ECLI:NL:RBROT:2023:9274

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
10/256074-20 en 10/055105-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot achterwege laten van voorwaardelijke invrijheidstelling in een VI-zaak met complexe zorgbehoeften

In de zaak tegen de veroordeelde, geboren in de Dominicaanse Republiek, heeft de rechtbank Rotterdam op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan hij op 3 oktober 2022 voorwaardelijk in vrijheid was gesteld. De proeftijd van de veroordeelde was ingegaan, maar de rechter-commissaris had op 10 januari 2023 de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevolen. De rechtbank had eerder al vorderingen van het openbaar ministerie tot herroeping en uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen.

De officier van justitie heeft op 4 augustus 2023 een nieuwe vordering ingediend, waarbij het advies van de penitentiaire inrichting en een rapport van Reclassering Nederland zijn overgelegd. Tijdens de zitting op 23 augustus 2023 zijn zowel de officier van justitie als de raadsvrouw van de veroordeelde gehoord. De reclassering heeft twee opties geadviseerd voor de voorwaardelijke invrijheidstelling: een optie in Eindhoven met 24-uursbegeleiding of een optie in Den Haag met maatschappelijke opvang. De rechtbank heeft de risico's van recidive en de noodzaak van begeleiding door de reclassering in haar overwegingen betrokken.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de vordering van het openbaar ministerie tot het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen. De rechtbank oordeelt dat de voorwaardelijke invrijheidstelling met bijzondere voorwaarden en toezicht door de reclassering een betere optie is dan het achterwege laten van de invrijheidstelling, wat zou leiden tot een grotere kans op recidive. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de conclusies van de reclassering heeft overgenomen en de noodzaak van begeleiding en toezicht heeft benadrukt.

Uitspraak

Rechtbank ROtterdam

Team straf 1
VI-zaaknummer: 99/000207-40
Parketnummers: 10/256074-20 en 10/055105-21
Datum uitspraak: 23 augustus 2023
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank in de zaak tegen de veroordeelde

[veroordeelde01] ,

geboren te [geboorteplaats01] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedatum01] 1988,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsvrouw mr. D.J.D. Groenendijk, advocaat te Zoetermeer.

Feiten

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam
van 4 mei 2021, zijn aan de veroordeelde gevangenisstraffen opgelegd voor de duur van in
totaal 36 maanden, met aftrek van voorarrest.
De veroordeelde is op 3 oktober 2022 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Als bijzondere
voorwaarden zijn onder meer gesteld:
  • een locatiegebod;
  • het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Huis en Haard Om en Bij (of een soortgelijke instelling);
  • andere voorwaarde(n) het gedrag betreffende, waaronder het verkrijgen en het behouden van een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding.
De proeftijd is ingegaan op 3 oktober 2022 en bedraagt 365 dagen.
De rechter-commissaris heeft op 10 januari 2023 de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevolen.
Bij uitspraak van 27 januari 2023 van de meervoudige kamer voor strafzaken van deze
rechtbank is de vordering van het openbaar ministerie tot gedeeltelijke herroeping van de
voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen en gelast dat van het gedeelte van de
vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog 120 dagen moeten worden ondergaan.
Bij uitspraak van 20 april 2023 van de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank is de vordering van het openbaar ministerie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde voor 120 dagen of zoveel korter als noodzakelijk, toegewezen voor de duur van 120 dagen, of zoveel korter als noodzakelijk tot het moment waarop een passende verblijfplaats met zorg aansluitend aan de detentie mogelijk is.

Vordering

Op 4 augustus 2023 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde.
Bij de vordering is overgelegd het advies van 10 juli 2023 van de penitentiaire inrichting
waar de veroordeelde verblijft (hierna ook: VI-advies) en het rapport van 13 juli 2023 van Reclassering Nederland (hierna ook: de reclassering).

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2023.
De officier van justitie mr. M. Boekhoud en de raadsvrouw zijn gehoord. De veroordeelde is gehoord door middel van een tolk in de Spaanse taal. Voorts is mevrouw [naam01] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, gehoord.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering.
De veroordeelde en de raadsvrouw hebben verzocht de vordering af te wijzen en aan de voorwaardelijke invrijheidstelling de voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering geadviseerd. Aangevoerd is dat voorwaardelijke invrijheidstelling met bijzondere voorwaarden en begeleiding door en toezicht van de reclassering een betere optie is dan het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in welk geval de veroordeelde na kale detentie zonder voorwaarden en begeleiding buiten komt te staan.

Beoordeling

Het VI-advies houdt het volgende in. De gemeente Den Haag en de gemeente Eindhoven zijn met elkaar in overleg over de verblijfszorg van de veroordeelde. Ten tijde van het opmaken van het advies is er nog geen uitsluitsel over een akkoord om de veroordeelde te gaan begeleiden. Totdat duidelijk is of de veroordeelde geplaatst kan worden, wordt uitstel of afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling geadviseerd.
Het rapport van de reclassering houdt het volgende in. Ten opzichte van het eerdere advies van de reclassering van 27 maart 2023 is er weinig veranderd. De risico’s op recidive, letsel en het onttrekken aan voorwaarden door de veroordeelde worden ingeschat als hoog. De reclassering heeft de veroordeelde bij talloze instellingen voor begeleid wonen aangemeld, zowel binnen als buiten de regio, maar de veroordeelde is overal afgewezen vanwege de taalbarrière, de complexiteit van de casus, de hoge risico’s en het gegeven dat de veroordeelde niet groepsgeschikt wordt bevonden. Instelling Doorpakkers is bereid gevonden om 24-uursbegeleiding te bieden. Samen met Doorpakkers is aan de gemeente Eindhoven het verzoek gedaan om huisvesting beschikbaar te stellen zodat het pakket aan bijzondere voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling uitgevoerd kan worden. Er is een plek voor huisvesting in Eindhoven op het oog. Bij de aanmelding hiervoor speelt de reclassering geen rol omdat het niet om een forensische setting gaat. Ten tijde van het opmaken van het rapport heeft de reclassering nog geen akkoord voor het plan ontvangen vanuit de gemeente Eindhoven. Omdat de uitvoerbaarheid van het plan nog niet is gegarandeerd, ziet de reclassering zich genoodzaakt om voor haar advies ten behoeve van voorwaardelijke invrijheidstelling twee opties mee te geven.
Optie Eindhoven
De eerste optie is dat door de gemeente Eindhoven wordt ingestemd met het voorgenomen plan van aanpak. De gemeente stelt uiterlijk 7 september 2023 huisvesting beschikbaar op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning, waarbij Doorpakkers 24-uursbegeleiding zal bieden op basis van een Ifzo-indicatiestelling. In dat geval worden als bijzondere voorwaarden geadviseerd een meldplicht, ambulante woonbegeleiding door Doorpakkers, locatiegebod met elektronische monitoring, schadeherstel, volgen van taalonderwijs, het meewerken aan middelencontrole en het zich inspannen tot het verkrijgen en behouden van dagbesteding.
Optie Den Haag
Een tweede optie is dat de veroordeelde zich inschrijft bij het daklozenloket in de gemeente Den Haag en van de maatschappelijke opvang gebruik maakt. In dat geval worden als bijzondere voorwaarden geadviseerd een meldplicht, ambulante behandeling / begeleiding, maatschappelijke opvang, volgen van taalonderwijs, het meewerken aan middelencontrole en het zich inspannen tot het verkrijgen en behouden van dagbesteding. Deze optie is absoluut niet ideaal en gezien de risico’s mogelijk ook beperkt aanvaardbaar. Er zal een aanvraag voor inkomen worden gedaan, veroordeelde zal worden aangemeld bij Current Werkt, vanuit de Ifzo zal behandeling opgestart kunnen worden en de opties voor huisvesting zullen in samenwerking met de gemeente worden onderzocht. De gemeente is op de hoogte van de casus en de verwachting is dat de samenwerking met de gemeente Den Haag snel van de grond zal komen.
Afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling is het slechtst denkbare scenario, omdat er in dat geval geen enkele mogelijkheid meer is om de veroordeelde te begeleiden en toezicht op hem te houden. Uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling zal niets opleveren, omdat de reclassering naast het overleg met de gemeente Eindhoven geen andere opties meer achter de hand heeft en de reclassering er geen fiducie in heeft dat een aanmelding elders iets zal opleveren.
Mevrouw [naam01] heeft op de zitting het advies nader toegelicht en heeft verklaard dat er geen aanmelding voor huisvesting is gedaan. Doorpakkers verwijst naar de gemeente Eindhoven die bij de aanmelding een bemiddelende rol zou moeten hebben, maar de gemeente reageert - ondanks haar eerdere bereidheid om mee te denken - niet tot nauwelijks. Omdat het niet gaat om een forensische setting, zijn de mogelijkheden van de reclassering beperkt en is de medewerking van de gemeente als sleutelfiguur bij de aanmelding voor huisvesting noodzakelijk. Nu de gemeente ondanks meerdere pogingen van de reclassering niet meewerkt, is het niet gelukt om huisvesting voor de veroordeelde te realiseren. De reclassering adviseert daarom voorwaardelijke invrijheidstelling met “optie Den Haag”, omdat “optie Eindhoven” niet uitvoerbaar blijkt en zij benadrukt dat de voorwaardelijke invrijheidstelling het slechtst denkbare scenario is. De gemeente Den Haag heeft toegezegd de veroordeelde te zullen ondersteunen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie tot het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling moet worden afgewezen en overweegt daartoe als volgt.
Van de aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraffen van 36 maanden, zijn nog enkele maanden te gaan. Na de eerdere beslissing tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling is de nieuwe datum voor voorwaardelijke invrijheidstelling vastgesteld op 7 september 2023 met een strafrestant van 119 dagen.
De rechtbank is, met in het achterhoofd het hele proces waarbij steeds opnieuw is beoordeeld of voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde op dat moment mogelijk was, nu op het punt gekomen dat er een keuze moet worden gemaakt. De rechtbank neemt de conclusies van de reclassering over. De door de reclassering geadviseerde “optie Den Haag” biedt enige mate van beperking van het recidiverisico als bijzondere voorwaarden en begeleiding van en toezicht door de reclassering zouden worden opgelegd. Het enige alternatief is het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling zoals gevorderd. In dat geval zal de veroordeelde na zijn detentie zonder bijzondere voorwaarden buiten komen en kan het recidivegevaar niet worden ingeperkt. Omdat er in dat geval geen enkele mogelijkheid meer is om de veroordeelde te begeleiden en toezicht op hem te houden, is in dat geval het recidivegevaar in ieder geval groter. De rechtbank heeft dit alternatief nadrukkelijk betrokken in haar afweging.
De vordering van de officier van justitie tot het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling zal daarom worden afgewezen. Er zal opnieuw moeten worden beoordeeld hoe moet worden omgegaan met de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de vordering tot het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Deze beslissing is genomen door mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2023.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat deze uitspraak mede te
ondertekenen.