ECLI:NL:RBROT:2023:9372

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
10.244649.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor handel en aanwezig hebben van verschillende soorten harddrugs en het voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 3 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1971, die werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in harddrugs en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de handel in harddrugs en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De feiten vonden plaats tussen 21 oktober 2022 en 7 december 2022 in Rotterdam en Schiedam. De verdachte werd op 7 december 2022 aangehouden in een woning waar zowel harddrugs als een vuurwapen werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het aanwezig hebben van de drugs en het vuurwapen, maar dat er wel voldoende bewijs was voor de handel in harddrugs. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en de rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen geldbedragen van respectievelijk vijftienduizend euro en negenhonderd euro bevolen. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meeweegt in de strafmaat. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de gevangenisstraf opgelegd, met een proeftijd van twee jaar voor het voorwaardelijke deel van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.244649.22
Datum uitspraak: 3 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1971,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 12 juni en 19 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
  • verbeurdverklaring van de twee in beslag genomen geldbedragen van respectievelijk
vijftienduizend euro en negenhonderd euro.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt van de verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde aanwezig hebben van respectievelijk een vuurwapen, heroïne en cocaïne. In de woning waar deze goederen zijn aangetroffen, de [adres02] te Rotterdam, verbleef niet de verdachte, maar iemand anders. Deze lezing wordt op geen enkele wijze weersproken door de inhoud van het dossier. De verdachte beschikte weliswaar over sleutels van deze woning, maar niet vastgesteld kan worden wanneer de goederen in de woning terecht zijn gekomen en evenmin dat de verdachte daar wetenschap van had.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank verstaat de tenlastelegging wat betreft feit 1 zo dat impliciet primair ten laste is gelegd het handelen in harddrugs en impliciet subsidiair ten laste is gelegd uitsluitend het aanwezig hebben van harddrugs, telkens al dan niet opzettelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank duiden met name de tapverslagen in het dossier op samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte. Als de medeverdachte een bestelling kreeg, gaf hij dit door aan de verdachte en vervolgens werd er voor zorg gedragen dat de medeverdachte de beschikking kreeg over de bestelde waar zodat hij deze kon afleveren. De verdachte heeft de handel in verdovende middelen gedurende twee maanden ook bekend.
Het dossier bevat echter onvoldoende concrete bewijsmiddelen om vast te stellen dat de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad op het in de tenlastelegging opgenomen moment van de afzonderlijk genoemde hoeveelheden harddrugs, zoals deze werden aangetroffen op de verschillende adressen. Van deze onderdelen van het ten laste gelegde zal de verdachte dan ook worden vrijgesproken. De rechtbank leest de opsomming van adressen en bijbehorende hoeveelheden harddrugs in de tenlastelegging en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen als indicatie van het begrip ‘handel’.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De woning waarin het onder 2 ten laste gelegde vuurwapen en de onder 3 ten laste gelegde heroïne en cocaïne tijdens de doorzoeking op 7 december 2022 werden aangetroffen, betreft de woning op welk adres de verdachte staat ingeschreven en waarvan de verdachte de sleutels op de datum van zijn aanhouding in zijn bezit had. In de woning werden bovendien zowel het paspoort van de verdachte als de paspoorten van zijn gezin aangetroffen, hetgeen persoonlijke, waardevolle documenten zijn. Onder deze omstandigheden kan in beginsel worden aangenomen dat de overige in de woning liggende spullen, waaronder het aangetroffen vuurwapen, de heroïne en de cocaïne van de verdachte waren, althans dat de verdachte deze voorhanden respectievelijk aanwezig heeft gehad. Temeer nu deze spullen niet in verborgen ruimtes zijn aangetroffen maar op en in een kledingkast op de slaapkamer, in welke kleding kast ook de persoonlijke documenten van de verdachte en zijn kinderen zijn aangetroffen en in de doucheruimte. Dit kan anders zijn als er concrete aanwijzingen zijn waaruit blijkt dat ook anderen gebruik maakten van de woning. Behalve de kale stelling van de verdachte dat er iemand anders verbleef, zijn die aanwijzingen er niet. Het verweer wordt verworpen.
Gelet op het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk medeplegen van de handel in harddrugs als onder 1 bewezen verklaard en aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en het aanwezig hebben van heroïne en cocaïne als onder respectievelijk 2 en 3 ten laste gelegd.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2022 tot en met 7 december 2022 te Rotterdam en/of Schiedam, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een handelshoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne
zijnde heroïne en/of cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
waarvan
de verkoop/
hetafleveren
– onder meer –blijkt uit het aantreffen van 104,32 gram, althans een hoeveelheid, cocaïne aan [naam01] ;
2.
hij op 7 december 2022 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Smith & Wesson, type 10, kaliber .38 Special zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 7 december 2022 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 11064,9 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne
en ongeveer
11,7gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
telkenseen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
3.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zowel de handel in als het aanwezig hebben van verschillende soorten harddrugs. De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Dit zijn ernstige feiten. Harddrugs zijn voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stoffen. Het gebruik van deze middelen is daarnaast ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de met de verdere verspreiding van harddrugs gepaard gaande criminaliteit. De verdachte heeft zich hier niets van aangetrokken en zich kennelijk laten leiden door eigen financieel gewin. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt onaanvaardbare risico’s met zich en veroorzaakt eveneens gevoelens van onveiligheid in de samenleving, temeer doordat dergelijke wapens niet zelden worden gebruikt bij het plegen van andere strafbare feiten. Zeker in de context van drugscriminaliteit. De rechtbank ontleent hieraan de indruk dat de verdachte ernstig betrokken is in de drugshandel. In de stad Rotterdam wegen voor de rechtbank deze omstandigheden ernstig in het nadeel van de verdachte mee, gezien het vele drugsgeweld dat de stad treft.
In het voordeel van de verdachte betrekt de rechtbank het feit dat de verdachte uiteindelijk heeft bekend zich met de handel in drugs bezig gehouden te hebben. Daarbij heeft de rechtbank evenwel een andere/ grotere omvang van het crimineel handelen van de verdachte moeten vaststellen dat door de verdachte bekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
21 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank stelt vast dat dit weliswaar lang geleden is, namelijk in 2003, maar ook toen ging het om het medeplegen van heroïne-/cocaïnehandel en het voorhanden hebben van een vuurwapen uit categorie III, waarvoor de rechtbank destijds een aanzienlijke gevangenisstraf heeft opgelegd, te weten van 24 maanden.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 september 2023. Dit rapport houdt, voor zover hier van belang en kort weergegeven, het volgende in.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. Interventies of toezicht zijn niet nodig.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Een deel van de voorgenomen straf zal, teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, voorwaardelijk worden opgelegd.
Ten aanzien van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf overweegt de rechtbank het volgende. De verdachte heeft zowel elf kilo heroïne als een vuurwapen respectievelijk aanwezig en voorhanden gehad in de woning op het adres alwaar de verdachte stond ingeschreven en waarvan de verdachte de sleutels in zijn bezit had. Dat de rechtbank onder feit 3 een lagere hoeveelheid cocaïne bewezen acht dan de officier van justitie leidt er in het licht van het overig bewezen verklaarde niet toe dat de rechtbank tot lagere bestraffing komt. Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte betrokken is bij de handel in verdovende middelen. Uit de voorgelegde bewijsmiddelen heeft de rechtbank de omvang hiervan niet kunnen vaststellen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf – zoals door de officier van justitie gevorderd - passend en geboden.

8.Voorlopige hechtenis

Jegens de verdachte is een bevel gevangenhouding van kracht, dat de rechtbank op 12 juni 2023 heeft geschorst tot aan de einduitspraak in eerste aanleg in de strafzaak tegen de verdachte. Met het uitspreken van dit vonnis is de schorsing van de voorlopige hechtenis dus van rechtswege geëindigd. De verdediging heeft verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis, ook indien de verdachte tot een langer durende straf wordt veroordeeld dan hij al in voorarrest heeft doorgebracht. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de op te leggen straf, ziet de rechtbank hiervoor geen aanleiding. Het verzoek wordt afgewezen.

9.In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen geldbedragen van respectievelijk vijftienhonderd euro en negenhonderd euro zullen worden verbeurd verklaard.
De geldbedragen kan de verdachte geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden en zijn geheel of grotendeels door middel van het onder 1 bewezenverklaarde feit verkregen. De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het geld van de broer van de verdachte was. Hiertoe volstaat niet, de als van hem afkomstig aangedragen verklaring dat dit zo is en dat het geld afkomstig is van gokken en van een gepinde schadevergoeding wegens onterechte detentie in Frankrijk, waartoe gedeeltes van een in het Frans gestelde uitspraak worden overgelegd. Hierbij slaat de rechtbank ook acht op de vele tientallen coupures van 100 en 200 euro, waaruit een groot deel van die bedragen bestonden en die in het gewone pin- en betalingsverkeer niet worden gebruikt.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 10 van de Opiumwet en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1:
  • het geldbedrag ad € 15.000,- (zegge: vijftienduizend euro);
  • het geldbedrag ad € 900,- (zegge: negenhonderd euro);
wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P van de Beek, voorzitter, en mrs. C. Laukens en
F. van Laanen, rechters, in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 3 oktober 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2022 tot en met 7 december 2022 te Rotterdam en/of
Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
(een) handels- en/of gebruikershoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of MDMA,
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
waarvan het bereiden/bewerken/verwerken/aanwezig hebben in ieder geval blijkt uit de aanwezigheid van verdovende
middelen in
een pand aan de [adres01] te Rotterdam, te weten
11064,9 gram, althans een hoeveelheid, heroïne en/of
25,2 gram, althans een hoeveelheid, cocaïne en/of
een pand aan de [adres03] te Rotterdam, te weten
363,4 gram, althans een hoeveelheid pillen bevattende, MDMA en/of
87,7 gr.am, althans een hoeveelheid, poeder bevattende MDMA en/of
491,2 gram, althans een hoeveelheid, heroïne en/of
1,4 gram, althans een hoeveelheid, cocaïne en/of
een pand aan de [adres04] te Rotterdam, te weten
- 2,6 gram, althans een hoeveelheid, cocaïne en/of
een pand aan het [adres05] te Schiedam, te weten
- 3000 gram, althans een hoeveelheid, heroïne
en/of
de verkoop/afleveren blijkt uit het aantreffen van 104,32 gram, althans een hoeveelheid, cocaïne aan [naam01] ;
2.
hij op of omstreeks 7 december 2022 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Smith & Wesson, type 10, kaliber .38 Special zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 7 december 2022 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 11064,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne
en/of ongeveer 25.2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.