ECLI:NL:RBROT:2023:9365

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/600 / FT EA 23/601
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurwoning en schuldsanering

In deze zaak heeft verzoeker op 22 juni 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is gedaan in het kader van een dreigende ontruiming van zijn huurwoning, die was aangezegd door verweerster, stichting Woonstad Rotterdam. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 30 augustus 2023 gehouden, waarbij verzoeker en zijn schuldhulpverlening aanwezig waren. Verweerster heeft geen vertegenwoordiger ter zitting gestuurd, maar had voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend.

Verzoeker heeft aangegeven dat hij in financiële problemen verkeert door een slecht functionerende beschermingsbewindvoerder en dat hij afhankelijk is van een WW-uitkering en toeslagen. Hij heeft een huurachterstand van € 12.771,35 en heeft moeite om de huur op tijd te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet, en heeft de belangen van verzoeker en verweerster tegen elkaar afgewogen. De rechtbank oordeelt dat verzoeker in staat is om de huurtermijnen te voldoen, vooral nu de vaste lasten door een budgetbeheerder zullen worden betaald.

De rechtbank heeft besloten om de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming op te schorten voor de duur van zes maanden, mits verzoeker de huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door rechter B.J. Tideman en is openbaar uitgesproken op 6 september 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 6 september 2023
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 22 juni 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 22 juni 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 30 augustus 2023.
Ter zitting van 30 augustus 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw M. Pauli, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
Mr. J.A. Westdijk, werkzaam bij [verweerster], heeft namens stichting Woonstad Rotterdam (hierna: verweerster) voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden. Verweerster heeft meegedeeld dat er namens Woonstad niemand ter zitting zal verschijnen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 18 januari 2019 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij het afgelopen jaar een moeilijke periode heeft doorgemaakt. Verzoeker heeft een beschermingsbewindvoerder gehad die zijn werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd, waardoor hij verder in de financiële problemen is geraakt. Verzoeker ontvangt een WW-uitkering en toeslagen. Deze inkomsten zijn voldoende om de lopende huurtermijnen te voldoen. Voor wat betreft de huur over de maand augustus 2023 heeft verzoeker meegedeeld dat hij niet de volledige huur kon betalen, omdat er beslag was gelegd door de gemeente Rotterdam. Hij heeft voor de maand augustus 2023 een bedrag van € 500,-- voldaan. Verzoeker ontvangt zijn WW-uitkering iedere zesde van de maand, waardoor hij niet in staat is om de huur voor de eerste van iedere maand te voldoen. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat verweerster ermee akkoord was dat verzoeker de huur direct na ontvangst van zijn WW-uitkering voldeed. Schuldhulpverlening heeft verklaard dat de inkomsten nu zullen worden overgemaakt naar de budgetbeheerder. De budgetbeheerder draagt zorg voor betaling van de vaste lasten. Schuldhulpverlening zal in overleg met verzoeker naar een oplossing zoeken om de lopende huurtermijnen in het vervolg voor de eerste van iedere maand te kunnen voldoen.
Het verweer
Verweerster stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. De afgelopen jaren is reeds drie maal eerder de ontruiming aangezegd. De ontruiming heeft niet plaatsgevonden, onder de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen betaald zouden worden. De huurachterstand tot en met augustus 2023 bedraagt € 12.771,35 en is bijna vier keer zo hoog als ten tijde van het wijzen van het vonnis van de Kantonrechter van 18 januari 2019. Betalingsregelingen worden door verzoeker niet nagekomen. Verweerster heeft er geen vertrouwen in dat verzoeker thans wel de lopende huurtermijnen zal voldoen.

3.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 18 januari 2019 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 7 juni 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 26 juni 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 18 januari 2019 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker ontvangt een WW-uitkering en huurtoeslag. Deze inkomsten zijn voldoende om de lopende huurtermijnen te kunnen voldoen. Daarnaast zullen met ingang van september 2023 de vaste lasten door de budgetbeheerder worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De huur over de maand september 2023 was ten tijde van de zitting nog niet voldaan. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen, met dien verstande dat de huur over de maand september 2023 door verzoeker vóór 10 september 2023 is voldaan en voorts de lopende huurtermijnen vanaf oktober 2023 tijdig, d.w.z. voor de eerste van de maand, worden voldaan.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 18 januari 2019 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres] te Rotterdam, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 september 2023.