ECLI:NL:RBROT:2023:9280

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
10.139633.23 / TUL: 10.273092.19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

Op 8 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 juni 2023 te Rotterdam een geladen gaspistool van het merk Umarex, model Walther P99, kaliber 9 mm PAK, op straat droeg. De verdachte, geboren in 2003, werd bijgestaan door zijn raadsman mr. T. Sönmez. De officier van justitie, mr. T.J. Lindhout, eiste een gevangenisstraf van 9 weken, waarvan 7 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het feit had bekend en er geen verweer was gevoerd. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 9 weken, waarvan 7 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, die bestond uit een taakstraf van 30 uren. De rechtbank motiveerde de straf op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerder strafblad. De rechtbank benadrukte de noodzaak van streng optreden tegen vuurwapenbezit, vooral op straat, en de impact daarvan op de veiligheid van anderen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.139633.23
Parketnummer TUL: 10.273092.19
Datum uitspraak: 8 september 2023
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 weken met aftrek van voorarrest (zijnde 14 dagen), waarvan 7 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en het inspannen voor het vinden en behouden van een dagbesteding;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10.273092.19.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 7 juni 2023 te Rotterdam,
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III
onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
een gaspistool, van het merk Umarex, model Walther P99, kaliber 9 mm PAK,
en daarbij voor dat wapen geschikte munitie voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 7 juni 2023 op straat een geladen vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Hij heeft het wapen onder een auto gegooid tijdens een achtervolging door een verbalisant. De verdachte heeft verklaard dat hij zich genoodzaakt voelde om een wapen bij zich te dragen om zichzelf te kunnen verdedigen vanwege dreigende situaties in het verleden. Door zijn gedrag houdt de verdachte het dragen van wapens op straat en dreigende situaties echter juist in stand. De ervaring leert dat vuurwapenbezit meer dan eens leidt tot vuurwapengebruik, zeker als het wapen geladen is. Dit geldt nog meer wanneer iemand een vuurwapen bij zich heeft op de openbare weg. Bovendien kunnen mensen zich onveilig voelen op straat door de wetenschap dat anderen een vuurwapen onder handbereik kunnen hebben, hetgeen verdachte zelf bevestigt. Gelet op het voorgaande moet streng worden opgetreden tegen vuurwapenbezit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 juli 2023. Dit rapport houdt onder meer in dat het recidiverisico als gemiddeld wordt ingeschat. Een reclasseringstoezicht en een interventie om de cognitieve vaardigheden van de verdachte te vergroten, zijn dan ook geïndiceerd. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden geadviseerd, te weten een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en het inspannen voor het vinden en behouden van een dagbesteding.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het vuurwapen is aangetroffen en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank weegt hierbij in strafverhogende zin mee dat de verdachte in 2021 ook al is veroordeeld voor een soortgelijk feit en in een proeftijd liep van een veroordeling daarvoor, dat het wapen op straat is gedragen en dat zich munitie in het wapen bevond. In het voordeel van de verdachte wordt meegewogen dat hij vanaf het begin verantwoordelijkheid heeft genomen voor het door hem gepleegde feit.
De rechtbank zal afzien van het opleggen van een verdere onvoorwaardelijke gevangenisstraf, nu de verdachte reeds 14 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast blijkt uit het reclasseringsrapport dat de reclassering bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht. Om die reden zal de rechtbank een groot deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet, met de verdediging, echter geen aanleiding om daar de gevorderde proeftijd van drie jaren aan te verbinden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 30 november 2021 van de kantonrechter van deze rechtbank, bekend onder parketnummer 10.273092.19, is de verdachte ter zake van het handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 15 december 2021.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen en de proeftijd te verlengen met één jaar. De verdachte was ten tijde van de eerdere veroordeling nog zeer jeugdig. Het heeft geen toegevoegde waarde om deze straf ten uitvoer te leggen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Wat daarbij meeweegt, is dat het om een soortgelijk feit gaat, te weten een wapenfeit.
Gelet op het voorgaande zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij het vonnis met aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf, bekend onder parketnummer 10.273092.19.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) weken;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 7 (zeven) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde neemt actief mee aan de gedragsinterventie CoVa-training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van werk, met een vaste structuur.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht (zijnde 14 dagen), bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijke straf (te weten een taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis) die de kantonrechter van deze rechtbank bij vonnis van 30 november 2021 aan de veroordeelde heeft opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te Rotterdam,
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III
onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
een gaspistool, van het merk Umarex, model Walther P99, kaliber 9 mm PAK,
en/of
daarbij voor dat wapen geschikte munitie
voorhanden heeft gehad;