Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- mevrouw [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 3 augustus 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft op 4 augustus 2023 de behandeling van het verzoek bepaald op 31 augustus 2023. Tijdens de zitting op 31 augustus 2023 is verweerster, Stichting Woonstad Rotterdam, niet verschenen, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen. Verzoekster, die onder andere een Wajong-uitkering ontvangt, heeft verklaard dat zij in staat is om haar huurtermijnen te betalen met behulp van budgetbeheer.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoekster een vonnis tot ontruiming had ontvangen, was er inderdaad sprake van een bedreigende situatie. De rechtbank heeft vervolgens de belangen van verzoekster en verweerster afgewogen. Verzoekster heeft voldoende inkomsten om de huur te betalen en heeft de afgelopen maanden haar huurtermijnen voldaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van verzoekster om in haar huurwoning te blijven zwaarder weegt dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren.
De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. De beslissing houdt in dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid voor verzoekster om een nieuw verzoek in te dienen indien nodig.