Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 weken met aftrek van voorarrest (zijnde 14 dagen), waarvan 7 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en het inspannen voor het vinden en behouden van een dagbesteding;
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10.273092.19.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
De rechtbank zal afzien van het opleggen van een verdere onvoorwaardelijke gevangenisstraf, nu de verdachte reeds 14 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast blijkt uit het reclasseringsrapport dat de reclassering bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht. Om die reden zal de rechtbank een groot deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet, met de verdediging, echter geen aanleiding om daar de gevorderde proeftijd van drie jaren aan te verbinden.
8.Vordering tenuitvoerlegging
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) weken;
groot 7 (zeven) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
2 jaar;
tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijke straf (te weten een taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis) die de kantonrechter van deze rechtbank bij vonnis van 30 november 2021 aan de veroordeelde heeft opgelegd.