ECLI:NL:RBROT:2023:9332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
10/267973-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zwijndrechtse koffermoord: vrijspraak van medeplegen moord en veroordeling voor wegmaken van het lichaam

In de zaak van de Zwijndrechtse koffermoord heeft de rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in Somalië, werd beschuldigd van het medeplegen van de moord op [slachtoffer01] en het wegmaken van diens lichaam. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 28 juli 2021 [slachtoffer01] in de woning van medeverdachte [medeverdachte01] is omgebracht. De verdachte was aanwezig in de woning, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat hij op de hoogte was van de moord of dat hij hieraan heeft bijgedragen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van de moord, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van dit feit. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan het wegmaken van het lichaam, aangezien hij na de moord aanwezig was en heeft geholpen met het verbergen van het lijk. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op voor dit feit. De zaak heeft veel aandacht gekregen vanwege de gruwelijke omstandigheden van de moord en de daaropvolgende acties van de betrokkenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/267973-21
Datum uitspraak: 9 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Somalië) op [geboortedatum01],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11, 13 en 15 september 2023 en 9 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Feiten

De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende – verkort weergegeven - feiten vast en gaat daarvan bij de beoordeling van de zaak uit:
In de middag van 29 juli 2021 krijgt de politie een melding dat er een vechtpartij gaande is bij de [naam flat01] in Zwijndrecht. Ter plaatse blijkt er ruzie te zijn; een groep familie en vrienden van [slachtoffer01] (hierna: [slachtoffer01] ) is bij de woning van de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) verhaal komen halen over de vermissing van [slachtoffer01] . Een vriend van [slachtoffer01] heeft hem de avond ervoor, op 28 juli 2021 rond 19.00 uur, samen met [medeverdachte01] in de auto van [slachtoffer01] zien vertrekken en daarna hebben familie en vrienden geen contact meer met [slachtoffer01] gehad. [medeverdachte01] verklaart direct tegen de aanwezige verbalisanten dat hij een misdrijf tegen [slachtoffer01] heeft begaan. Kort daarna verklaart hij dat hij [slachtoffer01] heeft gedood en dat er in zijn woning bloed van het slachtoffer ligt alsmede twee koffers met spullen die [medeverdachte01] gebruikt heeft. De politie houdt daarop [medeverdachte01] als verdachte aan en betreedt daarop de woning. In de woning van [medeverdachte01] worden twee koffers en vuilniszakken aangetroffen met daarin onder meer bebloede zagen en messen. [slachtoffer01] wordt niet in de woning aangetroffen. Op 1 augustus 2021 komt de politie door verder onderzoek uit bij de woning [adres02] . Dit blijkt de plaats delict te zijn. Op 2 augustus 2021 wordt uiteindelijk het in stukken gezaagde stoffelijk overschot aangetroffen in een Opel Meriva in de Aalbersestraat in Dordrecht.
(Forensisch) onderzoek
Uit forensisch onderzoek blijkt dat [slachtoffer01] op woensdagavond 28 juli 2021 om het leven moet zijn gebracht. Zijn handen zijn geboeid geweest en er zijn tekenen van mogelijke foltering op zijn lichaam gevonden. Het lichaam vertoonde negentien messteekletsels, waarvan acht in vitale delen van het lichaam. Nadat het slachtoffer is komen te overlijden aan deze messteken, is het lichaam in stukken gezaagd. De lijkdelen zijn vervolgens verpakt in dichtgestreken strijkzakken die zijn verdeeld over twee zwarte koffers.
In de Daihatsu Cuore van medeverdachte [medeverdachte02] (hierna: [medeverdachte02] ) worden een rode en blauwe koffer aangetroffen. In de blauwe koffer zijn bloedsporen gevonden van [slachtoffer01] . Ook zitten er twee bivakmutsen in deze koffer, waarvan één met DNA-sporen van [medeverdachte02] .
Woning [medeverdachte01]
In de kelderbox van [medeverdachte01] wordt een boodschappenlijst aangetroffen waarop het volgende staat:
- 4 x 1,5 liter benzine
- Jerrycan 10 liter
- Strijkijzer
- Strijkzakken (12x)
- Zwembad
- Vuilniszakken
- Sponzen
- Amonia
- Wasbenzine
- Alarmpistool
- Telefoon (+ beltegoed, whatsapp & snapchat)
- Grote mes
- Kleine mes
- Schaar (2x)
- Kaarsjes
- Lucifers
- Koffers (2x)
- Plastic handschoenen
- Bivak muts (2x)
- Zaag
- Gasbrander
- Sokken
- Handboeien
- Ductape
- Kentekens (2x)
- Kniptang
- Tyreps
- mondkapjes
In de woning van [medeverdachte01] in de [naam flat01] wordt een aanzienlijk deel van de op het lijstje genoemde spullen in bebloede vorm terug gevonden. In de slaapkamer worden twee reiskoffers, een duffelbag en drie vuilniszakken aangetroffen met daarin onder andere de volgende bebloede spullen: een handzaag, een laminaatzaag, twee messen, ducttape, tie-wraps, een jerrycan met bloed en trechters, een opblaaszwembadje, handboeien en een strijkijzer. Ook werden meerdere paren bebloede handschoenen, meerdere bebloede kledingstukken en meerdere paren schoenen aangetroffen in vuilniszakken.
In een rechter schoen van het merk Nike werd het DNA van de verdachte (hierna ook: [verdachte01] ) gevonden en ook het en bloed van [slachtoffer01] .
Op de buitenkant van twee vuilniszakken zijn vingersporen van [medeverdachte03] aangetroffen.
Aan de binnenzijde van een linker- en een rechterhandschoen is het DNA van [medeverdachte04] , [medeverdachte01] en [slachtoffer01] aangetroffen.
[adres02]
Op de plaats delict wordt een doos van een opblaasbadje, een strijkijzer, een watertrekker, een dweil, vuilniszakken en een fles ammoniak aangetroffen. Er lijkt schoongemaakt te zijn. Uit onderzoek volgt dat op de watertrekker op twee plekken een relatief kleine hoeveelheid DNA aangetroffen wordt van [medeverdachte03] en een grote hoeveelheid bloed van [slachtoffer01] . Op de steel van een dweil zijn vier vingerafdrukken van [verdachte01] gevonden en een vingerafdruk van [medeverdachte03] .
Aan de binnenzijde van een snijwerende handschoen wordt DNA van [medeverdachte04] , [slachtoffer01] en van [getuige01] , de bewoner van de [adres02] , gevonden.
Er wordt een alarmpistool gevonden met hierop DNA-sporen van [medeverdachte01] en het slachtoffer. Op het patroonmagazijn van het alarmpistool worden DNA-sporen van [medeverdachte02] gevonden.
Tijdlijn
Uit onderzoek aan de iPhone 7 van [medeverdachte01] is gebleken dat er op 19 juli 2021 om 18:32 en 18:33 uur via Google gezocht is naar “woning huren Rotterdam” en “woning huren 1 dag.”
In de kelderbox van [medeverdachte01] zijn meerdere aankoopbonnen gevonden. Op 2 juli 2021 is bij Blokker in Dordrecht een strijkijzer en een schaar gekocht en is bij de Gamma in Zwijndrecht een zwembadje gekocht. Op camerabeelden van Blokker en Gamma is te zien dat [medeverdachte01] de persoon is deze aankopen doet.
De bewoonster van de woning aan de [adres02] is de getuige [getuige02] . Zij heeft een relatie met de getuige [getuige01] .
[getuige01] heeft verklaard dat hij rond 26 juli 2021 door [naam01] is benaderd met de vraag dat hij voor een paar dagen een woning zocht om te chillen. Op 27 juli 2021 is [naam01] samen met een Surinamer, een Turkse man en een Somaliër naar de woning komen kijken, aldus [getuige01] .
[naam01] heeft verklaard dat hij door zijn vriend [naam02] is benaderd voor een woning in het kader van drugszaken. Hij is samen met deze [naam02] , een Turkse man en een Somaliër bij de woning aan de [adres02] gaan kijken, nadat hij door deze mannen in een Volkswagen Golf was opgehaald. [naam01] heeft verklaard dat hij de dag erna met zijn eigen auto naar Crooswijk is gereden en dat hij toen de sleutel van de woning aan de Turkse man en de Somaliër heeft gegeven. Deze sleuteloverdracht heeft in de auto van de twee mannen plaatsgevonden.
[naam02] heeft verklaard dat hij door zijn collega, [medeverdachte02] , is benaderd met de vraag of hij een woning kon regelen. [naam02] is vervolgens met [medeverdachte02] , [naam01] en een Somalische man naar een woning aan de [adres02] gaan kijken.
Op 28 juli 2021, is [medeverdachte04] samen met [medeverdachte01] en [medeverdachte03] bij de kelderbox van [medeverdachte01] . Om 15:55 uur komen [medeverdachte03] , [medeverdachte01] en [medeverdachte04] de kelderbox uitgelopen. [medeverdachte03] heeft een rode koffer vast, [medeverdachte04] een blauwe koffer. Beide koffers worden in de auto van medeverdachte [medeverdachte02] gelegd.
Om 17:05 uur wordt de sleutel van [adres02] opgehaald door onder meer [medeverdachte01] en [medeverdachte02] . Daarna gaat [medeverdachte02] [verdachte01] ophalen en naar de [adres02] brengen. Vervolgens brengt [medeverdachte02] [medeverdachte01] naar [slachtoffer01] in Zwijndrecht. [medeverdachte01] en [slachtoffer01] rijden om 19:04 uur in de auto van [slachtoffer01] naar de [adres02] waar zij rond 19:28 uur aankomen.
Die avond is [slachtoffer01] in de woning aan de [adres02] om het leven gebracht.
Uit de verklaring van een taxichauffeur blijkt dat hij op 29 juli 2021 kort na middernacht
drie personen – waaronder in elk geval [medeverdachte01] – vanuit de omgeving van de [adres02] naar Zwijndrecht heeft gebracht. Kort voor 1 uur ’s nachts zijn op de camerabeelden van de [naam flat01] drie mannen te zien die de kelderbox van [medeverdachte01] ingaan. De politie herkent de drie mannen als [medeverdachte01] , [medeverdachte03] en [medeverdachte04] . De telefoons van [medeverdachte01] en [medeverdachte03] worden om 00:58 uur van de vliegtuigstand gehaald. De telefoon van [medeverdachte04] straalt dan nog steeds de zendmast bij zijn eigen huis aan.
[medeverdachte01] , [medeverdachte03] en [medeverdachte04] verblijven die nacht bij een vriend op het [adres03]. Uit het onderzoek is niet gebleken wat [verdachte01] op dat moment heeft gedaan of waar hij was.
Nadat [medeverdachte01] die ochtend het lichaam van [slachtoffer01] naar een auto in Dordrecht heeft gebracht, wordt [medeverdachte01] om 15:30 uur aangehouden.
Verklaring [verdachte01]
heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 27 juli 2021 door [medeverdachte01] werd benaderd via Facebook. Op 28 juli 2021 stond [medeverdachte01] bij hem voor de deur en [medeverdachte01] vertelde hem dat hij in een woning vlakbij wiet wilde gaan kweken en [verdachte01] hem daarbij kon helpen. [verdachte01] had geen bezwaar en is meegereden met [medeverdachte01] en [medeverdachte02] naar de [adres02] . Daar kreeg hij te horen dat hij moest wachten in de woning tot een andere man zou komen waaraan hij moest vertellen dat de woning tijdelijk leeg stond en geschikt was om wiet te telen. Toen de man arriveerde sloeg de sfeer al snel om. Er ontstond een vechtpartij en [verdachte01] is toen naar de keuken gelopen [verdachte01] heeft geen herinnering aan een dweil. Vervolgens heeft [verdachte01] overgegeven op het toilet en is daar langere tijd gebleven. Daarna is hij langs het slachtoffer gelopen waardoor bloed aan zijn schoen is gekomen. Toen hij uit het toilet kwam heeft hij op verzoek van een medeverdachte een vuilniszak aangereikt. Daarna is hij weer naar terug naar het toilet gegaan. Ook heeft hij in de woning gedoucht en hij heeft andere kleren aangetrokken. Hij heeft zich voortdurend gedistantieerd van hetgeen er in de woning gebeurde. Bij het verlaten van de woning moest [verdachte01] zijn schoenen achterlaten en heeft hij de slippers die in de hal stonden aangetrokken. Hij is die avond met de metro naar Capelle aan den IJssel gegaan.

4.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mr. J. Spaans en mr. J. Verschuren hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet primair en 2. ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaar met aftrek van voorarrest.
De officieren van justitie hebben, onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir, gerekwireerd tot een bewezenverklaring van medeplegen van moord en het medeplegen van het wegmaken van het lichaam. Zij hebben daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat op basis van de verklaring van [medeverdachte01] en het onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer01] kan worden vastgesteld dat [verdachte01] , samen met [medeverdachte01] , [medeverdachte03] en [medeverdachte04] [slachtoffer01] heeft gedood.
De officieren van justitie hebben aangevoerd dat de voorbedachte raad is af te leiden uit een plan om [slachtoffer01] iets aan te doen. Dat plan zou vanaf mogelijk enkele maanden, maar in ieder geval enkele dagen voor zijn dood, tot stand zijn gekomen en blijken uit de zoekslagen op de mobiele telefoon van [medeverdachte01] , de aanschaf van diverse goederen, het regelen van een woning en het contact tussen [medeverdachte03] , [medeverdachte01] en [medeverdachte04] en [medeverdachte01] en [verdachte01] .

5.Standpunt verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte01] van hetgeen hem ten laste is gelegd dient te worden vrijgesproken, nu niet kan worden vastgesteld dat [verdachte01] de feiten heeft gepleegd of samen met anderen heeft gepleegd.
De raadsman heeft er ten aanzien van feit 1 op gewezen dat uit het dossier niet blijkt dat [verdachte01] opzet had om [slachtoffer01] van het leven te beroven, noch dat hij met voorbedachte raad handelde. Ook blijkt niet uit het dossier dat hij dit feit samen met anderen heeft gepleegd, nu niet gebleken is welke bijdrage [verdachte01] zou hebben geleverd aan het doden van [slachtoffer01] . De raadsman heeft erop gewezen dat [verdachte01] geen rol heeft gespeeld in de voorbereidende fase van het delict. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman opgemerkt dat er geen oogmerk bij [verdachte01] kan worden vastgesteld. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.

6.Beoordeling

6.1.
Feit 1
Voor een bewezenverklaring van feit 1 dient vast komen te staan dat [verdachte01] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het – al dan niet met voorbedachte raad – doden van [slachtoffer01] . De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
[verdachte01] is op 28 juli 2021 door [medeverdachte02] en [medeverdachte01] met de auto bij zijn woning in Rotterdam opgehaald. [medeverdachte02] en [medeverdachte01] hebben [verdachte01] naar de woning aan de [adres02] gebracht. Enige tijd later is [slachtoffer01] in deze woning gearriveerd. [slachtoffer01] is dezelfde avond met messteken om het leven gebracht. Na zijn dood is zijn lichaam in stukken gezaagd. [verdachte01] was op dat moment ook in de woning aanwezig.
Hoewel het moeilijk voorstelbaar is dat de enige informatie die [verdachte01] – voorafgaande aan zijn arriveren in de woning – zou hebben gekregen over het doel van zijn aanwezigheid in die woning betrekking had op een mogelijk op te richten wietkwekerij, blijkt niet uit het dossier dat [verdachte01] voorafgaand aan de komst naar de woning wist wat er in die woning zou gaan gebeuren. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat [verdachte01] op voorhand wist wat de bedoeling was. Mogelijk had hij wetenschap hiervan op het moment dat hij samen met – in ieder geval – [medeverdachte01] en [slachtoffer01] in de woning was, maar dan is voor het medeplegen nog van belang om vast te stellen of [verdachte01] vanaf dat moment bewust en nauw met in ieder geval [medeverdachte01] heeft samengewerkt. De rechtbank ziet daarvoor geen aanknopingspunten. De rechtbank constateert dat [verdachte01] in de waargenomen gebeurtenissen voorafgaande aan het plegen van het feit, maar ook bij de waargenomen handelingen op 29 juli 2021, dus nadat [slachtoffer01] om het leven is gebracht, ontbreekt.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte01] en de medeverdachten niet is komen vast te staan. De bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde feit is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Daarom zal [verdachte01] worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit 1.
6.2.
Feit 2
Dit ligt anders voor feit 2. [verdachte01] heeft verklaard dat hij (ook) nadat [slachtoffer01] was overleden in de woning aan de [adres02] aanwezig was. De vraag is of vastgesteld kan worden dat [verdachte01] daar meegeholpen heeft met het verbergen, wegmaken en/of wegvoeren van het lijk. [verdachte01] ontkent dit stellig en stelt voortdurend in de keuken en het toilet te zijn geweest.
Bij de beoordeling van de verklaring van [verdachte01] , stelt de rechtbank voorop dat in ieder geval een deel van zijn verklaring als ongeloofwaardig terzijde dient te worden geschoven. Zo heeft hij verklaard dat hij slechts een korte tijd in de keuken was toen de ruzie uitbrak en hij direct daarna werd geconfronteerd met het levenloze lichaam van [slachtoffer01] . Reeds gezien de verklaring van [medeverdachte01] dat [slachtoffer01] enige tijd vastgebonden is geweest en het onderzoek aan het stoffelijk overschot dat dit bevestigt, kan deze verklaring niet waarheidsgetrouw zijn. Ook de rest van de verklaring van [verdachte01] – die eerst ter terechtzitting is afgelegd – lijkt te zijn afgestemd op de inhoud van het dossier, waarbij hij precies een verklaring aflegt over objectieve bewijsmiddelen die op een eventuele betrokkenheid wijzen.
Vastgesteld kan worden dat de forensische sporen op de plaats delict op betrokkenheid wijzen. Zo blijkt uit de forensische onderzoeksresultaten dat de vingerafdrukken van [verdachte01] zijn aangetroffen op een vuilniszak. In deze vuilniszak zaten goederen die zijn gebruikt bij het wegmaken van het lichaam van [slachtoffer01] . Ook blijkt uit forensisch onderzoek dat vier vingerafdrukken van [verdachte01] op een dweil zijn aangetroffen waar ook een grote hoeveelheid bloed van [slachtoffer01] op zat. Daarnaast is de schoen van [verdachte01] aangetroffen met daarop bloed van [slachtoffer01] .
De verklaring van [verdachte01] dat hij slechts op verzoek van een medeverdachte een vuilniszak heeft aangegeven, wellicht per ongeluk een dweil heeft vastgehouden en door het bloed moet zijn gelopen, overtuigt de rechtbank niet. Zo volgt uit het dossier dat het bloed niet alleen onder de schoenen van [verdachte01] is aangetroffen, maar tevens op de instaprand, de neus en de rechterzijde van de schoen. Het enkele lopen door bloed op een vloer zou dit niet hebben veroorzaakt. Hiernaast zegt [verdachte01] geen herinnering te hebben aan een dweil en is de mogelijkheid dat hij deze per ongeluk in de keuken heeft vastgehad slechts geopperd door zijn raadsman. Dit scenario is derhalve nergens op gebaseerd. Ten slotte maakt de verklaring van [verdachte01] niet duidelijk waarom hij zou moeten gaan douchen, waarom hij nieuwe kleren aan zou moeten trekken, waarom hij zijn kleren achterliet en waarom hij nieuwe kleren bij zich had. De rechtbank gaat daarom uit van het scenario waar de forensische bewijsmiddelen op duiden, namelijk dat [verdachte01] – minstens – heeft geholpen met de schoonmaak van de gevolgen van de moord op- en het verminken van het lichaam van [slachtoffer01] . Dit is een wezenlijk onderdeel van het verhinderen van het behoud van het lichaam als bewijsmateriaal en daarmee kan – op basis van voornoemde bewijsmiddelen en de verklaring van [verdachte01] – worden bewezen dat [verdachte01] nauw en bewust met medeverdachten [medeverdachte01] , [medeverdachte04] en [medeverdachte03] heeft samengewerkt om het lijk van [slachtoffer01] te verbergen, weg te maken en weg te voeren.
6.3.
Conclusie
Het onder 1. ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 2. ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
6.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij in de periode van 28 juli 2021 tot en met 3 augustus 2021 te
Rotterdam en/of Zwijndrecht en/of Dordrecht tezamen en in
veren
iging met anderen, opzettelijk het lijk van [slachtoffer01]
heeft verborgen en weggevoerd enweggemaakt, zulks met het oogmerk om
het feit of de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer01] te verhelen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

7.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
2.
medeplegen van een lijk verbergen, wegvoeren en wegmaken met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

8.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

9.Motivering straf

9.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
9.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen het lichaam van [slachtoffer01] vervoerd en verborgen en de plaats delict schoongemaakt. De verdachte heeft samen met de medeverdachten de in plastic verpakte lichaamsdelen in koffers gestopt. Deze koffers zijn met een taxi vervoerd naar een auto in Dordrecht. Een van de medeverdachten heeft daarna drie scheppen gekocht. Het was de bedoeling om de koffers met daarin het lichaam van [slachtoffer01] te verbranden of te begraven. Uiteindelijk hebben de nabestaanden de uitvoering van dit deel van het plan weten te beletten doordat zij zich de dag na de verdwijning van [slachtoffer01] bij de woning van één van de medeverdachten meldden en het de verdachte en de medeverdachten daarmee onmogelijk maakten om het plan verder uit te voeren.
De rechtbank is van oordeel dat het wegmaken van een lijk op zichzelf reeds moreel verwerpelijk is. De wijze waarop dat met het lichaam van [slachtoffer01] heeft plaatsgevonden is bovendien respectloos en mensonterend en extra belastend voor de nabestaanden. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte allereerst het opsporingsonderzoek naar de door zijn familie als vermist opgegeven [slachtoffer01] gefrustreerd, waardoor zijn nabestaanden dagenlang in onzekerheid hebben verkeerd over zijn lot. Voorts heeft de verdachte hiermee de nabestaanden de kans ontnomen om op een normale, menswaardige en gedenkwaardige wijze afscheid te nemen van hun dierbare. De verdachte heeft daarbij in het geheel niet stilgestaan en enkel gehandeld uit eigen belang. De wijze waarop men zich in dit geval van het lijk heeft ontdaan, heeft de samenleving geschokt. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
9.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
9.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
9.3.2.
Rapportages
Psychiater dr. [naam03] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 januari 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Psycholoog dr. [naam04] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 2 maart 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
9.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

10.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

10.1.
De vorderingen
In dit strafproces vorderen elf nabestaanden schadevergoeding van de verdachte. Al deze partijen hebben verzocht om de toegekende bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de vorderingen samengevat in het hieronder opgenomen overzicht.
Benadeelde
Immateriele schade
Materiele schade
Totaal
[benadeelde partij01]
€ 50.000,--
€ 50.000,--
[benadeelde partij02]
€ 50.000,--
€ 50.000,--
[benadeelde partij03]
€ 50.000,--
€ 50.000,--
[benadeelde partij04]
€ 80.000,--
€ 14.912,54
€ 94.912,54
[benadeelde partij05]
€ 77.500,--
€ 77.500,--
[benadeelde partij06]
€ 77.500,--
€ 370,67
€ 77,870,67
[benadeelde partij07]
€ 67.500,--
€ 67.500,--
[benadeelde partij08]
€ 67.500,--
€ 67.500,--
[benadeelde partij09]
€ 67.500,--
€ 3627,17
€ 71.127,17
[benadeelde partij10]
€ 67.500,--
€ 67.500,--
[benadeelde partij11]
€ 40.000,--
€ 40.000,--
10.2.
Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen ten aanzien van de affectieschade en de shockschade dienen te worden toegewezen. Ten aanzien van de hoogte van de in dit kader toe te wijzen bedragen en ten aanzien van de materiele schade refereren de officieren van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
10.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het primaire standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, gelet op de bepleite vrijspraak.
De verdediging heeft zich op het subsidiaire standpunt gesteld dat de vordering niet hoofdelijk dient te worden opgelegd, gelet op de problemen die dit in de praktijk kunnen opleveren.
10.4.
Beoordeling
Zoals in paragraaf 6.1 gemotiveerd, zal de verdachte worden vrijgesproken van het medeplegen van de moord op [slachtoffer01] . Dit brengt met zich dat alle benadeelde partijen ten aanzien van de vorderingen om affectieschade niet-ontvankelijk zullen worden verklaard. Affectieschade ziet immers op de schade die door de moord is veroorzaakt, te weten het verlies van een dierbare naaste.
Ook ten aanzien van de vorderingen voor shockschade zijn de benadeelde partijen nietontvankelijk in hun vorderingen. Deze vorderingen zien op schade die is veroorzaakt doordat iemand een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt en daarmee tevens onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweegbrengt. Nu niet bewezen is dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld door [slachtoffer01] te doden, kan (ook) onrechtmatig handelen jegens de nabestaanden niet worden vastgesteld.
Ten aanzien van de vorderingen van de kinderen van [slachtoffer01] die zien op een aantasting in de persoon, geldt dat de grondslag (het missen van een vaderfiguur) ook ziet op een schade die is veroorzaakt doden van [slachtoffer01] , zodat ook ten aanzien van deze vorderingen niet-ontvankelijkheid zal worden uitgesproken.
Ten slotte geldt het voorgaande ook voor de (materiele) kosten van de uitvaart en het eigen risico van de zorgkosten. Ook deze kosten zien geheel of grotendeels op het overlijden van [slachtoffer01] .
De conclusie is dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen zullen worden verklaard. Gelet hierop zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
10.5.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoedingen geen inhoudelijke beslissing genomen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47 en 151 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1. ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
Benadeelde partij [benadeelde partij01]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij01] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde partij02]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij02] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij02] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde partij03]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij03] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij03] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde partij04]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij04] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij04] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde partij05]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij05] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij05] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde partij06]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij06] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij06] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde partij07]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij07] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij07] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde partij08]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij08] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij08] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde partij09]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij09] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij09] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde partij10]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij10] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij10] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde partij11]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij11] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij11] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars , voorzitter,
en mr. D.F. Smulders en mr. N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 juli 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer01] van het leven heeft
beroofd, door die [slachtoffer01] meermalen met een of meer messen, althans een
of meer scherpe en puntige voorwerpen in het lichaam te steken en/of te prikken
en/of te snijden;
(art 289 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2021 tot en met 3 augustus 2021 te
Rotterdam en/of Zwijndrecht en/of Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in
verenging met een ander of anderen, opzettelijk het lijk van [slachtoffer01]
heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt, zulks met het oogmerk om
het feit of de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer01] te verhelen;
(art 151 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)