Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 juni 2022, met producties 1 tot en met 26;
- de incidentele conclusie tot zekerheidstelling proceskosten ex artikel 224 Rv van IMC;
- de conclusie van antwoord in het incident tot zekerheidstelling proceskosten ex artikel 224 Rv, met productie 27;
- het vonnis in incident van 19 oktober 2022;
- de akte overlegging producties tevens akte wijziging van eis van NVS, met productie 28;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties A tot en met C en 1 tot en met 53;
- de brief van de rechtbank van 6 januari 2023, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- de brief van de rechtbank van 12 april 2023 met een zittingsagenda;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte wijziging van eis in conventie, met producties 29 tot en met 65;
- de akte overlegging producties van IMC, met producties C en 54 tot en met 67;
- de door IMC overgelegde producties D en 67b tot en met 72;
- de mondelinge behandeling van 9 mei 2023 en de door beide partijen overgelegde spreekaantekeningen.
2.De feiten
Partijen
Intellectual Property Sales Agreement” (hierna: de IPS-overeenkomst) gesloten. IMC is daarbij vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam01] en NVS door haar bestuurder [naam02] . In de IPS-overeenkomst, waarin IMC wordt aangeduid als “
Assignor” en NVS als “
Assignee”, is onder meer het volgende vermeld:
bollard pull(paaltrek) van het 2410-model is 50 tot 65 ton; de
bollard pullvan het 2409-model is 33 ton. Het 2410-model is bedoeld om zeeschepen in lokale havens te slepen over korte afstanden. Het 2409-model is bedoeld om ladingen op pontons heen en weer te slepen langs de kust en kleine schepen in kleine havens te begeleiden.
Industrial Designs(modeldepots) ingediend ter zake van de vorm van de romp van het 2410-model op naam van IMC, welke depots inmiddels zijn ingeschreven.
- See first one in operation end 2016, begin 2017.
- A new design: Always ensure that if certain problems occur, the main investment still can be used. So design includes an option to move to a radial support, in the unlikely event that the carrousel would fail.
- Fix a total ship design, but allow certain power range.
- There are good prospects on the short term for the smaller 2409 tug and on the long term for the larger 2411 tug.
- Now focus only on 2409 tug. So range of e.g. 35-45 ton BP and incorporate one size engine foundation. Select a number of engines. Robust components /Just simple engines. Safety margins against mis-use.
- Start business from scratch... prime market South Asia but keep away from the major shipbuilding countries. Low hanging fruit first. That is definitively available in this area...
- Be careful with all the implications.
- Prime focus now on South Asia, in longer perspective also looking to South and North America.
- Asia adopts easier innovations... then Europe / US.
- Many tugs here are relative older type. So good perspective for new carrousel tug. (…)”
Deze transfer is alleen specifiek voor de 2409.
NVS zal de opdrachtgever zijn van allerlei verdere ontwikkelingen, zodat het hele ontwerp immer bij NVS blijft.(…)”
gaat mee omhoog met BP. Contract gaan we aanpassen en alle verdere afspraken hierin ook integraal opnemen.(…)
3.Het geschil
in conventie
subsidiair:NVS te veroordelen tot betaling van het volle, dan wel een redelijk loon voor het conceptontwerp van de 2410ZH, nadat partijen zich daarover nog bij akte hebben uitgelaten, althans het volle c.q. redelijke loon te begroten door Uw Rechtbank, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van dit processtuk; (…)
4.De beoordeling
IP/patent rightsvan) het 2409-model van IMC aangekocht, maar ook (het conceptontwerp en de
IP/patent rightsvan) het 2410-model. IMC heeft dat gemotiveerd betwist. Volgens IMC heeft de IPS-overeenkomst uitsluitend betrekking op het 2409-model en heeft NVS op grond van artikel 11 van de IPS-overeenkomst (uitsluitend) een voorkeursrecht op de aankoop van het 2410-model, in welk kader nadere afspraken tussen partijen (hadden) moeten worden gemaakt, waaronder een nader te bepalen koopprijs.
24M All-Rounder 360 Tug” – waarvoor zij de in dat artikel genoemde rechtenoverdracht en koopsom van € 220.000,00 hebben afgesproken – in ieder geval het 2409-model moet worden begrepen. Zij zijn het er niet over eens of onder “
24M All-Rounder 360 Tug” behalve het 2409-model ook het 2410-model moet worden begrepen. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de betekenis van artikel 11 van de IPS-overeenkomst. In artikel 11 worden de volgende drie situaties omschreven:
All-Roundermet een (significant) grotere trekkracht en lier.
IP/patent rights”. Op dit geschilpunt wordt later in dit vonnis teruggekomen; vooralsnog gebruikt de rechtbank de in de IPS-overeenkomst gebruikte (niet-gedefinieerde) term
IP/patent rights.
IP/patent rightsvan het 2410-model conform artikel 3 van de IPS-overeenkomst heeft gekocht van IMC. Ter onderbouwing daarvan heeft NVS het volgende aangevoerd.
- In de aanloop naar de verkoop van het eerste 2410-model heeft NVS IMC bij de ontwikkeling van alle technische specificaties betrokken. In de correspondentie waaruit dit blijkt, is ook structureel naar het 2410-model verwezen als de “
- IMC heeft de
- IMC heeft sinds de start van de ontwikkeling van het 2410-model in juli 2018 gedurende ruim tweeënhalf jaar niet geageerd tegen de stellingname van NVS dat het 2410-model onder de IPS-overeenkomst valt. Integendeel, IMC heeft bevestigd dat NVS het ontwerp en de technologie mocht gebruiken, onder meer door (i) in te stemmen met de overeenkomst tussen NVS en HB360 en met de opdracht aan de scheepswerf LSE om het 2410-model te bouwen, (ii) uitleg en assistentie ter zake van het 2410-model te geven (conform artikel 6 van de IPS-overeenkomst) en (iii) tekeningen van (de rails en karretjes van) het 2410-model aan [bedrijf01] te sturen (conform artikel 5 van de IPS-overeenkomst).
IP/patent rights. Dat is met betrekking tot het 2410-model niet het geval, aldus nog steeds NVS.
larger All-Rounder with a significant higher bollard pull and winch”, zodat het slot van artikel 11 (situatie 3) van toepassing is. Het conceptontwerp en de
IP/patent rightsvan het 2410-model zijn dus volgens IMC niet aan NVS verkocht. Partijen hebben jaren samengewerkt en met artikel 11 bedoeld dat in situatie 3 nadere afspraken zouden worden gemaakt, zodat NVS dat model kan (laten) bouwen en IMC voor haar ontwerpwerk en IE-rechten (dan wel licenties) betaald wordt. Partijen dienen dus over de koop van dit model en de IE-rechten daarop nadere, ten opzichte van de IPS-overeenkomst nieuwe, afspraken te maken, maar hebben daarover geen overeenstemming kunnen bereiken. Ter onderbouwing heeft IMC verder het volgende aangevoerd.
IP/patent rightsvan het 2409-model zou kopen van IMC en als vergoeding het volgende zou betalen:
- een vast bedrag van € 220.000,00, te betalen in drie gelijke termijnen; en
- een royalty van € 25.000,00 per verkochte sleepboot gebouwd naar het 2409-model.
Industrial Designsop de romp van het 2410-model laten registreren. Door deze ontwikkelingen lijkt het erop dat bepaalde kernafspraken in de IPS-overeenkomst achterhaald zijn. Dat gegeven weegt mee in de uitleg van de IPS-overeenkomst. Dat een mogelijke doorontwikkeling van het 2409-model al door partijen was voorzien (en is vastgelegd in artikel 11 van de IPS-overeenkomst) maakt het voorgaande niet anders. Partijen gingen er bij het sluiten van de IPS-overeenkomst immers vanuit dat – eerst – het 2409-model zou worden ontwikkeld en vermarkt, maar dat is niet gebeurd.
bollard pullen lier, zoals in de situatie 3 van artikel 11. In haar reactie van 4 april 2021 op dit verslag heeft NVS deze visie immers betwist. Dat IMC zich (pas) vanaf februari 2021 op het standpunt is gaan stellen dat het 2410-model onder situatie 3 van artikel 11 van de IPS-overeenkomst zou vallen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet los worden gezien van de omstandigheid dat in die periode het geschil tussen partijen was ontstaan over de extra kosten voor de ontwikkeling van het 2410-model. Een en ander kan niet tot het oordeel leiden dat situatie 2 niet of niet langer van toepassing zou zijn.
IP/patent rightsvan) het 2410-model heeft gekocht op grond van de IPS-overeenkomst. Nu partijen het erover eens zijn dat de hoogte van de extra kosten voor de ontwikkeling van het 2410-model nader moet worden vastgesteld, zal dat aan de toe te wijzen verklaring voor recht worden toegevoegd.
IP/patent rights”. Volgens IMC zijn daarmee wel de in de overeenkomst genoemde octrooirechten bedoeld, maar niet het auteursrecht. Volgens NVS is eveneens het auteursrecht bedoeld. Ook op dit punt moet de overeenkomst dus worden uitgelegd. IMC vordert een verklaring voor recht dat het auteursrecht op het 2409-model niet aan NVS is overgedragen op grond van de IPS-overeenkomst (vordering I in reconventie). Met betrekking tot het 2410-model vordert IMC een verklaring voor recht dat NVS geen rechten geldend kan maken aangaande het conceptontwerp, in het bijzonder geen auteursrecht (vordering III in reconventie).
IP/patent rightspas zal plaatsvinden na volledige betaling van de koopsom van € 220.000,00, conform artikel 7 van de IPS-overeenkomst. Tijdens de mondelinge behandeling heeft NVS verduidelijkt dat dit ook haar standpunt is. Zij heeft aangevoerd dat zij de rechten wel heeft gekocht, maar dat de rechten pas zullen worden overgedragen na betaling. Juridisch vertaald: de IPS-overeenkomst is een titel voor overdracht, maar de levering vindt plaats na volledige betaling. Aan deze opschortende voorwaarde is niet voldaan. Tussen partijen is niet in geschil dat NVS op grond van de factuur van 15/21 juli 2021 een bedrag van € 73.333,33 aan IMC heeft betaald. Dit bedrag correspondeert met één naar het 2410-model gebouwde boot. Volledige betaling van de koopsom heeft dus nog niet plaatsgevonden. De door IMC gevorderde verklaring voor recht dat het auteursrecht niet aan NVS
isovergedragen, zou reeds om die reden toewijsbaar zijn.
IP/patent rights. Het woord
copyrightkomt in de overeenkomst niet voor, en er is geen aanknopingspunt in de tekst van de overeenkomst om te veronderstellen dat met de afkorting
IPbedoeld is álle rechten van intellectuele eigendom, waaronder de auteursrechten, onder de IPS-overeenkomst te scharen. In artikel 1 van de considerans zijn de octrooien waarop de IPS-overeenkomst betrekking heeft opgesomd, en geen andere rechten van intellectuele eigendom. Dat met artikel 2 van de considerans is beoogd de over te dragen rechten uit te breiden, kan – anders dan NVS heeft bepleit – niet worden aangenomen. Als artikel 2 van de considerans niet (uitsluitend) zou zien op de in artikel 1 opgesomde rechten, had het voor de hand gelegen dat de nader over te dragen IE-rechten ook (expliciet) in de overeenkomst zouden worden opgesomd. Dat is niet het geval. Artikel 7 van de IPS-overeenkomst, dat betrekking heeft op de overdracht van de
IP/patent rights, vermeldt wél dat – zolang die rechten niet zijn overgedragen – NVS een exclusief recht verkrijgt op de technologie. Ook daarin is een aanwijzing gelegen dat de overeenkomst uitsluitend betrekking heeft op de – expliciet daarin genoemde – octrooien en (juist) niet op andere IE-rechten zoals het auteursrecht.
design work” is gebruikt kan het voorgaande niet anders maken. Die enkele term, zonder nadere toelichting, is niet voldoende om aan te kunnen nemen dat partijen met de IPS-overeenkomst iets hebben willen regelen betreffende het auteursrecht. Duidelijk is dat partijen zich hebben gericht op overdracht van de technologie. Dat met artikel 6 van de IPS-overeenkomst is beoogd het auteursrecht op (de tekeningen van het conceptontwerp van) het 2409-model over te dragen, kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ook niet worden aangenomen. Dat staat er immers niet. Het ligt voorts in de rede dat de verwijzing naar “
design work” verwijst naar de feitelijke tekeningen (fysieke tekeningen en bestanden), en niet naar de (auteurs)rechten op die tekeningen.
Industrial Designsop het 2410-model en, als dat niet het geval is, of tussen partijen op enig moment mondeling is overeengekomen dat de
Industrial Designsdoor IMC aan NVS moeten worden overgedragen.
Industrial Designsdoor IMC zullen worden aangevraagd en vervolgens door IMC aan NVS zullen worden overgedragen. NVS heeft met de IPS-overeenkomst immers drie octrooien van IMC gekocht, waarvan IMC er maar twee heeft aangevraagd. NVS zou een exclusief recht krijgen op octrooi 3. Toen partijen afspraken dat de
Industrial Designsvoor octrooi 3 in de plaats zouden komen, bedoelden zij dat NVS conform artikel 7 van de IPS-overeenkomst daarop het exclusieve recht zou krijgen. Dit is uitgewerkt in een addendum, dat op 25 oktober 2021 door NVS aan IMC is toegezonden, maar niet door IMC is ondertekend. NVS vordert, kort gezegd, veroordeling van IMC om het betreffende addendum te sluiten, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Industrial Designsen dat partijen in dat kader een mondelinge overeenkomst hebben gesloten. Partijen hebben onderhandeld over de
Industrial Designs, maar daarover geen overeenstemming bereikt. IMC vordert een verklaring voor recht dat NVS geen rechten geldend kan maken aangaande de
Industrial Designs.
Industrial Designsonder (artikel 7 van) de IPS-overeenkomst vallen. Wel voldoende gebleken is dat partijen na het sluiten van de IPS-overeenkomst mondeling zijn overeengekomen dat de
Industrial Designsdoor IMC aan NVS zullen worden verkocht en overgedragen. Over de voorwaarden voor die overdracht – en dan in het bijzonder de door NVS aan IMC te betalen vergoeding voor (de extra kosten voor de ontwikkeling van) het 2410-model – is tussen partijen echter geen overeenstemming bereikt. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Industrial Designsheeft plaatsgevonden tussen partijen, maar niet dat partijen op dat moment ook overeenstemming hebben bereikt over de verkoop en overdracht van die rechten door IMC aan NVS (al dan niet via artikel 7 van de IPS-overeenkomst of via het addendum). Op dit punt heeft NVS de rechtbank onjuist voorgelicht door in de dagvaarding te stellen dat de verklaring van [naam05] bevestigt dat een mondelinge overeenkomst is gesloten én door de door [naam05] genoemde e-mail van 28 januari 2019 (waaruit volgt dat er nog geen wilsovereenstemming was) niet over te leggen.
Industrial Designsaan NVS zullen worden overgedragen. IMC bevestigt in het laatstgenoemde gespreksverslag immers dat de
Industrial Designsin de plaats zullen treden van octrooi 3. De rechtbank neemt hierbij tevens in aanmerking dat, zoals onbetwist tussen partijen vast staat, NVS de kosten voor het aanvragen van de
Industrial Designsheeft betaald.
Industrial Designs, is ook niet gebleken. Over het conceptaddendum op de IPS-overeenkomst, dat NVS op 25 oktober 2021 aan IMC heeft toegezonden, zijn partijen het in elk geval niet eens geworden. IMC heeft dit conceptaddendum op 18 november 2021 immers uitgebreid becommentarieerd en daarmee afgewezen.
Industrial Designs, kan deze vordering van NVS niet worden toegewezen.
Industrial Designs.De gevorderde verklaring voor recht dat NVS geen rechten geldend kan maken aangaande de
Industrial Designsis reeds daarom niet toewijsbaar.
IP/patent rightsin de IPS-overeenkomst uitsluitend octrooirechten moeten worden begrepen en niet ook auteurs- en/of modelrechten. Vordering II is dus in elk geval niet toewijsbaar voor zover het de “andere IE-rechten” betreft.
the second and all subsequent 24M All-Rounder 360 Tugs”. Partijen hebben er immers belang bij dat er zoveel mogelijk 2410- en eventueel 2409-boten op de markt komen, aangezien zij dan allebei de aanloopkosten kunnen terugverdienen en op enig moment winst kunnen maken.
IP/patent rightsop het 2409- en het 2410-model aan te bieden of te verkopen aan derden, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
IP/patent rights, ofwel de octrooirechten, op het 2409-model en op het 2410-model aan te bieden of te verkopen aan derden. Die zullen moeten worden overgedragen aan NVS indien NVS er in slaagt een tweede en derde boot gebouwd naar het 2409-model of naar het 2410-model te realiseren.
non-disclosure agreement. Op haar vraag wat NVS nog miste kwam geen antwoord, aldus IMC.
calculations, zonder nadere specificering en zonder verwijzing naar FEM-berekeningen. IMC levert een conceptontwerp, waarna door derde partijen productietekeningen worden gemaakt. In dat licht bezien mag NVS er niet vanuit gaan dat IMC FEM-berekeningen maakt van de finale productietekeningen. Dat is niet wat tussen partijen is afgesproken, aldus nog steeds IMC.
- in de periode tussen 13 juni 2019 en 26 september 2019 heeft IMC onder geheimhouding stukken gedeeld met NAM, maar niet met NVS (uit productie 44 van NVS leidt de rechtbank af dat het gaat om 13 juni 2019, 9 juli 2019, 11 juli 2019 en 26 september 2019);
- op 10 september 2021 heeft IMC onder geheimhouding tekeningen met [bedrijf01] gedeeld, maar niet met NVS (zie productie 53 van NVS).
towing ring plate/deck plates incl shipping;
towing ring structure– een cruciaal onderdeel van de sleepboot – zou door de scheepswerf gemaakt worden. Daarvoor was advies van IMC nodig, in welk kader onder meer een twee uur durende digitale bijeenkomst is gehouden. IMC heeft echter geen antwoorden kunnen en/of willen geven aan de werf, waarna NVS en de werf hebben besloten om de
towing ring structuredoor [bedrijf01] te laten produceren. De kosten van [bedrijf01] in dat kader bedragen € 144.350,00, terwijl de kosten aanvankelijk waren begroot op € 101.000,00. Sprake is dus van een extra kostenpost van € 43.350,00.
towing ringdoor de scheepswerf, of om in dat kader “goede informatie te geven”. Het is de contractuele verantwoordelijkheid van NVS om de boot te laten bouwen en IMC staat daarbuiten. NVS heeft aangevoerd dat zij samen met de werf heeft besloten de
towing ringte laten produceren door [bedrijf01] . Dat is een ondernemersbeslissing van NVS, waar IMC buiten staat. Zij is op geen enkele manier verantwoordelijk of aansprakelijk. Dat [bedrijf01] duurder zou zijn dan de werf is niet onderbouwd of geconcretiseerd en wordt betwist. Dergelijke kosten behoren in ieder geval doorberekend te worden aan de scheepswerf, die blijkens de stellingen van NVS heeft ingestemd met de beslissing de
towing ringdoor [bedrijf01] te laten produceren.
towing ringdoor [bedrijf01] te laten maken door NVS is genomen (in overleg met de werf) en dus onder haar ondernemersrisico valt. Voor toewijzing van het bedrag van € 43.350,00 is daarom evenmin plaats.
- € 4.210,00 te betalen aan Bureau Veritas voor de FEM-berekeningen voor de
- € 5.660,00 te betalen aan NAM voor de huur van speciale software (twee maanden à € 2.830,00 per maand);
- € 5.000,00 (voorlopig begroot) aan NAM voor de FEM-berekeningen voor de rails en
Memorandum of Understandingtussen IMC en [naam07] werd rekening gehouden met de mogelijkheid tot verkoop van vijftien boten binnen vijf tot zeven jaar. Deze (of andere) aantallen zijn echter niet in de overeenkomst tussen partijen terecht gekomen. Uit artikel 8 kan worden afgeleid dat partijen beoogden drie boten binnen dertig maanden te verkopen, maar in die bepaling kan geen inspanningsverplichting voor NVS op dat punt worden gelezen, laat staan een resultaatsverplichting ter zake van een minimum aantal te bouwen boten.
- de toerekenbare tekortkoming van NVS in de nakoming van haar verplichtingen ten aanzien van het 2409-model, bestaande uit gederfde
- ontbinding van de overeenkomst, bestaande uit derving van het positief contractsbelang ter zake van het 2409-model van € 126.666,67 (namelijk de vergoeding voor de gebruiksrechten van € 200.000,00 minus het betaalde bedrag van € 73.333,33).
final costing”, was gebaseerd op de kostenraming, waarin wordt uitgegaan van een richtprijs van € 14.850,00 (330 uur à € 45,00). Tijdens een bespreking met IMC in Kuala Lumpur op 28 april 2019 heeft NVS dit aanbod aanvaard. Partijen hebben dus een prijs afgesproken voor de ontwikkeling van het 2410-model, aldus NVS. Die prijs is ook redelijk, aangezien er aanzienlijk minder werk voor het – doorontwikkelde – 2410-model hoefde te worden verricht dan voor het 2409-model, dat
from scratchmoest worden ontwikkeld.
royalty fee.Het was dus de verwachting en bedoeling van partijen dat IMC haar beloning zou ontvangen afhankelijk van de daadwerkelijke verkoop van de boten. Het in rekening brengen van alle gewerkte uren ten aanzien van het 2410-model is daarmee niet te rijmen.
- de primaire vordering onder I zal worden toegewezen in die zin, dat voor recht zal worden verklaard dat NVS (het conceptontwerp van en de octrooirechten op) het 2410-model heeft gekocht op grond van de IPS-overeenkomst, met dien verstande dat de hoogte van de vergoeding voor de ontwikkeling van het 2410-model nader moet worden vastgesteld;
- vordering II is deels toewijsbaar, namelijk voor zover het de verklaring voor recht betreft dat NVS een exclusief recht (naar de rechtbank begrijpt: een exclusieve licentie) op de technologie (op het 2409-model en op het 2410-model) heeft (en dat het NVS vrijstaat op grond van die licentie een of meer boten te laten bouwen en deze aan een derde te (doen) verkopen);
- vordering III ter zake van de afgifte van bepaalde tekeningen en berekeningen zal gedeeltelijk worden toegewezen op de manier als omschreven in het dictum van het te wijzen eindvonnis;
- vordering IV ter zake van de
- vordering V is deels toewijsbaar, namelijk voor zover is gevorderd IMC te verbieden de octrooirechten op het 2409-model en op het 2410-model aan te bieden of te verkopen aan derden;
- vordering VI ter zake van schadevergoeding is niet toewijsbaar;
- de beslissing ten aanzien van vorderingen VII, VIII en IX wordt aangehouden.
- vordering I is deels toewijsbaar, namelijk voor zover het de verklaring voor recht betreft dat het auteursrecht van IMC ter zake het 2409-model niet is overgedragen bij de IPS-overeenkomst;
- vordering II ter zake van wanprestatie door NVS wordt afgewezen;
- vordering III ter zake van het auteursrecht (op het 2410-model) wordt afgewezen;
- vordering IV ter zake van de
- vordering V ter zake van schadevergoeding wordt afgewezen;
- vordering VI ter zake van ontbinding/aanpassing van de IPS-overeenkomst wordt afgewezen;
- ten aanzien van vordering VII wordt de zaak verwezen naar de rol voor een nadere aktewisseling;
- de beslissing ten aanzien van vordering VIII wordt aangehouden.
5.De beslissing
15 november 2023voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder 4.90 en 4.91, waarna beide partijen op de rol van zes weken daarna een antwoordakte kunnen nemen,