ECLI:NL:RBROT:2023:9279

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
10.010584.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige wegens gebrek aan bewijs

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1995, heeft de rechtbank Rotterdam op 22 september 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige, gepleegd op 29 september 2013. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de verkrachting en een gevangenisstraf voor de ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de aangeefster, die op dat moment 15 jaar oud was, werden niet ondersteund door voldoende steunbewijs. De rechtbank concludeert dat de verdachte en de aangeefster elkaar op de betreffende datum hebben gezoend, maar dat dit niet als ontuchtige handeling kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in zedenzaken, waar vaak alleen de verklaringen van de betrokkenen tegenover elkaar staan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.010584.22
Datum uitspraak: 22 september 2023
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. S.A. Chedie, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 181 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en tot een taakstraf voor de duur van 240 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de subsidiair ten laste gelegde ontuchtige handelingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verklaring van [slachtoffer01] (hierna: de aangeefster) vindt op essentiële punten steun in de verklaringen van haar moeder, haar toenmalige vriendin [naam01] en in WhatsAppgesprekken tussen twee (toenmalige) vriendinnen van de aangeefster die in 2013, omstreeks de datum van het tenlastegelegde feit, hebben plaatsgevonden. De details in die gesprekken komen overeen met de door aangeefster afgelegde verklaring en ondersteunen die verklaring daarmee. De aangeefster heeft bovendien consistent en gedetailleerd verklaard. De officier van justitie acht de verklaring van de aangeefster daarmee geloofwaardiger dan de daar tegenover staande ontkennende verklaring van de verdachte.
4.1.2.
Vrijspraak zonder nadere motivering van het primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde verkrachting niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.1.3.
Beoordeling van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank signaleert dat – zoals vaak het geval is in zedenzaken als deze – tegenover de verklaring van de aangeefster de stellige ontkenning van de verdachte staat. Getuigen van de gebeurtenis zijn er doorgaans niet. Dit is ook het geval in deze zaak. De aangeefster heeft bij de politie uitgebreid verklaard over wat er op 29 september 2013 tussen haar en de verdachte zou zijn gebeurd. De verdachte heeft zijn alternatieve lezing van de gebeurtenissen van die dag zowel bij de politie als ter terechtzitting eveneens uitvoerig toegelicht.
Bij de beoordeling door de rechtbank gaat het erom of voor de verklaring van de aangeefster voldoende (overtuigend) steunbewijs voorhanden is. Bewezen moet kunnen worden dat de handelingen die in de tenlastelegging zijn beschreven, hebben plaatsgevonden. Indien steunbewijs ontbreekt of door de rechtbank ontoereikend wordt bevonden, blijven de beschuldigende verklaring van de aangeefster en de ontkennende verklaring van de verdachte als onverenigbaar tegenover elkaar staan. In dat geval laat het systeem van de strafwet geen ruimte voor een bewezenverklaring, omdat de rechtbank het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan niet uitsluitend mag baseren op de verklaring van één getuige. De verdachte kan dan niet worden veroordeeld.
De rechtbank moet eerst beoordelen of voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van ontuchtige handelingen door de verdachte bij de aangeefster. De aangeefster heeft hier gedetailleerd en consequent over verklaard. Die verklaring komt oprecht en authentiek over. Tegenover de belastende verklaring van aangeefster staat de ontkennende verklaring van de verdachte. Zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft hij stellig en consistent de beschuldiging ontkend.
Op grond van beide verklaringen staat in ieder geval vast dat de verdachte en de aangeefster op 29 september 2013 hebben afgesproken in het huis van de verdachte in Spijkenisse en dat zij op een slaapkamer in dat huis zijn geweest. De verdachte verklaart dat er sprake is geweest van knuffelen, zoenen en aanrakingen waarbij alle kleding is aangebleven. Daarmee staat in ieder geval vast dat sprake is geweest van zoenen tussen de verdachte en aangeefster. De rechtbank constateert dat de verklaringen uiteenlopen wat de overige ten laste gelegde gedragingen betreft.
Mogelijk steunbewijs in deze zaak kan worden gevonden in de verklaringen van de moeder ( [naam02] ) en de toenmalige vriendin ( [naam01] ) van aangeefster. Hiervoor is niet voldoende dat de getuigen verklaren over wat aangeefster hen over de gebeurtenis heeft verteld, omdat de bron van die verklaring dan nog steeds diezelfde aangeefster is. Uit de verklaring van de moeder van aangeefster blijkt dat aangeefster enige tijd na de gebeurtenis heeft verteld dat zij verkracht was door de verdachte. De aangeefster heeft toen geen details gegeven. Uit de verklaring van [naam01] blijkt dat zij zich in eerste instantie niet herinnert dat de aangeefster iets verkeerds had meegemaakt op seksueel gebied. Na overleg met haar man verklaart zij dat zij zich “een beetje iets” herinnert, namelijk dat aangeefster destijds heeft verklaard over haar eerste keer seks met een jongen die aangeefster kende van vakantie en dat dit pijn deed. Daarnaast bevat het dossier screenshots van WhatsAppgesprekken tussen verschillende personen die hebben plaatsgevonden omstreeks de tenlastegelegde datum, bijvoorbeeld tussen aangeefster en vriendinnen.
De verklaringen van de moeder en de vriendin van de aangeefster over wat er zich destijds heeft afgespeeld, zijn voor een belangrijk deel ‘van horen zeggen’. Ze komen uit één en dezelfde bron, namelijk de aangeefster. Daarnaast betreft het summiere verklaringen die vele jaren na dato (respectievelijk in november 2021 en oktober 2021) zijn afgelegd bij de politie. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [naam02] en [naam01] niet als steunbewijs kunnen worden gebruikt.
Ook de WhatsAppberichten zijn, naar het oordeel van de rechtbank, niet concreet genoeg in het licht van de tenlastelegging. Er wordt niet specifiek besproken wat er gebeurd is tussen de verdachte en de aangeefster en welke handelingen daarbij door de verdachte zouden zijn verricht. Bovendien zijn de verschillende WhatsAppgesprekken onderling ook niet eenduidig. Deze WhatsAppgesprekken kunnen naar het oordeel van de rechtbank derhalve ook niet als steunbewijs gebruikt worden.
Hoewel de verklaring van aangeefster geloofwaardig overkomt en enige steun vindt in de verklaring van de verdachte dat er die dag is geknuffeld, gezoend en gevoeld, bieden de overige bewijsmiddelen onvoldoende steunbewijs voor de overige tenlastegelegde handelingen. Uit het dossier en het onderzoek op de zitting zijn verder geen relevante aanknopingspunten uit een andere bron naar voren gekomen die kunnen bijdragen aan het bewijs. Hierdoor is de verklaring van aangeefster op zichzelf blijven staan.
Op grond van de verklaringen van de verdachte en de aangeefster, kan de rechtbank slechts vaststellen dat de verdachte met de aangeefster heeft ge(tong)zoend. De overige tenlastegelegde handelingen kan de rechtbank, alles afwegende, niet vaststellen. De rechtbank is van oordeel dat het (tong)zoenen, gelet op de omstandigheden van het geval, geen ontuchtige handeling in de zin van de artikelen 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht oplevert. Daarvoor is blijkens de rechtspraak van de Hoge Raad de maatstaf of een seksuele handeling algemeen sociaal-ethisch wordt aanvaard. Hierbij wordt het betrekkelijk geringe leeftijdsverschil tussen de verdachte (18) en de aangeefster (15) meegewogen. Daarnaast blijkt uit het dossier dat destijds sprake was van een affectieve relatie tussen beiden, ook voorafgaand aan het tenlastegelegde incident. Zij hadden elkaar op vakantie leren kennen, vonden elkaar wel leuk, hielden contact en hadden volgens de aangeefster ook al eerder gezoend. De rechtbank beoordeelt het op 29 september 2013 (tong)zoenen om die redenen als jeugdig experimenteren. Dit is naar haar oordeel algemeen sociaal-ethisch aanvaard en dus niet ontuchtig.
4.1.4.
Conclusie
De conclusie van de rechtbank is, dat op basis van de inhoud van het dossier niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld wat er op 29 september 2013 precies is gebeurd tussen de verdachte en de aangeefster (met uitzondering van het tongzoenen, dat onder de omstandigheden van het geval niet als ontuchtige handeling kan worden aangemerkt). Daarmee kan de rechtbank ook niet vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ontuchtige handelingen op de wijze waarop die ten laste zijn gelegd. Bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs zal de verdachte daarom (eveneens) van het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] , bijgestaan door mr. P.R. Hogerbrugge, ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 21.725,26 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,= aan immateriële schade.
5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade ter hoogte van € 325,26 (bestaande uit eigen risico) voor toewijzing vatbaar is. Datzelfde geldt voor een deel van de immateriële schade, maar in lijn met soortgelijke uitspraken wordt verzocht dit bedrag te matigen. Voor de bedragen die voor toewijzing vatbaar zijn, vordert de officier van justitie vermeerdering met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de overige materiële en immateriële schade verzoekt de officier van justitie de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu het causale verband ontbreekt tussen de gevorderde kosten en het ten laste gelegde feit.
5.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij omdat vrijspraak is bepleit.
5.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
De benadeelde partij en de verdachte dragen ieder de eigen kosten.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01]
niet-ontvankelijkin de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik , voorzitter,
en mrs. L. Stevens en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I –
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 september 2013 te Spijkenisse
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 1998) heeft gedwongen
tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en)
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] ,
hebbende verdachte (meermalen)
- haar ge(tong)zoend en/of
- zijn tong in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen gebracht/gehouden en/of
- zijn penis in haar vagina gebracht/gehouden en/of
- haar hoofd tegen/naar zijn penis gebracht/geduwd
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (meermalen)
- haar en/of zichzelf heeft ontkleed en/of
- voorbij is gegaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- haar benen uit elkaar heeft geduwd en/of
- haar hoofd naar/tegen zijn penis heeft geduwd en/of
- op haar is gaan en/of blijven liggen en/of
- haar (stevig) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- tegen haar heeft gezegd:
o “Kom nou, laat me nou!” en/of
o “Doe nu je shirt uit!”,
althans woorden van gelijke dreigende/intimiderende/dwingende aard/
strekking,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer01] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2013 te Spijkenisse,
met [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 1998), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog
niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] ,
hebbende verdachte (meermalen)
- haar ge(tong)zoend en/of
- zijn tong in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen gebracht/gehouden en/of
- zijn penis in haar vagina gebracht/gehouden en/of
- haar hoofd tegen/naar zijn penis gebracht/geduwd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2013 te Spijkenisse,
met [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 1998), die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het (meermalen)
- ( tong)zoenen van haar en/of
- brengen/houden van haar hoofd tegen/naar zijn penis;