ECLI:NL:RBROT:2023:9343

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
10/128660-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tijdens verkoop via Marktplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 2003 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd ervan beschuldigd op 15 mei 2023 een iPhone 14 van een slachtoffer te hebben gestolen. De verdachte had via Marktplaats contact opgenomen met het slachtoffer om de telefoon te kopen. Tijdens de afspraak in de woning van het slachtoffer heeft de verdachte de telefoon bekeken, maar vervolgens, nadat hij een duw had gegeven aan het slachtoffer, is hij met de telefoon weggerend. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig beoordeeld en vastgesteld dat er sprake was van geweld, wat de diefstal kwalificeert als diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een schadevergoeding van €850 aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de diefstal. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, aangezien de schade direct voortvloeide uit het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/128660-23
Datum uitspraak: 9 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [locatie] ,
raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 en 13 september 2023 en 9 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans en mr. J. Verschuren hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest.

4.Standpunt verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte geweld tegen de aangeefster heeft gebruikt, nu het op dat punt haar woord tegen het zijne is. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat op grond van de stukken in het dossier niet blijkt dat de verdachte de telefoon heeft weggenomen, nu de aangeefster deze vrijwillig aan de verdachte heeft overhandigd. Dat levert verduistering op, hetgeen niet ten laste is gelegd.

5.Beoordeling

5.1.
Bewijswaardering
De rechtbank volgt de verdediging niet in het standpunt dat er geen sprake is geweest van geweld noch dat er sprake is geweest van een vrijwillige afgifte door de aangeefster.
De aangeefster heeft verklaard dat zij op 15 mei 2023 door de verdachte via Marktplaats is benaderd omdat hij interesse had om de door haar te koop aangeboden iPhone 14 voor de vraagprijs te kopen. Zij hebben afgesproken dat de verdachte die avond langs zou komen om naar de telefoon te kijken. Die avond heeft de verdachte in de woning van de aangeefster naar de telefoon gekeken. De verdachte gaf, nadat hij de telefoon bekeken had, de telefoon terug aan de aangeefster en hij haalde een stapeltje bankbiljetten uit zijn zak. Op datzelfde moment vroeg hij de aangeefster of hij de telefoon nog een keer mocht zien. Toen zij hem de telefoon gaf, gaf de verdachte haar een duw tegen de bovenkant van haar lichaam en rende hij de trap af en de woning uit. De aangeefster kwam door de duw ten val. Zij schrok hier enorm van, omdat zij op dat moment zwanger was.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de telefoon van de aangeefster kreeg en dat hij ermee is weggerend. Tijdens het rennen is hij zijn eigen telefoon, een iPhone SE, verloren. De verdachte heeft verklaard dat hij niets had toen hij uit voorlopige hechtenis kwam, hij wanhopig was en dat (het verkopen van) de telefoon van de aangeefster zijn uitweg was om zichzelf van eten en onderdak te kunnen voorzien.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval sprake van diefstal en niet – zoals wordt bepleit door de verdediging – verduistering. In dit kader van het onderscheid tussen de twee strafbare feiten speelt de term “onder zich heeft” een belangrijke afgrenzingsrol. Daarbij is niet enkel de feitelijke machtsverhouding steeds voldoende voor de conclusie dat iemand het goed onder zich heeft. Hiervoor is veelal tevens vereist dat er sprake is van enige rechtsverhouding waaruit noodzakelijk voortvloeit dat de persoon de goederen onder zich heeft. De verdachte heeft de aangeefster – ten onrechte – doen geloven dat hij een bonafide koper was. Om dit te onderstrepen heeft hij een stapeltje bankbiljetten uit zijn zak gehaald, voor hij vroeg of hij nogmaals naar de telefoon mocht kijken. Op het moment dat de aangeefster de telefoon aan hem overhandigde, was dit in het kader van de verkoop van de telefoon. Zij heeft de telefoon niet aan de verdachte gegeven om hier als heer en meester over te beschikken, noch is er op dat moment enige rechtsverhouding ontstaan. Op het moment dat de verdachte hiermee wegrende, heeft hij de telefoon weggenomen met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verder acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met geweld de telefoon van de aangeefster heeft afgenomen, in de zin dat hij haar een duw heeft gegeven om zijn vlucht mogelijk te maken. Er is geen reden om aan de verklaring van de aangeefster te twijfelen. De verklaring van de aangeefster dat zij naderhand in het kader van haar zwangerschap en de val die zij maakte naar een arts is geweest, maakt dat de rechtbank wordt bevestigd in haar oordeel dat één en ander is gegaan zoals de aangeefster heeft verklaard.
5.1.1.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 mei 2023 te 's-Gravenhage
een smartphone (iPhone 14, kleur Midnight) die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke
diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] te
duwen en aldus die [slachtoffer] ten val te brengen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een mobiele telefoon. Het slachtoffer heeft via een Marktplaats-account haar mobiele telefoon van het merk iPhone 14 te koop aangeboden. De verdachte heeft op deze advertentie gereageerd en heeft een afspraak bij het slachtoffer thuis gemaakt. Nadat het slachtoffer haar mobiele telefoon aan de verdachte had overhandigd, heeft de verdachte haar een duw gegeven en is hij er met de telefoon vandoor gegaan.
Dit soort feiten zijn misdrijven waarvan de impact op slachtoffers groot is en daarnaast draagt een dergelijk feit in het algemeen bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Ook schaadt dit gedrag het vertrouwen dat mensen in de (ver)koop via een site als Marktplaats hebben.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank tevens meegewogen dat de verdachte juist in het kader van een schorsing van zijn voorlopige hechtenis in een andere zaak op vrije voeten was. Dat de verdachte stelt wanhopig te zijn geweest voor geld, maakt niet dat dit een excuus is om dergelijke vervelende feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 850,= aan materiële schade.
9.1.
Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, met daaraan gekoppeld de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleitte vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en deze door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 mei 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 850,=, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 850,00 (zegge: achthonderdvijftig euro), bestaande uit materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 850,00(hoofdsom,
zegge: achthonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
17 (zeventien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mr. D.F. Smulders en mr. N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 mei 2023 te 's-Gravenhage
een smartphone (iPhone 14, kleur Midnight), in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke
diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] te
duwen en/of (aldus) die [slachtoffer] ten val te brengen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)