ECLI:NL:RBROT:2023:9316

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
10/126479-23 en 10/126793-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake feitelijke aanranding van de eerbaarheid met vrijspraak en veroordeling

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 september 2023 uitspraak gedaan in twee gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het eerste feit, omdat niet voldaan was aan het bewijsminimum. Voor het tweede feit, dat plaatsvond op 19 mei 2023 te Dordrecht, werd de verdachte echter wel schuldig bevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer, een 15-jarig meisje, had gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling door haar onverwachts over de borsten te wrijven. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en stelde een proeftijd van 3 jaar in. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte €1.000 aan immateriële schade moest vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het feit. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychische stoornis, en legde bijzondere voorwaarden op voor reclassering en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/126479-23 en 10/126793-23 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 12 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen als: Vertrokken Onbekend Waarheen (VOW),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI [detentieadres01] ,
raadsmannen mr. C.M. van Ommeren, advocaat te Rotterdam (inzake 10/126479-23) en mr. C.T. Timmers, advocaat te Middelharnis (inzake 10/126793-23).

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 10/126479-23 en 10/126793-23. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole en een inspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding;
  • bevel van dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 (10/126793-23)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat gelet op de verklaring van aangeefster, de verklaring van de verdachte en de modus operandi – die overeenkomt met de modus operandi van het onder 2 ten laste gelegde feit - wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
4.1.2.
Beoordeling
Bewijs in zedenzaken
De rechtbank stelt voorop dat het bij zedenzaken regelmatig voorkomt dat de verklaring van het veronderstelde slachtoffer en dat van de veronderstelde dader (op kernpunten) van elkaar afwijken en dat er geen verklaringen van getuigen zijn. Zo is dat ook in deze zaak. De rechtbank dient dan in de eerste plaats de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever te beoordelen en dient vervolgens te bepalen of er voor de verklaring van de aangever voldoende steunbewijs uit (een) onafhankelijke bron(nen) in het dossier aanwezig is. In artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is namelijk bepaald dat de rechter het bewijs dat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige of de aangever. Uitgangspunt hierbij is dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de aangifte worden genoemd ondersteuning vindt in een of meer andere bewijsmiddelen.
Onvoldoende steunbewijs
Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte uit het niets met zijn arm of hand haar billen heeft aangeraakt. Zij verklaart dat dit gebeurde terwijl zij met haar rug naar de verdachte (gebukt) stond en hij achter haar langsliep, terwijl er genoeg bewegingsruimte was en de verdachte haar niet aan hoefde te raken. De rechtbank beoordeelt de verklaring van aangeefster betrouwbaar.
De verdachte heeft ontkend de aangeefster te hebben aangeraakt en heeft verklaard dat áls dat al gebeurd zou zijn, dit per ongeluk is gebeurd. Er is geen getuigenbewijs ten aanzien van de ten laste gelegde handeling en evenmin bevat het dossier camerabeelden die het incident hebben vastgelegd.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster dat de verdachte haar heeft aangeraakt bij haar billen en dat dit wel met opzet moet zijn gebeurd, omdat er voldoende bewegingsruimte voor hem was om te passeren zonder haar aan te raken, onvoldoende ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen in het dossier. De mogelijkheid van een onverhoedse aanraking kan niet worden uitgesloten.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 2 (10/126479-23)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen, nu de getuige [getuige01] slechts heeft gezien dat de verdachte zijn armen uitstrekte richting de borsten van het slachtoffer. Zij heeft niet gezien of de verdachte aangeefster bewust betastte of dat hij zich afweerde in het ontstane handgemeen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer01] . Zij heeft consistent en gedetailleerd over het voorval verklaard. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat haar verklaring bovendien op relevante punten wordt ondersteund door de verklaring van getuigen [getuige01] en [getuige02] . [getuige01] verklaart dat zij heeft gezien dat de verdachte voor het slachtoffer stond en met zijn handen in de richting de borsten van het slachtoffer ging. Zij verklaart dat het slachtoffer fel reageerde en schreeuwde. Dat het slachtoffer een hevige emotionele reactie op het voorval had, volgt tevens uit de verklaring van [getuige02] , de moeder van het slachtoffer, die verklaart dat zij haar dochter kort na het incident telefonisch heeft gesproken en dat haar dochter hysterisch, emotioneel en boos was en voor haar doen moeilijk uit haar woorden kwam. Het dossier geeft geen blijk van een handgemeen tussen het slachtoffer en de verdachte, waartegen de verdachte zich fysiek zou moeten hebben verweren.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 19 mei 2023 te Dordrecht, door (een) andere feitelijkheid iemand, te weten [slachtoffer01] , heeft gedwongen tot het dulden van een handeling, namelijk het wrijven over de borsten, een andere feitelijkheid heeft bestaan uit het onverhoeds plegen van die ontuchtige handeling bij die [slachtoffer01]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

Het bewezen feit levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 19 mei 2023 het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer01] , op ontuchtige wijze benaderd door haar onverwachts over de borsten te wrijven. Het slachtoffer was slechts 15 jaar oud. De verdachte heeft kennelijk gehandeld vanuit zijn eigen gevoelens en wensen en geen rekening gehouden met de lichamelijke grenzen van het slachtoffer. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Gebleken is dat het slachtoffer als gevolg van het ten laste gelegde slecht slaapt, zich depressief voelt en zich niet graag meer buiten begeeft.
De verdachte heeft het feit overdag en in de openbare ruimte begaan. Meerdere mensen zijn betrokken geweest bij of getuige geweest van (een deel van) het voorval, waardoor niet alleen de gevoelens van veiligheid van het slachtoffer, maar mogelijk ook die van omstanders zijn aangetast.
Niet blijkt dat de verdachte de ernst van zijn handelen erkent of hier verantwoordelijkheid voor neemt. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (SVG) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 augustus 2023. Dit rapport houdt onder meer in dat het risico op recidive als hoog wordt ingeschat indien de verdachte onbehandeld terugkeert in de maatschappij. In het geval van een veroordeling, adviseert de rapporteur een (deels) voorwaardelijke straf met oplegging van de onderstaande dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij reclassering
  • Opname in een zorginstelling
  • Ambulante behandeling
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
  • Meewerken aan middelencontrole
  • Inspanningsverplichting.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Ter terechtzitting heeft de rapporteur, [naam01] , als deskundige verklaard dat zij het idee heeft dat de verdachte begrijpt wat een eventuele behandeling zou inhouden en hij zich hiervoor zou inspannen.
Psychiater [naam02] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 juli 2023. Dit rapport houdt onder meer in dat de verdachte lijdt aan een psychische stoornis met cognitieve en affectieve ziekteverschijnselen van onder meer desorganisatie en affectvervlakking, die waarschijnlijk wordt veroorzaakt door schizofrenie. Comorbide psychopathologie (het bestaan van één of meer aandoeningen naast de hoofddiagnose) zoals posttraumatische stressstoornis of een persoonlijkheidsstoornis, kan vooralsnog niet worden aangetoond, noch worden uitgesloten. Wel kan een stoornis in cannabisgebruik worden gediagnosticeerd. Als gevolg van de schizofrenie was ook ten tijde van het ten laste gelegde feit sprake van beperkingen van het vermogen van de verdachte tot oordeel en kritiek en van zijn impulscontrole. Daarom wordt geadviseerd om de verdachte het ten laste gelegde feit in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door zijn bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de straf.
Gezien de ernst van het feit en geldende het taakstrafverbod (artikel 22b lid 1 onder a van het Wetboek van Strafrecht), kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op het patroon van seksueel overschrijdend gedrag dat door de rapporteur van SVG wordt beschreven en de noodzaak van een behandeling van de verdachte om recidive te voorkomen, acht de rechtbank het noodzakelijk een proeftijd van drie jaar op te leggen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit (10/126479-23): [benadeelde partij01] . De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.000 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voor een bedrag van € 1.000 toewijsbaar en heeft tevens oplegging van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de hoogte van de schade betwist.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht, de hoogte van de schade onderbouwd is gesteld en onvoldoende gemotiveerd is betwist, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 mei 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2023 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich na uitnodiging melden bij Fivoor Reclassering, op het adres Hogebakstraat 44, te Dordrecht. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Binnen dit toezicht werkt de veroordeelde aan bewustwording van de levensstijl. Hiertoe volgt de veroordeelde de begeleidingsmodule Stap voor Stap.
De veroordeelde laat zich opnemen in de FPA of FPK of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan de detentieperiode. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
3. De veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
4. De veroordeelde verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de opname in een zorginstelling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
5. De veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
6. De veroordeelde spant zich in voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers-)werk of scholing.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen een bedrag van
€ 1.000 (zegge: duizend euro), volledig bestaande immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 1.000(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Brand, voorzitter,
mrs. D. van Dooren en Ü.D. Çolak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Grubben, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/126793-23
1.
hij
op of omstreeks 14 februari 2023 te Ridderkerk,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld
en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer02]
, heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), namelijk het aanraken/betasten van en/of wrijven over de billen,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
onverhoeds/onverwachts plegen van die ontuchtige handelingen bij die [slachtoffer02]
10/126479-23
2.
hij
op of omstreeks 19 mei 2023 te Dordrecht,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld
en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten
[slachtoffer01] , heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), namelijk het aanraken/betasten van en/of wrijven over de borsten,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
onverhoeds/onverwachts plegen van die ontuchtige handelingen bij die [slachtoffer01]