ECLI:NL:RBROT:2023:9375

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
9792611 \ MB VERZ 22-1463
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het draagkrachtverweer en de redelijke termijn van berechting in een civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, is op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan in het beroep van betrokkene tegen een opgelegde sanctie. De zaak betreft de beoordeling van het draagkrachtverweer van betrokkene, die eerder in de gelegenheid was gesteld om zekerheid te stellen voor een bedrag van € 52,00. Tijdens de zitting op 11 april 2023 heeft betrokkene echter geen bewijsstukken overgelegd die zijn financiële situatie onderbouwen, ondanks dat hij daartoe was uitgenodigd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het draagkrachtverweer niet gemotiveerd was en dat de zitting op 11 april 2023 nodeloos is geweest.

De gemachtigde van betrokkene verzocht om matiging van het sanctiebedrag met 25% vanwege een vermeende overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De kantonrechter oordeelde echter dat de overschrijding van de termijn te wijten was aan het niet tijdig aanleveren van relevante informatie door betrokkene. De rechter concludeerde dat, indien de zaak eerder inhoudelijk was behandeld, er binnen de redelijke termijn een uitspraak had kunnen volgen. De termijn tussen de zitting van 25 augustus 2023 en de uitspraak op 27 oktober 2023 werd ook niet als een overschrijding van de redelijke termijn beschouwd.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De beslissing werd genomen met inachtneming van de relevante wetgeving, waarbij betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 9792611 \ MB VERZ 22-1463
cjib-nummer: [CJIB-nummer]
registratienummer: [registratienummer]
uitspraak: 27 oktober 2023

uitspraak van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van:
betrokkene: [betrokkene]
woonplaats: [woonplaats]
gemachtigde: [naam gemachtigde]
1. De nadere beoordeling
1.1
Bij tussenbeslissing van 25 april 2023 is betrokkene in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van die beslissing zekerheid te stellen voor een bedrag van € 52,00 (inclusief administratiekosten).
1.2
Uit informatie van het CJIB van 12 juni 2023 volgt dat betrokkene zekerheid heeft gesteld in deze zaak.
1.3
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 25 augustus 2023, waar namens de officier een vertegenwoordiger van de CVOM en de gemachtigde van betrokkene zijn verschenen.
1.4
Ter zitting heeft de CVOM-vertegenwoordiger het proces-verbaal van 22 augustus 2023 overgelegd.
1.5
De gemachtigde van betrokkene handhaaft niet langer hetgeen primair is aangevoerd, maar verzoekt om het sanctiebedrag te matigen met 25% in verband met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting.
1.6
De gedraging wordt niet betwist en staat voldoende vast.
1.7
Met betrekking tot de stelling dat de redelijke termijn is overschreden wordt het volgende overwogen. Vastgesteld wordt dat op 11 april 2023 een zitting heeft plaatsgevonden om het draagkrachtverweer van betrokkene te bespreken. In de uitnodigingsbrief voor die zitting (van 1 februari 2023) staat dat betrokkene, vanwege zijn stelling dat hij geen zekerheid kan stellen, de gelegenheid krijgt om ter zitting zijn financiële omstandigheden toe te lichten en is hem verzocht stukken mee te brengen waaruit zijn financiële draagkracht blijkt, zoals salarisspecificaties, een specificatie van zijn uitkering en gegevens met betrekking tot zijn maandelijkse vaste lasten. In de brief staat verder dat als de kantonrechter oordeelt dat eerst zekerheid gesteld moet worden, de inhoudelijke bezwaren tijdens de zitting niet aan de orde komen.
Namens betrokkene zijn ter zitting van 11 april 2023 vervolgens geen stukken overgelegd die betrekking hebben op zijn financiële draagkracht. Ook is op geen enkele wijze inzicht gegeven in de financiële omstandigheden van betrokkene. Betrokkene heeft daarmee naar het oordeel van de kantonrechter geen gebruik gemaakt van de aan hem verstrekte mogelijkheid om zijn financiële situatie toe te lichten. Integendeel, vastgesteld moet worden dat het draagkrachtverweer kennelijk nodeloos is opgeworpen en dat de zitting van 11 april 2023 onnodig is geweest. Was de zaak toen inhoudelijk behandeld, dan was er op 25 april 2023 en dus binnen de redelijke termijn van berechting, een uitspraak geweest. Een en ander leidt tot het oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn in dit geval toe te rekenen valt aan (de gemachtigde van) betrokkene. Voor een matiging met 25% op grond van de stelling dat de redelijke termijn is overschreden is daarom geen reden.
De omstandigheid dat na de zitting van 25 augustus 2023 niet binnen twee weken een uitspraak is gevolgd leidt niet tot een ander oordeel omdat de termijn tussen 25 augustus 2023 en de datum van de onderhavige uitspraak (twee maanden en twee dagen) ook als die na de zitting van 25 april 2023 in acht was genomen niet tot een overschrijding van de redelijke termijn had geleid.
1.8
Nu niet gebleken is van andere feiten of omstandigheden op grond waarvan de sanctie behoort te worden gematigd, zal het beroep ongegrond worden verklaard. Bij die uitkomst bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

De beslissing

De kantonrechter:
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek tot een proceskostenvergoeding af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare zitting.
885
Wanneer de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer bedraagt dan € 110,00 staat ingevolge artikel 14 Wahv tegen deze uitspraak hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift dient ingezonden te worden bij de kantonrechter (Postbus 50955, 3007 BS Rotterdam). De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht. Het is niet mogelijk om hoger beroep in te stellen per e-mail.
Datum toezending: