ECLI:NL:RBROT:2023:9367

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
10/164293-21, 10/041447-21 en 10/025741-20 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en poging tot zware mishandeling met vrijspraak voor mishandeling op basis van noodweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 september 2023 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer voor strafzaken tegen de verdachte, geboren in Suriname in 1953. De verdachte is veroordeeld voor twee feiten: diefstal en poging tot zware mishandeling, terwijl hij is vrijgesproken voor een derde feit, mishandeling, op grond van een geslaagd beroep op noodweer. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 41 dagen, met aftrek van voorarrest. De tenlastelegging omvat onder andere de diefstal van blikjes bier bij een Aldi-filiaal en de poging tot zware mishandeling van een slachtoffer met een hakmes. De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen tegen een onmiddellijke dreiging van de aangever, die met een mes op hem afkwam. De rechtbank concludeert dat de reactie van de verdachte proportioneel was en dat zijn handelen gerechtvaardigd was onder de noodweerregels. De vordering van de benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte is vrijgesproken van het feit waarop de schadevergoeding betrekking heeft. De rechtbank wijst ook vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/164293-21, 10/041447-21 en 10/025741-20 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 28 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Suriname) op [geboortedatum01] 1953,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. R. van den Boogert, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • in de zaak met parketnummer 10/164293-21: bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • in de zaak met parketnummer 10/041447-21: vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde; bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde;
  • in de zaak met parketnummer 10/025741-20: vrijspraak van het primair ten laste gelegde; bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 41 dagen met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering in de zaak met parketnummer 10/164293-21
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering in de zaak met parketnummer 10/025741-20
4.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De verdachte erkent dat hij in gevecht is geweest met het slachtoffer en dat hij hem ook heeft geraakt met een hakmes. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte achter het slachtoffer rent en dat het slachtoffer zich vervolgens omdraait met een mes in zijn handen. Zowel de verdachte als het slachtoffer zocht de confrontatie, zodat niet kan worden gezegd dat de één zich tegen de ander moest verdedigen. De verdachte komt dus geen beroep op noodweer toe. Door te slaan met het hakmes heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
4.2.2.
Standpunt van de verdedigingDe verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer en daarom dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat aangever de agressor was en de verdachte het slachtoffer: de aangever viel de verdachte aan door hem te schoppen en dicht bij hem te gaan staan, terwijl de aangever een mes in zijn handen had. De verdachte mocht zich daartegen verdedigen en die verdediging is proportioneel geweest.
4.2.3.
Beoordeling
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat op 25 juni 2018 in het gebouw van Pameijer een vechtpartij heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en de aangever [slachtoffer01] . Van de vechtpartij zijn camerabeelden, waarop te zien is dat om 16:29 uur de aangever de hal van het gebouw komt binnengerend. Enkele seconden later komt de verdachte de hal van het gebouw binnen en hij houdt een blauwkleurige tas voor zich, met zijn handen bij de opening van de tas. Vervolgens is te zien dat de aangever op de verdachte afloopt met een voorwerp, gelijkend op een mes, en dat hij op ongeveer anderhalve meter van de verdachte gaat staan met zijn rechterarm gestrekt in de richting van de verdachte. De verdachte haalt dan een hakmes tevoorschijn en heft dat omhoog. De aangever doet enkele stappen naar achteren om vervolgens een schop/trap met zijn rechterbeen tegen de verdachte te geven. Vervolgens maakt de verdachte met het hakmes in zijn rechterhand een zwaaiende beweging richting het hoofd van de aangever. De aangever doet weer enkele stappen naar achteren, maar de verdachte blijft zijn richting op komen, waarop de aangever de verdachte weer aanvalt met in zijn rechterhand een voorwerp gelijkend op een mes. De verdachte zwaait weer met zijn hakmes richting het lichaam van de aangever. De aangever heeft verklaard dat hij voelde dat het hakmes tegen zijn linkerknie aankwam. De verdachte heeft verklaard dat hij aangever met de platte kant van het mes heeft geraakt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de gedraging van de verdachte naar haar uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk, dan wel zwaar lichamelijk letsel, dat sprake is van een poging tot doodslag dan wel zware mishandeling. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Wat het meer subsidiair ten laste gelegde betreft stelt de rechtbank voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer vereist is dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van (in dit geval) het eigen lijf. Ook bij onmiddellijk dreigend gevaar voor zo’n aanranding is noodweer toegelaten.
Naar het oordeel van de rechtbank deed zo’n geval zich hier inderdaad voor. De aangever viel de verdachte immers aan met een mes of iets wat daar op leek. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard (en dit wordt door de camerabeelden ondersteund) dat de aangever eerst dat mes trok en daarmee op hem af kwam lopen. Hierdoor voelde de verdachte zich bedreigd en genoodzaakt om zichzelf te verdedigen. Om de aangever af te schrikken heeft de verdachte een hakmes tevoorschijn gehaald en daarmee een zwaaiende beweging in de richting van de aangever gemaakt. Niet kan worden gezegd dat verdachte zich aan de dreigende aanranding kon of moest onttrekken. De verdachte heeft vervolgens met de platte kant van het hakmes in de richting van de aangever gezwaaid, waarbij de aangever is geraakt. Deze reactie van verdachte stond in een redelijke verhouding tot aard en ernst van de dreiging. Nu de rechtbank van oordeel is dat de verdachte een beroep op noodweer toekomt en zijn handelen dus gerechtvaardigd was, komt de wederrechtelijkheid aan zijn handelen te ontvallen. Daarom zal de verdachte ook worden vrijgesproken van de hem meer subsidiair verweten mishandeling.
4.3.
Bewijswaardering in de zaak met parketnummer 10/041447-21
4.3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de medische verklaring en de foto’s sprake is van blijvend en ontsierend letsel bij het slachtoffer. Dat is volgens staande jurisprudentie zwaar lichamelijk letsel. Volgens de officier van justitie kan worden bewezen dat sprake is van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolg.
4.3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat sprake is van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolg. Er ontbreekt immers objectieve medische informatie waaruit blijkt in hoeverre het litteken van de aangever [slachtoffer02] blijvend is gebleken. Hooguit is sprake van mishandeling.
4.3.3.
Beoordeling
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte op 12 februari 2021 de aangever [slachtoffer02] met een mok in zijn gezicht heeft geslagen, ten gevolge waarvan deze lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling, poging tot zware mishandeling of mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel van belang.
Uit de medische verklaring van de forensisch arts blijkt dat de aangever een snijwond in de linkerwang had en een tweetal scherpe wondjes in de linker wenkbrauw. De littekens zijn blijvend. De genezingsduur werd op twee tot drie weken geschat. Nadere informatie omtrent het herstel van de aangever en over in hoeverre de littekens blijvend en ontsierend zijn gebleken, ontbreekt. Bij die stand van zaken is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat van zwaar lichamelijk letsel niet kan worden gesproken. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de primair ten laste gelegde zware mishandeling.
De rechtbank is van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wel kan worden bewezen. De verdachte heeft de aangever zo hard met een aardewerken mok in het gezicht geslagen, dat deze in tweeën brak – met een forse snijwond in de wang tot gevolg. In aanmerking genomen dat het gezicht een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is, heeft de verdachte ten minste de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
4.3.4.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Het subsidiair ten laste gelegde is wel wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende redengevende feiten en omstandigheden voor de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/164293-21 ten laste gelegde. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit feit heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/041447-21 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hieronder zal worden weergegeven.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/164293-21
hij op 12 juni 2021 te Dordrecht
meerdere blikjes bier die
aan Aldi (filiaal [naam filiaal] ), toebehoorden heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 10/041447-21
hij op 12 februari 2021 te Dordrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer02] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(met kracht) met een mok
in het gelaat/ van die [slachtoffer02] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/164293-21
diefstal
Parketnummer 10-041447-21
poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Een winkeldiefstal is een vervelend feit en veroorzaakt overlast voor de maatschappij en voor de winkelier in het bijzonder.
Daarnaast – en daar ligt het zwaartepunt in deze zaak – heeft de verdachte aangever [slachtoffer02] in zijn gezicht geslagen met een mok. Door aldus te handelen heeft hij de aangever flink verwond en het risico genomen dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk willekeurig, onvoorspelbaar en hevig geweld daarvan ook nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Dergelijke delicten dragen daarnaast bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen. De verdachte heeft met dat alles geen rekening gehouden, al dan niet onder invloed van middelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte binnen vijf jaar voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten is veroordeeld voor vermogensdelicten, maar niet recent is veroordeeld voor geweldsfeiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 september 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte kampt met gezondheidsproblemen waarvoor hij chemotherapie ondergaat. Vanwege zijn gezondheidsproblemen en hoge leeftijd wordt het recidiverisico ingeschat als laag. Er zijn beschermende factoren en stabiliteit op de leefgebieden huisvesting, financiën, de relatie met zijn familie en zijn houding. Daarom wordt geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen indien te rechtbank tot een veroordeling komt. Gelet op de gezondheid van de verdachte wordt een gevangenisstraf niet wenselijk geacht en de verdachte is vanwege zijn gezondheid niet in staat een taakstraf uit te voeren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van het tot nu toe ondergane voorarrest passend en geboden. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf van 41 dagen opleggen, met aftrek van voorarrest.

8.Vordering benadeelde partij

In de zaak met parketnummer 10/025741-20 heeft de heer [slachtoffer01] zich als benadeelde partij heeft in het geding gevoegd. Hij vordert een vergoeding van € 650,- aan immateriële schade.
Beoordeling
De benadeelde partij [slachtoffer01] zal in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het feit ter zake waarvan de schadevergoeding wordt gevorderd.
Omdat de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, die worden begroot op nihil.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
9.1.1.
Parketnummer 10/198662-17
Bij vonnis van 29 december 2017 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 13 januari 2018.
9.1.2.
Parketnummer 10/124593-20
Bij vonnis van 16 november 2020 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 1 december 2020.
9.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van beide voorwaardelijke opgelegde straffen af te wijzen.
9.3.
Beoordeling
De rechtbank zal, mede gelet op het standpunt van de officier van justitie, de vorderingen afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 57, 302, 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/025741-20 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10-041447-21 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de in de zaken met parketnummers 10/164293-21 en 10-041447-21 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 41 (eenenveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer01] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil;
wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, die de politierechter in deze rechtbank bij vonnis van 29 december 2017 (parketnummer 10/198662-17) voorwaardelijk heeft opgelegd, af;
wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, die de politierechter in deze rechtbank bij vonnis van16 november 2020 (parketnummer 10/124593-20) voorwaardelijk heeft opgelegd, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 september 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/025741-20
hij, op of omstreeks 25 juni 2018 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet [slachtoffer01] met
kracht met een (hak)mes, althans een scherp en/of hard voorwerp, in/op/tegen de
nek en/of het hoofd en/of de schouder, in elk geval het lichaam, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 25 juni 2018 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer01] met
kracht met een (hak)mes, althans een scherp en/of hard voorwerp, in/op/tegen de
nek en/of het hoofd en/of de schouder, in elk geval het lichaam, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 25 juni 2018 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
[slachtoffer01] heeft mishandeld door met een (hak)mes, althans een scherp en/of
hard voorwerp, in/op/tegen de knie, in elk geval het lichaam, te slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 10/041447-21
hij op of omstreeks 12 februari 2021 te Dordrecht
aan [slachtoffer02] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer blijvend ontsierend(e) litteken(s) in/op het gelaat/hoofd, heeft toegebracht door (met kracht) met een mok, althans met een hard en/of scherp en/of zwaar voorwerp, in/op/tegen het
gelaat/hoofd van die [slachtoffer02] te slaan;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2021 te Dordrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer02] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(met kracht) met een mok, althans met een hard en/of scherp en/of zwaar voorwerp
in/op/tegen het gelaat/hoofd van die [slachtoffer02] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2021 te Dordrecht
[slachtoffer02] heeft mishandeld door die [slachtoffer02] met een mok, althans met een hard
en/of scherp en/of zwaar voorwerp, in/op/tegen het gelaat/hoofd van die [slachtoffer02] te
slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer blijvend
ontsierend(e) litteken(s) in/op het gelaat/hoofd ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 10/164293-21
hij op of omstreeks 12 juni 2021 te Dordrecht
één of meerdere blikjes bier (van het merk Heineken), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan Aldi (filiaal [naam filiaal] ), in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )