ECLI:NL:RBROT:2023:9273

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
10.076855.23 (dagvaarding I) en 10.121732.23 (dagvaarding II) / TUL VV: 10/166161-19, 10/229756-20, 09/084295-19 en 10/048402-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging zware mishandeling en subsidiair mishandeling; veroordeling voor poging diefstal met braak, wapenbezit en bedreiging

Op 6 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, mishandeling, poging tot diefstal met braak, wapenbezit en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling en subsidiaire mishandeling, maar hem wel schuldig bevonden aan de poging tot diefstal met braak, wapenbezit en bedreiging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 weken, met verbeurdverklaring van een in beslag genomen ploertendoder. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer(exces) en putatief noodweer, en verklaarde de benadeelde partijen niet ontvankelijk in hun vorderingen. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bewezen verklaarde feiten, waarbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in de strafmaat zijn meegewogen. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd en verkeerde in een onstabiele sociaal-maatschappelijke situatie, wat de rechtbank aanleiding gaf om een gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat hierover reeds in een andere strafzaak was beslist.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummers: 10.076855.23 (dagvaarding I) en 10.121732.23 (dagvaarding II)
Parketnummers TUL VV: 10/166161-19, 10/229756-20, 09/084295-19 en 10/048402-21
Datum uitspraak: 6 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:

[verdachte01] ,

geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1970, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres01] [postcode01] [plaats01] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] , raadsvrouw
mr. T. Arkesteijn, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2023.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Boekhoud, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het op dagvaarding I onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde;
  • vrijspraak van het op dagvaarding II onder feit 1 ten laste gelegde en bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bewijs

Dagvaarding I

Feit 1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van de poging tot diefstal met braak bepleit. Het dossier bevat slechts een verklaring van een getuige. Hij heeft in zijn verklaring specifieke kenmerken van de verdachte bij diens aanhouding niet genoemd, zoals de witte damesfiets waarop de verdachte reed en de rugzak die de verdachte bij zich droeg. Ook is de verdachte op een afstand van honderden meters van de inbraak aangehouden en zijn er geen goederen uit de personenauto bij de verdachte aangetroffen. Verder is ook geen glasschervenonderzoek waaruit de betrokkenheid van de verdachte zou kunnen blijken.
Beoordeling
Op 17 maart 2023 om 3.33 uur is door een getuige gezien dat door een in het donker geklede en donker getinte man in een personenauto is ingebroken door een van de ruiten in te slaan. De dader heeft zich ongeveer vijf minuten in het voertuig opgehouden en zich om 3.37 uur met een fiets met een groene tas aan het stuur in de richting van Hofplein verplaatst. Een persoon met dit signalement is uit de richting van het Zuster Hennekenplein gekomen en is gefietst in de richting van het Hofplein en daarna de Coolsingel op. Op dat moment waren er verder geen andere personen op straat. Om 3.45 uur is een in het donker geklede en donker getinte man fietsend op de Coolsingel met een groene tas aangehouden. Dit was de verdachte.
Het signalement van de dader zoals waargenomen door de getuige komt aldus overeen met de verdachte, zijn fiets en een groene tas. In de omgeving van de aanhouding waren bovendien geen andere mensen en de route van de verdachte is door cameratoezicht gevolgd vrijwel tot aan de aanhouding van de verdachte. Onder die omstandigheden overtuigen de vastgestelde feiten de rechtbank dat de verdachte de dader van de autokraak is. Dat er bij hem geen goederen zijn aangetroffen en geen glasschervenonderzoek is uitgevoerd raken die overtuiging niet.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
Feit 2
Het op dagvaarding I onder feit 2 ten laste gelegde (voorhanden hebben ploertendoder) is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Dagvaarding II
Feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het op dagvaarding II onder feit 1 ten laste gelegde (poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel, subsidiair mishandeling) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feit 2
Ten aanzien van het op dagvaarding II onder feit 2 ten laste gelegde is geen uitdrukkelijk onderbouwd verweer gevoerd en dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het op dagvaarding I onder feit 1 primair en het op dagvaarding II onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het op dagvaarding I onder feit 2 ten laste gelegde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het op dagvaarding I onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Dagvaarding I
Feit 1 primair
hij op 17 maart 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een personenauto van het merk Toyota, type Aygo met kenteken [kenteken01] toebehorende aan Speed Location goederen van zijn gading die aan Speed Location of [slachtoffer01] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak
  • een ruit van die personenauto heeft ingeslagen en
  • het portier van die personenauto heeft geopend en
  • die personenauto heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 2
hij op 17 maart 2023 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder voorhanden heeft gehad en heeft gedragen.
Dagvaarding II
Feit 2
hij op 12 mei 2023 te Rotterdam [slachtoffer02] en [slachtoffer03] en [slachtoffer04] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door
  • bewegingen te maken met een mes in de richting van hun lichamen, en
  • dreigend deze de woorden toe te voegen: ‘Ik maak jullie dood, ik steek jullie dood ik heb een tweede mes in mijn zak’.

Kwalificatie

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding I
Feit 1 primair:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Dagvaarding II
Feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid feiten en verdachte

Standpunt verdediging
Ten aanzien van de bedreiging moet de verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer, noodweerexces of putatief noodweer toekomt. [slachtoffer04] kwam agressief en dreigend op de verdachte af, nadat de verdachte diens vader, aangever [slachtoffer02] , klootzak had genoemd. Nadat vader en zoon weer naar binnen waren gegaan, kwamen zij vanuit het portiek op de verdachte af lopen. Vader en de zoon zochten de confrontatie met de verdachte. De verdachte verdedigde zichzelf tegen deze ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door het mes te pakken en te dreigen door te wijzen met het mes.
De wijzende bewegingen met het mes in de richting van de aangevers door de verdachte om de dreiging van die aanranding af te wenden, was proportioneel en geboden ter afwending van dit gevaar. Als de rechtbank daarover anders oordeelt en vindt dat de verdachte in zijn zelfverdediging te ver is doorgeschoten, wordt dit veroorzaakt door angst voor de dreiging van de aanranding. Daardoor was de verdachte niet in staat om een andere manier te bedenken om de dreiging van een aanranding af te weren. Als dat verweer niet slaagt heeft de verdachte in een toestand verkeerd dat hij meende dat hij zich moest verdedigen op de wijze zoals hij heeft gedaan.
Beoordeling
De gedragingen van aangevers [slachtoffer02] en [slachtoffer04] kunnen niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Op grond van de feiten en omstandigheden die op de zitting zijn besproken, meer in het bijzonder de getoonde camerabeelden, is het volgende aannemelijk geworden. Na een eerdere vervelende confrontatie met de verdachte zijn de aangevers naar binnen gegaan. Als zij weer naar buiten komen en de verdachte zien, zijn zij rustig. Vrijwel direct loopt de verdachte in hun richting en beweegt het mes dreigend vlak in hun buurt en dreigt -onder meer- met de dood.
Over deze gang van zaken kan de verdachte ook niet verontschuldigbaar hebben gedwaald zodat hij kon menen dat hij zich moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan. Er zijn ook geen andere objectieve omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden die daartoe aanleiding hebben kunnen geven.
Conclusie
De verweren worden verworpen. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten of de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar en ook de verdachte is strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een personenauto met braak, door ‘s nachts een ruit van een geparkeerde personenauto in te slaan, in de auto plaats te nemen en de auto minutenlang te doorzoeken. Bij zijn aanhouding had de verdachte een ploertendoder bij zich.
Twee maanden later heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van zijn buurman en diens twee zonen. De verdachte heeft vroeg in de ochtend onenigheid gekregen met zijn buurman die net thuis kwam uit zijn werk, omdat zijn buurman hem het gebruik van zijn telefoon weigerde. Vervolgens heeft de verdachte met een stanleymes in de hand op korte afstand van zijn buurman en diens zoon wijzende bewegingen in hun richting gemaakt terwijl hij hen woordelijk bedreigde met de dood. Dit is geëindigd in een schermutseling waarbij de buurman en zijn zoons de verdachte naar de grond hebben gebracht en hem het mes hebben afgepakt. Hierbij is een van de zoons door het mes verwond aan zijn arm. Dit alles had ook veel ernstiger kunnen aflopen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, met name voor (poging tot) diefstal door middel van braak.
Rapportages
Het reclasseringsadvies voor de rechter-commissaris van 15 mei 2023 in de zaak met parketnummer 10/121732-23 houdt onder meer het volgende in:
Onder parketnummers 10/076855-23 en 10/231171-21 zijn er lopende schorsingen en onder parketnummers 10/166161-19 en 10/048402-21 voorwaardelijke veroordelingen.
De reclassering ziet een delictpatroon aangaande vermogensfeiten welke gekenmerkt wordt door verwervingscriminaliteit. De reclassering ziet delictgerelateerde factoren op meerdere leefgebieden. De verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, geen stabiel inkomen en is verslaafd aan cocaïne en cannabis. In 2020 werd door een behandelaar van Antes GGZ vastgesteld dat er sterke aanwijzingen zijn voor een lacunair geweten en narcistische persoonlijkheidskenmerken en een stoornis in het gebruik van cocaïne en cannabis.
De verdachte is reeds jarenlang bekend bij de reclassering omdat er meermaals een reclasseringstoezicht is opgelegd. In het contact met de reclassering schetst de verdachte in de beginfase een gemotiveerd beeld. Echter eenmaal gestart met verschillende trajecten stelt
de verdachte zich zelfbepalend en afwijzend op, onttrekt zich aan zijn bijzondere voorwaarden en recidiveert. Vanuit de reclassering worden er geen mogelijkheden meer gezien om de verdachte in het kader van een voorwaardelijke veroordeling te begeleiden en te werken aan het verminderen van het recidiverisico en gedragsverandering. De sociaal-maatschappelijke situatie van de verdachte blijft ondanks het inzetten van justitiële interventies onstabiel en de risicofactoren blijven bestaan. De toezichthouder van de verdachte heeft op 12 mei 2023 per e-mail laten weten dat de verdachte al jarenlang niet of nauwelijks in beeld is bij de reclassering. De verdachte heeft op 15 maart 2023 laten weten definitief geen enkel contact meer te willen hebben met de reclassering. Aan de andere bijzondere voorwaarden voldeed hij al langere tijd niet. De verdachte zou zelf een opname regelen via Antes en zou begeleid wonen via de gemeente, alwaar hij contact mee zou hebben. De recent opgelegde taakstraf is retour gestuurd omdat de verdachte ook hier niet is komen opdagen. De reclassering adviseert negatief ten aanzien van een schorsing van de voorlopige hechtenis en ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden en/of toezicht de risico's te beperken. Daarom wordt afstraffen geadviseerd. De reclassering acht een aanvullende rapportage voor de rechtszitting niet nodig.
Fivoor heeft in de zaken met parketnummers 10/121732-23 en 10/076855-23 ten behoeve van de behandeling in raadkamer op 25 mei 2023 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt het volgende in.
Verwezen wordt naar het eerder uitgebrachte advies. Voordat de verdachte voor onderhavig feit in hechtenis werd genomen, was er een reclasseringstoezicht in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis. Op dit moment zijn er geen mogelijkheden om met voorwaarden en/of toezicht de risico's te beperken en de verdachte tot gedragsverandering te motiveren binnen dit kader. Daarom wordt negatief geadviseerd over een nieuwe schorsing van de preventieve hechtenis.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank houdt er in het voordeel van de verdachte enigszins rekening mee dat de aangever ( [slachtoffer03] ) (terwijl de verdachte op de grond in bedwang werd gehouden) de gewelddadige confrontatie met de verdachte niet heeft geschuwd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

In beslag genomen voorwerp dagvaarding I

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen stuk gereedschap terug te geven aan de verdachte.
Beoordeling
Het in beslag genomen stuk gereedschap zal worden verbeurd verklaard. Het op dagvaarding I onder feit 1 primair bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [slachtoffer02] , [slachtoffer04] en [slachtoffer03] , ter zake van de op dagvaarding II ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij [slachtoffer02] vordert een vergoeding van € 49,- aan materiële schade in verband met schade aan zijn werkbroek en proceskosten van € 94,77 in verband met een ingehouden wachtdag. Ook vordert de benadeelde partij een vergoeding aan immateriële schade van een onbepaalde hoogte. De benadeelde partij [slachtoffer04] vordert een vergoeding ten aanzien van immateriële schade van een onbepaalde hoogte. De benadeelde partij [slachtoffer03] vordert een vergoeding van € 450,- aan proceskosten in verband met gemaakte kosten en het niet naar school kunnen en een vergoeding aan proceskosten en immateriële schade met onbepaalde hoogte.
Standpunt verdediging
De vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging. Subsidiair dienen de vorderingen substantieel te worden gematigd, vanwege een bepaalde mate van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partijen en onvoldoende onderbouwing van de opgevoerde psychische gevolgen.
Beoordeling
De hoogte van de immateriële schade van [slachtoffer02] , [slachtoffer04] en [slachtoffer03] en de hoogte van door [slachtoffer03] opgevoerde proceskosten is door de benadeelde partijen niet opgegeven. De benadeelde partijen zullen in dit gedeelte van de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer02] ten aanzien van € 49,- aan materiële schade en € 94,77 aan proceskosten en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer03] ten aanzien van € 450,- aan proceskosten zijn niet onderbouwd. De behandeling van dit gedeelte van de vorderingen van de benadeelde partijen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partijen zullen daarom ook voor dit gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft op de zitting geconcludeerd tot verkorting van de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straffen in de zaken met parketnummers 10/166161-19, 10/229756-20, 09/084295-19 en 10/048402-21.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van voornoemde vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijden geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast.
Bij vonnis van 28 september 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank (parketnummer 10/144904-22) is de tenuitvoerlegging gelast van de bij voormelde vonnissen aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde straffen. Bij arrest van 15 mei 2023 van het Gerechtshof Den Haag (parketnummer 22/002771-22) is de verdachte in hoger beroep tegen voornoemd vonnis niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak is door de verdachte cassatie ingesteld.
De rechtbank realiseert zich dat zij de wettelijke bevoegdheid heeft de proeftijd te verkorten, zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht het evenwel niet opportuun om in deze procedure een beslissing te nemen over de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, nu hierover reeds in een andere strafzaak is beslist. De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen daarom afwijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 45, 57, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het op dagvaarding II onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de op dagvaarding I onder 1 primair en 2 en op dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1 van dagvaarding I (parketnummer 10/076855-23): 1 STK Gereedschap;
verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer02] , [slachtoffer04] , [slachtoffer03] , niet-ontvankelijk in de vordering;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 14 september 2020 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 8 februari 2020 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 3 juni 2020 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 19 november 2021 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mrs. J.H. Janssen en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 6 september 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Dagvaarding I
Feit 1 primair
hij op of omstreeks 17 maart 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een (personen)auto van het merk Toyota, type Aygo met kenteken [kenteken01] toebehorende aan Speed Location en/of [slachtoffer01] , meerdere, althans een, goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Speed Location en/of [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
  • een ruit van voornoemde (personen)auto heeft ingeslagen/verbroken en/of
  • (vervolgens) het portier van voornoemde (personen)auto heeft geopend en/of in voornoemde (personen)auto is gaan zitten en/of
  • (vervolgens) voornoemde (personen)auto heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 17 maart 2023 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een autoruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Speed Location en/of [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt.
Feit 2
hij op of omstreeks 17 maart 2023 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder
voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen en/of heeft vervoerd.
Dagvaarding II
Feit 1 primair
hij op of omstreeks 12 mei 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer02] en/of [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen opzettelijk
- ( (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gezwaaid en/of stekende bewegingen heeft gemaakt, in de richting van zijn/hun lichaam/lichamen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 12 mei 2023 te Rotterdam [slachtoffer03] heeft mishandeld door hem met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de elleboog, althans het lichaam, te steken en/of te prikken en/of te snijden.
Feit 2
hij op of omstreeks 12 mei 2023 te Rotterdam [slachtoffer02] en/of [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
  • stekende en/of zwaaiende bewegingen te maken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van zijn/hun lichaam/lichamen, en/of
  • dreigend deze de woorden toe te voegen: ‘Ik ga je doodsteken’ en/of ‘ik ga jou en je zoon steken’en/of ‘Ik maak jullie dood, ik steek jullie dood ik heb een tweede mes in mijn zak’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.