwaarwegende contra-indicaties voor een gevangenisstraf. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
In beginsel wordt er voor overtreding van artikel 138aa van het Wetboek van Strafrecht een taakstraf opgelegd en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals ook is bepleit door de verdediging. Gelet echter op de omstandigheden van het onderhavige geval acht de rechtbank het passend en geboden te kiezen voor een zwaardere strafmodaliteit (de gevangenisstraf). Die omstandigheden zijn erin gelegen dat de verdachte het feit meermalen heeft gepleegd, waarvan eenmaal in vereniging en dat hij zich daarbij op slinkse wijze en onder valse voorwendselen de toegang tot het terrein heeft verschaft. Het voorwaardelijke strafdeel dat tevens zal worden opgelegd, dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de verdachte in het kader van een andere strafzaak (parketnummer 13/728044-20) reeds in een proeftijd loopt waaraan bijzondere voorwaarden verbonden zijn die grotendeels overeen komen met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden in de onderhavige zaak.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon (Samsung) terug te geven aan de verdachte, nu niet is gebleken dat het feit met behulp van deze telefoon is gepleegd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft teruggave van de in beslag genomen telefoon (Samsung) verzocht.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon (Samsung, goednummer [beslagnummer01] ) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 4 maart 2021 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam is de verdachte veroordeeld voor negen feiten (ter zake van de artikelen 131, 134a, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht) voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan een gedeelte groot 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De proeftijd is ingegaan op 26 november 2021.
Blijkens de justitiële documentatie van de verdachte van 30 augustus 2023 is bij beslissing van 11 oktober 2021 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam de vordering tenuitvoerlegging van dit voorwaardelijke strafdeel gedeeltelijk toegewezen, te weten voor een periode van drie maanden.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert de volledige tenuitvoerlegging van het resterende voorwaardelijke strafdeel (negen maanden), nu de verdachte zich binnen de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf en de proeftijd te verlengen met een jaar. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte al ver was in zijn proeftijd en dat het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden niet in verhouding staat tot het door de verdachte in de proeftijd gepleegde feit (overtreding artikel 138aa Sr).
9.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Gelet op de ernst van de feiten waarvoor aan de verdachte de voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd en de omstandigheid dat de verdachte zich kennelijk voor de tweede keer binnen de proeftijd niet houdt aan de algemene voorwaarde, ziet de rechtbank geen aanleiding om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf. De rechtbank ziet, gelet op het bewezenverklaarde feit in de onderhavige zaak, aanleiding om de voorwaardelijk opgelegde straf gedeeltelijk ten uitvoer te leggen, te weten voor een periode van zes maanden. Het resterende voorwaardelijke strafdeel (drie maanden) dient als stok achter de deur voor de verdachte om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 167 (honderdzevenenzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
50 (vijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: een telefoon (Samsung, goednummer [beslagnummer01] );
heft het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte op;
gelast de
gedeeltelijke tenuitvoerlegging, groot
6 (zes) maanden, van de bij vonnis van
4 maart 2021 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. J.L. Luiten en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Grubben, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
Zaak Neerboord)
hij in of omstreeks 11 maart 2023 tot en met 13 maart 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 60,92 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks 11 maart 2023 tot en met 13 maart 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van 60,92 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- zich (valselijk) per e-mail als medewerker van het bedrijf [naam bedrijf01]
aan te (laten) melden bij het Europees Massagoed Overslagbedrijf
(EMO) voor controle aan/op de/het (binnenvaart)schip/schepen [naam schip03] en/of
[naam schip01] , en/of
- zich (valselijk) als medewerker van [naam bedrijf01] voor te doen,
en/of
- ( aldus) (onbevoegd) het terrein van het EMO te betreden en/of (vervolgens) het
motorschip [naam schip02] te betreden, en/of
- een sporttas en/of een rugzak mee te nemen;
2
hij in of omstreeks 1 december 2022 tot en met 10 maart 2023 te Rotterdam
(meermalen, althans éénmaal)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I,
(telkens)
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- zich (valselijk) per e-mail als medewerker van het (niet-bestaande) bedrijf
[naam bedrijf02] aan te (laten) melden bij het Europees Massagoed Overslagbedrijf
(EMO) voor het schip “ [naam schip04] ”, en/of
- zich (valselijk) per e-mail als medewerker van het bedrijf [naam bedrijf01]
aan te (laten) melden bij het Europees Massagoed Overslagbedrijf
(EMO) voor controle van/op het/de schip/schepen “ [naam schip05] ” en/of “ [naam schip06] ”, en/of
- zich (valselijk) als medewerker van [naam bedrijf01] voor te doen,
en/of
- ( aldus) (onbevoegd) het terrein van het EMO en/of (vervolgens) het motorschip
[naam schip07] te betreden;
3
hij in of omstreeks 01 februari 2023 tot en met 11 maart 2023 te Rotterdam,
(meermalen, althans éénmaal)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of
spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of
overslag van goederen, te weten het terrein van Europees Massagoed
Overslagbedrijf (EMO), gelegen aan de Missouriweg 25,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang heeft/hebben
verschaft tot die besloten plaats door middel van een vals kostuum en/of een valse
hoedanigheid en/of misleiding van een persoon, belast met de bewaking van die
plaats,
waarbij hij/zij, verdachte, zich al dan niet met zijn/haar mededader(s) op die
besloten plaats vervolgens de toegang heeft verschaft tot een gebouw, ruimte of
vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te
weten het motorschip [naam schip02] , door middel van een vals kostuum en/of een
valse hoedanigheid en/of misleiding van een persoon, belast met de bewaking van
die plaats,
door zich (telkens) (valselijk) voor te doen als een medewerker van het bedrijf
[naam bedrijf01] .