In deze zaak heeft verzoeker op 27 juli 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 7 september 2023 bepaald. Tijdens deze zitting zijn zowel verzoeker als verweerster gehoord. Verzoeker, die als zelfstandige werkt, heeft door een operatie tijdelijk niet kunnen werken en is in betalingsproblemen geraakt. Hij heeft zich tot Zuidweg en Partners gewend voor hulp bij zijn schulden en heeft zich aangemeld voor een traject bij de NS. Verzoeker heeft inmiddels een inkomen van ongeveer € 2.000 netto per maand, wat voldoende is om de huur te betalen. De huur voor september 2023 is voldaan.
Verweerster heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij zekerheid wenst dat de huurtermijnen worden voldaan, en dat er geen sprake is van een vast inkomen. De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoeker bewijs heeft overgelegd van een ontruimingsvonnis, concludeert de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie is. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen. Het belang van verzoeker om in zijn huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, weegt zwaarder dan het belang van verweerster om het ontruimingsvonnis ten uitvoer te leggen.
De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. C. de Jong en openbaar uitgesproken op 20 september 2023.