Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw R. Segers, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
- de heer R.M. den Hamer, werkzaam bij Van den Bosse Bewindvoeringen (hierna: beschermingsbewindvoerder).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling, ingediend door verzoeker, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 34.073,10. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij 9,04% aan de preferente schuldeisers en 4,52% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. De schuldeiser die weigerde in te stemmen met deze regeling, heeft een vordering van € 1.901,48, wat 5,6% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. Tijdens de zitting op 30 augustus 2023 was de weigerende schuldeiser niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De rechtbank heeft beoordeeld of de weigering van de schuldeiser om in te stemmen met de aangeboden regeling redelijk was, gezien het feit dat een ruime meerderheid van de schuldeisers (éénentwintig van de tweeëntwintig) wel akkoord ging. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorstel goed gedocumenteerd was en was getoetst door een onafhankelijke partij, Kredietbank Rotterdam. Verzoeker heeft psychische klachten en wordt begeleid door de reclassering, wat zijn situatie bemoeilijkt. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden en dat de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser.
De rechtbank heeft daarom het verzoek om de weigerende schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en deze schuldeiser veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene die daartoe recht heeft volgens de Faillissementswet.