ECLI:NL:RBROT:2023:9383

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
10401377 \ MB VERZ 23-1348
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen verkeersboete en matiging van sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een sanctie van € 370,00 ontvangen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor haar bromfiets. De gedraging vond plaats op 2 februari 2022 tijdens een registercontrole. De betrokkene heeft tijdig beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 26 september 2023 heeft de betrokkene aangevoerd dat zij haar scooter direct na ontvangst van een waarschuwingsbrief van de RDW heeft geschorst en dat het voertuig niet op de openbare weg kon worden gebruikt omdat het kapot was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen gebruik is gemaakt van het voertuig op de openbare weg en heeft de sanctie gematigd tot € 100,00, vermeerderd met € 9,00 administratiekosten. Tevens is het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen, waarbij de kantonrechter heeft geoordeeld dat enkel de proceskosten van het beroep bij de kantonrechter voor vergoeding in aanmerking komen.

De kantonrechter heeft de inleidende beschikking gewijzigd en bepaald dat de officier van justitie € 837,00 aan proceskostenvergoeding aan de betrokkene moet betalen. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.L.M. van der Wildt en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10401377 \ MB VERZ 23-1348
cjib-nummer: [nummer 1]
registratienummer: [nummer 2]
uitspraak: 10 oktober 2023
uitspraak van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
betrokkene: [betrokkene]
woonplaats: [woonplaats]
gemachtigde: Verkeersboete.nl

1.Het verloop van de procedure

Bij inleidende beschikking van 25 maart 2022 is aan betrokkene een sanctie opgelegd van € 370,00, vermeerderd met € 9,00 administratiekosten. De beschikking is opgelegd voor “voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden”, geconstateerd op woensdag 2 februari 2022 om 17:05 uur te Capelle aan den IJssel tijdens een registercontrole (feitcode A902).
Tegen deze beschikking is betrokkene tijdig bij de officier van justitie in beroep gekomen.
Op 1 augustus 2022 is (de gemachtigde van) betrokkene telefonisch gehoord.
De officier van justitie heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 17 augustus 2022 aan betrokkene verzonden.
Tegen de beslissing van de officier van justitie heeft betrokkene op 31 augustus 2022 beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 26 september 2023, waar namens de officier van justitie een vertegenwoordigster van de CVOM en de gemachtigde van betrokkene zijn verschenen.

2.De beoordeling

2.1
De termijnen en formaliteiten voor de procedure bij de kantonrechter zijn in acht genomen.
2.2
Betrokkene betwist niet de gedraging te hebben verricht. De gedraging staat dan ook vast. Betrokkene doet een beroep op bijzondere omstandigheden. In dat kader voert zij aan dat zij haar scooter meteen heeft geschorst nadat zij de brief van de RDW thuis heeft ontvangen. Betrokkene heeft deze brief gevoegd aan haar beroepschrift. Verder verwijst betrokkene naar de verklaring van haar vader. Hij bevestigt dat niet met de scooter is gereden, omdat deze bij hem in de achtertuin staat. Op de door betrokkene aan haar beroepschrift gevoegde foto’s is ook heel duidelijk te zien dat er al een hele lange periode geen gebruik is gemaakt van de scooter. De scooter is kapot en moet naar de sloop. Er is nog geen mogelijkheid geweest om deze daarheen te vervoeren. De scooter is dus voor een korte duur onverzekerd geweest. Deze is direct na ontvangst van de waarschuwingsbrief van de RDW geschorst. Het voertuig stond ook op eigen terrein stond en er kon geen gebruik van worden gemaakt op de openbare weg. Gelet op de door haar aangevoerde omstandigheden verzoekt betrokkene om de sanctie te matigen. Ten slotte verzoekt de gemachtigde van betrokkene om een proceskostenvergoeding.
2.3
Op grond van artikel 2 lid 1 WAM is degene op wiens naam een voertuig in het kentekenregister is ingeschreven verplicht voor dat motorrijtuig een verzekering af te sluiten en in stand te houden. Die verplichting bestaat zolang het voertuig in het kentekenregister staat ingeschreven. Betrokkene heeft niet weersproken dat zij op het moment van de registercontrole de kentekenhouder van het voertuig was en evenmin dat het voertuig op dat moment niet verzekerd was.
2.4
Betrokkene heeft aangevoerd dat zij haar scooter meteen heeft geschorst nadat zij de brief van de RDW thuis heeft ontvangen. Overigens is er al een hele lange periode geen gebruikgemaakt van de scooter. Deze stond op eigen terrein en er kon geen gebruik van worden gemaakt op de openbare weg. De scooter is namelijk kapot en moet naar de sloop.
2.5
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft betrokkene voldoende aannemelijk gemaakt dat geen gebruik is gemaakt en ook niet kon worden gemaakt van het voertuig op de openbare weg. De door betrokkene aangevoerde omstandigheden geven dan ook aanleiding om de sanctie te matigen tot € 100,00, vermeerderd met € 9,00 administratiekosten. Betrokkene had de schorsing van het voertuig eerder moeten aanvragen. Voor verdere matiging bestaat daarom geen aanleiding.
2.6
Het beroep is gelet op de matiging dan ook gedeeltelijk gegrond.
2.7
Het verzoek om een proceskostenvergoeding zal worden toegewezen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen in dit geval de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking. De kantonrechter ziet in de gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep aanleiding om enkel de proceskosten van het beroep bij de kantonrechter te vergoeden nu eerst bij de kantonrechter de door betrokkene (en haar gemachtigde) relevant geachte omstandigheden naar voren zijn gebracht en de officier van justitie daar in een eerder stadium geen rekening mee heeft kunnen houden. De door de gemachtigde namens betrokkene aangevoerde omstandigheden die in het onderhavig beroep hebben geleid tot een matiging van de boete en dus een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep waren immers tijdens de administratieve fase ook bekend bij de gemachtigde. In de administratieve fase heeft de gemachtigde aangevoerd dat betrokkene ten tijde van de gedraging aan het overstappen was van de ene naar de andere verzekeraar. Dat – kort gezegd – van de scooter geen gebruik kon worden gemaakt op de openbare weg is voor het eerst tijdens de procedure bij de kantonrechter aangevoerd. De officier van justitie heeft in de administratieve fase bij de beslissing op het administratief beroep hier dan ook geen rekening mee kunnen houden. De gemachtigde heeft ter zitting niet kunnen uitleggen waarom de door hem namens betrokkene aangevoerde omstandigheden in de kantonfase niet van meet af aan zijn aangevoerd, terwijl deze wel toen al bekend bij hem waren. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om ook de proceskosten van het beroep bij de officier van justitie te vergoeden. De hoogte van de vergoeding zal worden berekend aan de hand van het aantal door de gemachtigde van betrokkene verrichte proceshandelingen tijdens de procedure bij de kantonrechter. De gemachtigde van betrokkene heeft beroep ingesteld bij de kantonrechter en is bij de kantonrechter op de mondelinge behandeling verschenen. Er worden dus 2 punten van € 837,00 toegekend. Met toepassing van wegingsfactor 0,5 wordt de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 837,00.

3.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot € 100,00, vermeerderd met € 9,00 administratiekosten;
bepaalt dat wat te veel aan zekerheid is gesteld, wordt terugbetaald;
veroordeelt de officier van justitie om aan betrokkene te betalen een bedrag van € 837,00 aan proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare zitting.
53954
Wanneer de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer bedraagt dan € 110,00 of uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard op grond van het niet tijdig stellen van zekerheid, staat ingevolge artikel 14 Wahv tegen deze uitspraak hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift dient ingezonden te worden bij de kantonrechter (Postbus 50955, 3007 BS Rotterdam). Het is niet mogelijk om hoger beroep in te stellen per e-mail.
Datum toezending: