Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 181 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en tot een taakstraf voor de duur van 240 uren.
4.Waardering van het bewijs
Bij de beoordeling door de rechtbank gaat het erom of voor de verklaring van de aangeefster voldoende (overtuigend) steunbewijs voorhanden is. Bewezen moet kunnen worden dat de handelingen die in de tenlastelegging zijn beschreven, hebben plaatsgevonden. Indien steunbewijs ontbreekt of door de rechtbank ontoereikend wordt bevonden, blijven de beschuldigende verklaring van de aangeefster en de ontkennende verklaring van de verdachte als onverenigbaar tegenover elkaar staan. In dat geval laat het systeem van de strafwet geen ruimte voor een bewezenverklaring, omdat de rechtbank het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan niet uitsluitend mag baseren op de verklaring van één getuige. De verdachte kan dan niet worden veroordeeld.
5.Vordering benadeelde partij
6.Bijlagen
7.Beslissing
niet-ontvankelijkin de vordering;