ECLI:NL:RBROT:2023:9368

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/743 / FT EA 23/744
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet in het kader van huurrecht en schuldsanering

In deze zaak heeft verzoeker op 27 juli 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 7 september 2023 bepaald. Tijdens deze zitting zijn zowel verzoeker als verweerster gehoord. Verzoeker, die als zelfstandige werkt, heeft door een operatie tijdelijk niet kunnen werken en is in betalingsproblemen geraakt. Hij heeft zich tot Zuidweg en Partners gewend voor hulp bij zijn schulden en heeft zich aangemeld voor een traject bij de NS. Verzoeker heeft inmiddels een inkomen van ongeveer € 2.000 netto per maand, wat voldoende is om de huur te betalen. De huur voor september 2023 is voldaan.

Verweerster heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij zekerheid wenst dat de huurtermijnen worden voldaan, en dat er geen sprake is van een vast inkomen. De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoeker bewijs heeft overgelegd van een ontruimingsvonnis, concludeert de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie is. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen. Het belang van verzoeker om in zijn huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, weegt zwaarder dan het belang van verweerster om het ontruimingsvonnis ten uitvoer te leggen.

De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. C. de Jong en openbaar uitgesproken op 20 september 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 20 september 2023
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 27 juli 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 28 juli 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 7 september 2023.
Ter zitting van 7 september 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mr. J. Pearson, werkzaam bij JAW Advocaten, raadsman van verzoeker;
  • de heer R. Paerels, werkzaam bij Syncasso, namens [verweerster], gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster);
  • de heer M. van Campenhout, werkzaam bij Havensteder.
Verweerster heeft voor de zitting, te weten op 4 september 2023, stukken aan de rechtbank toegezonden.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 7 juli 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker is werkzaam als zelfstandige. Door een operatie heeft hij enige tijd niet kunnen werken, waardoor verzoeker in de betalingsproblemen is geraakt. Verzoeker heeft zich gewend tot Zuidweg en Partners om tot oplossing voor zijn schulden te komen. Daarnaast heeft verzoeker zich aangemeld voor een traject bij de NS. In overleg met Zuidweg en Partners zal worden bezien of verzoeker zijn bedrijfsactiviteiten kan voortzetten, dan wel in loondienst zal treden. Het gaat nu beter met verzoeker. Hij heeft één grote opdrachtgever, waarvoor hij als zelfstandige werkzaamheden verricht. De inkomsten die verzoeker met deze werkzaamheden verricht, bedragen circa € 2.000,-- netto per maand. Deze inkomsten zijn voldoende om de lopende huurtermijnen te kunnen voldoen. De huur over de maand september 2023 is voldaan. Verzoeker is zich er van bewust dat hij de huur voor de eerste van iedere kalendermaand dient te voldoen.

3.Het verweer

Verweerster heeft ter zitting verklaard dat zij zekerheid wenst dat de lopende huurtermijnen worden voldaan. Verweerster had begrepen dat een Participatiewet-uitkering een basisinkomen zou zijn en dat de inkomsten die verzoeker verwerft als zelfstandige zouden worden doorgestort naar de gemeente. Nu er geen sprake is van een vast inkomsten, waarborgt dit de huurbetalingen niet. Verweerster ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het verzoek te kwader trouw is ingediend. Verweerster laat het oordeel aan de rechtbank over.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 7 juli 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 19 juli 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 3 augustus 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 7 juli 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker heeft een inkomen van € 2.000,-- netto per maand, hetgeen voldoende is om de lopende huurtermijnen te voldoen. De huur over de maand september 2023 is voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 7 juli 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 28 juli 2023;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023.