ECLI:NL:RBROT:2023:9295

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
10519192 VV EXPL 23-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over dwaling of misbruik van omstandigheden bij vaststellingsovereenkomst na ontslag op staande voet

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiser, aangeduid als [eiser01], een kort geding aangespannen tegen Oranjedak B.V. naar aanleiding van een vaststellingsovereenkomst die hij op 16 januari 2023 heeft getekend. Deze overeenkomst beëindigde zijn arbeidsovereenkomst per 1 april 2023, terwijl Oranjedak hem op staande voet wilde ontslaan. Eiser stelt dat hij onder druk is gezet en dat er sprake is van dwaling of misbruik van omstandigheden, waardoor hij de overeenkomst buitengerechtelijk wil vernietigen. Hij vordert hervatting van de loonbetaling en re-integratie, omdat hij arbeidsongeschikt is.

De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 1 juni 2023, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser heeft betoogd dat hij niet goed geïnformeerd was over de gevolgen van de vaststellingsovereenkomst en dat hij onder druk is gezet om deze te ondertekenen. Oranjedak heeft dit betwist en stelt dat eiser wel degelijk op de hoogte was van de inhoud van de overeenkomst en dat hij juridisch advies heeft ingewonnen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van een wilsgebrek. De rechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van eiser niet aannemelijk zijn en dat er geen spoedeisend belang is dat de vordering zou rechtvaardigen. Daarom zijn de vorderingen van eiser afgewezen en is hij in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van Oranjedak zijn begroot op € 793,- aan salaris voor haar gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10519192 VV EXPL 23-25
datum uitspraak: 15 juni 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. N.D.R. Toirkens,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Oranjedak B.V.,
gevestigd: Zwijndrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.A. Macken.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Oranjedak’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 mei 2023, met producties;
  • de producties van de zijde van Oranjedak;
  • de pleitnota van mr. Macken;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling.
1.2.
Op 1 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

De kern van deze zaak

2.1.
Het draait in deze zaak in de kern om het volgende. [eiser01] is op [datum01] bij Oranjedak in dienst getreden. Hij had de functie van magazijnmedewerker. Op 16 januari 2023 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarmee de arbeidsovereenkomst eindigde per 1 april 2023. Oranjedak heeft [eiser01] die overeenkomst aangeboden, omdat zij van mening was dat er redenen waren om [eiser01] op staande voet te ontslaan. Als alternatief is hem de beëindiging met wederzijds goedvinden (dus de vaststellingsovereenkomst) voorgelegd. [eiser01] vindt dat sprake is van een wilsgebrek. Hij heeft de overeenkomst daarom buitengerechtelijk vernietigd [1] en vordert hervatting van de loonbetaling en re-integratie. Hij was (en is) namelijk arbeidsongeschikt.
Juridisch kader kort geding
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij de beoordeling is mede van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Oranjedak als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Spoedeisendheid
2.3.
[eiser01] heeft gesteld dat zijn vordering spoed heeft, omdat hij op dit moment geen recht heeft op een uitkering. Dat is door Oranjedak betwist. Oranjedak voert aan dat [eiser01] in ieder geval een gedeeltelijke WAO-uitkering ontvangt.
Nu vast staat dat [eiser01] in ieder geval een (substantieel) deel van zijn inkomen kwijt is, terwijl hij vooralsnog geen recht heeft op een WW- of ZW-uitkering, wordt aangenomen dat deze zaak spoedeisend is.
Aannemelijkheid vordering
2.4.
Zoals hiervoor is overwogen, zal ook moeten worden onderzocht hoe aannemelijk het is dat [eiser01] in een bodemprocedure in het gelijk zal worden gesteld. Dat zal het geval zijn, wanneer in die procedure wordt geoordeeld dat de vaststellingsovereenkomst terecht door hem is vernietigd, vanwege het bestaan van een wilsgebrek.
2.4.1.
[eiser01] stelt dat sprake is van dwaling of misbruik van omstandigheden. Oranjedak heeft hem tijdens ziekte een vaststellingsovereenkomst aangeboden, daarbij is hij onder druk gezet en niet gewezen op de gevolgen, aldus [eiser01] . Oranjedak betwist dat gemotiveerd.
2.4.2.
In het kader van dit kort geding staat vast dat partijen op 9 januari 2023 een gesprek hebben gehad. Tijdens dat gesprek is [eiser01] gevraagd naar contant geld dat hij had ontvangen voor het inleveren van oud ijzer. [eiser01] erkent dat hij dat geld niet had afgedragen aan zijn leidinggevende, zoals wel moest, maar mee naar huis heeft genomen. Op 10 januari 2023 heeft Oranjedak opnieuw gesproken met [eiser01] en hem verteld dat zij het niet afdragen van het geld beschouwde als verduistering en hem daarom op staande voet wilde ontslaan. In plaats daarvan kon [eiser01] ook kiezen voor een vaststellingsovereenkomst. [eiser01] heeft de overeenkomst vervolgens meegenomen en zich gewend tot zijn rechtsbijstandverzekeraar. Uit de overgelegde producties blijkt dat deze ook contact heeft gehad met Oranjedak [2] . Op 13 januari 2023 heeft de partner van [eiser01] vervolgens de ondertekende overeenkomst bij Oranjedak in de brievenbus gedaan.
2.4.3.
Voor een geslaagd beroep op dwaling is allereerst van belang dat sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken. Uit de stellingen van [eiser01] wordt begrepen dat hij stelt dat geen juiste voorstelling had van de gevolgen van de vaststellingsovereenkomst. Volgens [eiser01] heeft Oranjedak op dit punt haar mededelingsplicht geschonden [3] .
Voorshands kan [eiser01] in dat standpunt echter niet worden gevolgd. Partijen verklaren namelijk allebei anders over de totstandkoming van de overeenkomst en dan met name over de inhoud van het gesprek op 10 januari 2023. Volgens [eiser01] is daarin niets besproken en is hij door Oranjedak enkel onder druk gezet om te tekenen. Volgens Oranjedak is daarentegen de vaststellingsovereenkomst met [eiser01] artikel voor artikel doorgenomen. Dit betekent dat op dit moment niet kan worden bepaald welke mededelingen Oranjedak wel of niet heeft gedaan. Daar komt nog bij dat, zoals gezegd, [eiser01] wel een bedenktermijn heeft gekregen en dat hij juridisch advies ging inwinnen.
2.4.4.
Met betrekking tot het door [eiser01] gestelde misbruik van omstandigheden is van belang dat verduistering in het algemeen een reden voor ontslag op staande voet is [4] . Dat Oranjedak aan [eiser01] heeft medegedeeld dat ze hem verdacht en hem op staande voet wilde ontslaan, maakt nog niet dat hij
dusonder druk is gezet om een vaststellingsovereenkomst aan te gaan. Evenmin maakt de omstandigheid dat [eiser01] op dat moment arbeidsongeschikt was dat zonder meer dat sprake is van misbruik van omstandigheden. En ook voor het overige blijkt, uit de informatie die thans voorhanden is, voorshands niet dat sprake is geweest van misbruik van omstandigheden.
2.4.5.
In dit kort geding kan daarom niet worden aangenomen dat in een bodemzaak wordt beslist dat de vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van een wilsgebrek en dat de vorderingen van [eiser01] zullen slagen. Evenmin is sprake van een zodanig groot belang aan de zijde van [eiser01] dat de vordering desondanks moet worden toegewezen. Dit betekent dat de vorderingen van [eiser01] worden afgewezen.
Proceskosten
2.5.
[eiser01] is de in het ongelijk gestelde partij en wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Deze worden aan de zijde van Oranjedak begroot op € 793,- aan salaris voor haar gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter:
Rechtdoende in kort geding:
3.1.
wijst de vorderingen Van [eiser01] af;
3.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Oranjedak begroot op € 793,- aan salaris voor haar gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en in het openbaar uitgesproken.
783

Voetnoten

1.productie 9 bij dagvaarding
2.productie 6 aan de zijde van Oranjedak
3.artikel 6:228 lid 1 onder b BW
4.artikel 7:678 BW