ECLI:NL:RBROT:2023:9375
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het draagkrachtverweer en de redelijke termijn van berechting in een civiele zaak
In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, is op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan in het beroep van betrokkene tegen een opgelegde sanctie. De zaak betreft de beoordeling van het draagkrachtverweer van betrokkene, die eerder in de gelegenheid was gesteld om zekerheid te stellen voor een bedrag van € 52,00. Tijdens de zitting op 11 april 2023 heeft betrokkene echter geen bewijsstukken overgelegd die zijn financiële situatie onderbouwen, ondanks dat hij daartoe was uitgenodigd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het draagkrachtverweer niet gemotiveerd was en dat de zitting op 11 april 2023 nodeloos is geweest.
De gemachtigde van betrokkene verzocht om matiging van het sanctiebedrag met 25% vanwege een vermeende overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De kantonrechter oordeelde echter dat de overschrijding van de termijn te wijten was aan het niet tijdig aanleveren van relevante informatie door betrokkene. De rechter concludeerde dat, indien de zaak eerder inhoudelijk was behandeld, er binnen de redelijke termijn een uitspraak had kunnen volgen. De termijn tussen de zitting van 25 augustus 2023 en de uitspraak op 27 oktober 2023 werd ook niet als een overschrijding van de redelijke termijn beschouwd.
Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De beslissing werd genomen met inachtneming van de relevante wetgeving, waarbij betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.