ECLI:NL:RBROT:2023:9305

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
10602320 VZ VERZ 23-132
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring aanspraak wilsrecht door minderjarigen in erfrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende de goedkeuring van een aanspraak op het wilsrecht van minderjarigen, zoals geregeld in artikel 4:21 BW. Verzoekster, de moeder en wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarigen, heeft het verzoek ingediend om goedkeuring te verkrijgen voor het maken van aanspraak op het wilsrecht namens haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 10 juli 2023 is ontvangen, gevolgd door correspondentie met de belanghebbenden. De kantonrechter heeft besloten om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen, aangezien alleen één van de belanghebbenden, [naam 3], heeft gereageerd op de verzoeken van de griffier.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen erfgenamen zijn in de nalatenschap van de overledene, [naam overledene], en dat de andere erfgenamen [naam 1] en [naam 2] zijn. De kantonrechter heeft de belangen van de minderjarigen in overweging genomen en geconcludeerd dat er geen bezwaar is tegen de goedkeuring van het verzoek, aangezien de andere erfgenamen niet hebben gereageerd op de brieven van de griffier. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van verzoekster om goedkeuring van de aanspraak op het wilsrecht moet worden ingewilligd, omdat er geen relevante bezwaren zijn ingediend die de goedkeuring zouden kunnen tegenhouden.

De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat het verzoek van [naam 3] om de voorwaarden van het vruchtgebruik vast te stellen prematuur is, aangezien de bevoegdheid als bedoeld in artikel 4:21 BW nog niet is uitgeoefend. De beslissing van de kantonrechter houdt in dat het verzoek van verzoekster wordt goedgekeurd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. dr. P.G.J. van den Berg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10602320 VZ VERZ 23-132
datum uitspraak: 29 september 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. G.W.J. van Dijke.
Met de volgende belanghebbende(n):
  • [naam 1] (hierna: [naam 1] ),
  • [naam 2] (hierna: [naam 2] ),
  • [naam 3] , gemachtigde: mr. R.V. van der Kuijp (hierna: [naam 3] ).

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, ontvangen op 10 juli 2023, met bijlage;
  • het e-mailbericht van verzoekster van 24 juli 2023, met bijlagen;
  • de brief van [naam 3] van 8 september 2023.
1.2.
Bij brieven van 25 juli 2023 heeft de griffier aan [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] gevraagd of zij bezwaar hebben tegen toewijzing van het verzoek. Alleen [naam 3] heeft bij brief van 8 september 2023 gereageerd. De kantonrechter heeft naar aanleiding hiervan besloten om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen.

2.De beoordeling

2.1.
Verzoekster is de moeder en wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2011 (hierna: [minderjarige 1] );
- [minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2013 (hierna: [minderjarige 2] ).
2.2.
Op 11 april 2023 is in [plaatsnaam 1] overleden [naam overledene] (hierna: de overledene). De laatste woonplaats van de overledene was [plaatsnaam 2] . [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn vanwege het vooroverlijden van hun vader ( [naam 4] ) door plaatsvervulling erfgenamen in de nalatenschap van de overledene. De andere erfgenamen in deze nalatenschap zijn [naam 3] (de echtgenote van de overledene), [naam 1] (dochter van de overledene) en [naam 2] (zoon van de overledene).
2.3.
Verzoekster stelt dat zij het voornemen heeft om namens [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanspraak te maken op het wilsrecht van artikel 4:21 BW en zij vraagt de kantonrechter om hier goedkeuring aan te verlenen.
2.4.
Op grond van artikel 4:26 lid 1 BW verleent de kantonrechter zijn goedkeuring aan het voornemen om gebruik te maken van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 4:21 BW of onthoudt hij deze daaraan, rekening houdende naar billijkheid met de belangen van het kind, de andere kinderen aan wie de bevoegdheid eveneens toekomt en van degene jegens wie de bevoegdheid bestaat.
2.5.
[naam 1] en [naam 2] hebben niet gereageerd op de brieven van 25 juli 2023, zodat wordt aangenomen dat zij geen bezwaar hebben tegen toewijzing van het verzoek. [naam 3] heeft in haar brief van 8 september 2023 het standpunt ingenomen dat zij het door verzoekster gestelde incassorisico niet ziet, dat zij graag wil dat ieder krijgt waar hij/zij recht op heeft en dat volgens haar kan worden volstaan met een niet-opeisbare vordering. De kantonrechter is van oordeel dat [naam 3] hiermee in haar brief geen belang heeft aangevoerd dat ertoe zou moeten leiden dat de gevraagde goedkeuring geweigerd moet worden, in aanmerking genomen dat de wet het bestaan van een incassorisico niet eist. Dit betekent dat de gevraagde goedkeuring zal worden verleend.
2.6.
Voor zover [naam 3] in haar brief heeft verzocht om de voorwaarden van het vruchtgebruik vast te stellen met onder meer een vervreemdings- en verteringsbevoegdheid, is de kantonrechter van oordeel dat dit verzoek prematuur is gedaan, omdat feitelijk de bevoegdheid als bedoeld in artikel 4:21 BW nog niet is uitgeoefend en er nog geen goederen zijn aangewezen die door [naam 3] moeten worden overgedragen. Een dergelijk verzoek kan op grond van de artikelen 4:23 BW en/of 3:212 BW – desgewenst – te zijner tijd aan de kantonrechter worden voorgelegd.
2.7.
Gelet op de aard van het verzoek, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
willigt het verzoek in en keurt het verzoek van verzoekster goed om namens [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanspraak te maken op het wilsrecht van artikel 4:21 BW.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken.
31688