ECLI:NL:RBROT:2023:9266

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/784 en FT EA 23/785
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurachterstand en schuldenproblematiek

In deze zaak heeft verzoekster op 8 augustus 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet, waarin zij vroeg om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van ontruiming van haar huurwoning, die was aangezegd op basis van een eerder vonnis van 28 juni 2022. De rechtbank heeft op 31 augustus 2023 de behandeling van het verzoekschrift gehouden, waarbij verzoekster en verschillende vertegenwoordigers van instanties aanwezig waren. Verzoekster heeft verklaard dat haar schuldenproblematiek, waaronder een huurachterstand, is ontstaan door een wisselend inkomen en een gokverslaving. Ze heeft inmiddels een inkomen uit een dienstbetrekking van ongeveer € 1.600,00 tot € 1.700,00 per maand en heeft de huur voor september 2023 voldaan.

Verweerster, de verhuurder, heeft het verzoek afgewezen, stellende dat de huurachterstand meer dan verdubbeld is en dat er geen vertrouwen is in een oplossing. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoekster, waardoor het moratorium van toepassing is. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die met haar kind in de huurwoning wil blijven wonen, zwaarder laten wegen dan die van verweerster. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor een periode van zes maanden, met voorwaarden, en heeft verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.

De beslissing houdt in dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort en dat de huurovereenkomst wordt verlengd voor de duur van de voorziening, mits de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is bepaald dat de schuldhulpverlening verslag moet uitbrengen over de voortgang van de buitengerechtelijke schuldregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer01] - [nummer02]
uitspraakdatum: 7 september 2023
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 8 augustus 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 8 augustus 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 31 augustus 2023.
Ter zitting van 31 augustus 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [naam02] , begeleidster vanuit het Wijkteam;
  • mevrouw [naam03] , werkzaam bij Flanderijn & van Eck, namens Stichting Woonbron, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 28 juni 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster heeft verklaard dat haar schuldenproblematiek, waaronder de huurachterstand, is ontstaan doordat zij een periode een wisselend inkomen had. Daarnaast heeft ze last gehad van een gokverslaving. Verzoekster wenst een oplossing voor haar (schulden)problematiek. Zij heeft daarom ondersteuning gezocht bij het wijkteam en heeft binnenkort een gesprek bij het Expertise Team Financiën. Daarnaast heeft zij zichzelf ingeschreven in het Centraal Register Uitsluiting Kansspelen. Verzoekster staat ook open voor beschermingsbewind. Ter zitting heeft verzoekster van de mogelijkheid gebruik gemaakt om beschermingsbewind via de versnelde route aan te vragen.
Verzoekster heeft daarnaast verklaard inmiddels inkomsten te hebben uit een dienstbetrekking. Zij verdient ongeveer € 1.600,00 á € 1.700,00 per maand. Met de huidige inkomsten is verzoekster in staat om de vaste lasten volledige en op tijd te betalen. Verzoekster heeft de huur van september 2023 voldaan.

3.Het verweer

Verweerster stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. De huurachterstand is sinds de dagvaarding meer dan verdubbeld en de ontruiming is al drie keer aangezegd. Het wijkeam is bovendien al eerder in beeld geweest. Er zou een terugkoppeling over de voortgang van verzoekster worden gegeven. Deze is nooit gekomen. Verweerster heeft geen vertrouwen in een oplossing.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 28 juni 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 24 juli 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 9 augustus 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij, met haar kind, in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 28 juni 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster heeft de huur van september 2023 voldaan. Daarnaast heeft verzoekster inkomsten uit een dienstbetrekking. Verzoekster heeft daarmee voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te betalen. Verzoekster is bovendien bezig met de aanvraag van beschermingsbewind. Verzoekster heeft hulp gezocht bij verschillende instanties en positieve ontwikkelingen in gang gezet. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweersterster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 28 juni 2022 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres01] te Rotterdam ( [postcode01] ), voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 8 augustus 2023;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 september 2023.