ECLI:NL:RBROT:2023:9317

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
10/179964-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de (verlengde) uitvoer van 802 gram MDMA en het bezit van een ploertendoder

Op 12 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de uitvoer van 802 gram MDMA en het bezit van een ploertendoder. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C.A. Schulpen. Tijdens de zitting op 29 augustus 2023 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie, mr. W.L. van Prooijen, een gevangenisstraf van 8 maanden eiste, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 18 juli 2023 opzettelijk MDMA had vervoerd met de intentie deze naar Luxemburg te brengen. De verdachte had een vuilniszak met MDMA in zijn auto, die hij had aangenomen van een onbekende persoon in een café. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de MDMA, omdat hij had moeten weten dat hij verdovende middelen vervoerde. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de in beslag genomen personenauto verbeurd verklaard en de telefoons aan de verdachte teruggegeven. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die nooit eerder was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/179964-23
Datum uitspraak: 12 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
wonende op het adres:
[adres01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. M.C.A. Schulpen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de uitvoer van 802 gram MDMA (subsidiair het bezit daarvan) en het bezit van een ploertendoder (subsidiair een wapenstok).

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde, waarbij zij ten aanzien van het eerste feit uitgaat van verlengde uitvoer;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • verbeurdverklaring van de onder de verdachte in beslag genomen personenauto en teruggave van de onder de verdachte in beslag genomen telefoons.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
Het onder 2 primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, nu door de verdediging geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt en verdediging ten aanzien van feit 1
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde feit. De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte niet wist dat er MDMA in de zak zat. Verder heeft de raadsvrouw betoogd dat geen sprake is geweest van buiten het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen, omdat de MDMA Nederland niet heeft verlaten en hij van plan was de zak weg te gooien bij het dichtstbijzijnde benzinestation.
4.2.2.
Beoordeling
Op 18 juli 2023 ziet de politie een auto met Frans kenteken rijden op de A16 in Dordrecht. De politie constateert dat er gebreken zijn aan de auto. De auto wordt aan de kant gezet. Er wordt een tolk Frans gebeld en door de politie wordt gevraagd of de verdachte wapens of drugs bij zich heeft. De verdachte geeft aan dat hij een ploertendoder in de auto heeft liggen. Vervolgens vraagt de politie aan de verdachte of ze de auto mogen doorzoeken en de verdachte geeft hiervoor toestemming. Onder de bijrijdersstoel wordt in een vak een vuilniszak aangetroffen met daarin een blok vermoedelijk verdovende middelen. Dit blok is onderzocht door het NFI en het bleek om MDMA te gaan. Het blok woog 802 gram netto.
Artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet (OW) bepaalt - voor zover hier van belang – dat onder ‘buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen’, zoals bedoeld in artikel 2 OW, is begrepen: het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden van die middelen, voorwerpen of goederen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de zak met MDMA in Rotterdam heeft aangenomen met de intentie om deze vanuit Rotterdam naar Luxemburg te vervoeren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte de zak met bestemming naar Luxemburg ten vervoer heeft aangenomen, en dat valt onder de begripsomschrijving in artikel 1, vijfde lid, OW.
Voorwaardelijk opzet
In reactie op het verweer van de verdediging dat verdachte niet wist dat er MDMA in de zak zat, stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast. De verdachte heeft verklaard dat hij vanuit Frankrijk naar Luxemburg is gereden. In een café langs de weg heeft een persoon aan de verdachte gevraagd om een zak op te halen in Rotterdam en terug te brengen naar Luxemburg. De verdachte zou hier 350 euro voor krijgen. De verdachte is vervolgens naar Rotterdam gereden en heeft een vuilniszak aangenomen van een persoon die hij niet kende. De verdachte heeft verklaard dat hij die persoon heeft gevraagd of het ging om cocaïne, heroïne of hasjiesj, omdat er voor de verdachte “maar drie soorten drugs bestaan”. De persoon van wie hij de zak aannam, zei dat het niet ging om cocaïne, heroïne of hasjiesj. Hij noemde wel een naam maar die is verdachte vergeten.
De rechtbank overweegt dat zelfs indien van de juistheid van de afgelegde verklaring van de verdachte wordt uitgegaan, bewezen is dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de MDMA. Het lag in de gegeven omstandigheden op de weg van de verdachte om (nader) onderzoek te doen naar de zak en de inhoud daarvan. Door dit niet te doen, terwijl daar gelet op de genoemde omstandigheden alle aanleiding toe was, en, integendeel, de zak mee te nemen en te vervoeren, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij verdovende middelen zou uitvoeren.
4.2.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het onder 2 primair bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
primairhij op 18 juli 2023 te Dordrecht opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 802 gram, 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), zijnde
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
hebbende verdachte
- opzettelijk met een auto vanuit Frankrijk naar Rotterdam,
gereisd met het voornemen 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) te
verwerven en vervolgens met een auto met die
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) terug te reizen naar Luxemburg en
- vervolgens met die tas in een auto weggereden met het doel, althans het
voornemen, (met die 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA)) terug te reizen
naar Luxemburg;
2
primairhij op 18 juli 2023 te Dordrecht, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten. In de auto van de verdachte is 802 gram netto MDMA aangetroffen die hij wilde vervoeren naar Luxemburg. Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het drugscircuit. De verspreiding van verdovende middelen gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Daarnaast bevatten verdovende middelen stoffen die sterk verslavend werken en zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. Het is verder algemeen bekend dat dit soort feiten veel geld opleveren voor de personen die betrokken zijn in de lijn van invoer tot aan de uiteindelijke verkoop. De verdachte heeft met zijn handelen aan dit alles bijgedragen en de rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
Voorts is een wapen, te weten een ploertendoder, bij de verdachte in de auto aangetroffen. Hoewel de verdachte aangeeft dat hij er niets mee van plan was, brengt het aanwezig hebben van een dergelijk wapen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot onveiligheid in de maatschappij.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 augustus 2023 blijkt dat de verdachte nooit eerder is veroordeeld in Nederland. Uit een uittreksel uit het European Criminal Records Information System (ECRIS) uit Frankrijk van 19 juli 2023 blijkt dat de verdachte onbekend is in de justitiële documentatie van de bevraagde staat.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat hij medewerking heeft verleend aan het politieonderzoek.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de algemene voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto van het merk Volkswagen verbeurd te verklaren en de in beslag genomen telefoons van de merken Apple en Samsung terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft teruggave van de onder de verdachte in beslaggenomen auto (Volkswagen) en twee telefoons (Samsung en iPhone) verzocht.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen personenauto van het merk Volkswagen met goednummer [proces-verbaalnummer01] zal verbeurd worden verklaard. Deze personenauto behoort aan de verdachte toe en het onder feit 1 primair bewezenverklaarde is met behulp van dit voorwerp begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoons zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte (de Samsung met goednummer [proces-verbaalnummer02] en de Apple iPhone met goednummer [proces-verbaalnummer03] ). De rechtbank komt tot de conclusie dat uit het dossier niet is gebleken dat deze twee telefoons zijn gebruikt bij het begaan van de bewezenverklaarde feiten dan wel enig ander strafbaar feit. De telefoons dienen daarom aan de verdachte te worden teruggegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikelen 13 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden,
beveelt dat de tijd die de door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feit 1 de personenauto (goednummer [proces-verbaalnummer01] ) ;
- gelast de teruggave aan verdachte van de Samsung telefoon (goednummer [proces-verbaalnummer02] ) en de Apple iPhone (goednummer [proces-verbaalnummer03] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Brand, voorzitter,
mr. D. van Dooren en mr. Ü.D. Çolak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Grubben, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 18 juli 2023 te Rotterdam en/of Dordrecht en/of elders in
Nederland en/of in België en/of in Frankrijk en/of Luxemburg
opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 802 gram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), zijnde
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
hebbende verdachte
- opzettelijk met een auto vanuit Frankrijk naar Rotterdam, althans in Nederland,
gereisd met het voornemen 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) te
kopen/verwerven en/of (vervolgens) met een auto met die
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) terug te reizen naar Frankrijk en/of
Luxemburg en/of
- ongeveer 802 gram, althans een hoeveelheid, 3,4-methyleendioxymethamfetamine
(MDMA) in een tas gestopt en/of
- (vervolgens) met die tas in een auto weggereden met het doel, althans het
voornemen, (met die 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA)) terug te reizen
naar Frankrijk en/of Luxemburg;
subsidiair
hij op of omstreeks 18 juli 2023 te Rotterdam en/of Dordrecht, althans in
Nederland,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 802 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), zijnde
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 18 juli 2023 te Rotterdam en/of Dordrecht, althans in
Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I onder 3 van de Wet
wapens en munitie, te weten een ploertendoder voorhanden heeft gehad;
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 juli 2023 te Rotterdam en/of Dordrecht, althans in
Nederland, op/aan de openbare weg, te weten de Rijksweg A16,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie IV, onder 3 van de Wet wapens en
munitie,
te weten een wapenstok heeft gedragen;