ECLI:NL:RBROT:2023:9254

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
10.119135.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voorbereidingshandelingen invoer cocaïne en veroordeling voor wederrechtelijk verblijven op besloten plaats in haven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorbereiden van de invoer van cocaïne en van wederrechtelijk verblijven op een besloten plaats in de haven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen met betrekking tot de invoer van cocaïne, omdat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten, en dat de enkele aanhouding niet voldoende was om medeplegen te bewijzen.

Wel heeft de rechtbank bewezen verklaard dat de verdachte op 12 mei 2022 wederrechtelijk heeft verbleven op het terrein van de ECT Delta Terminal in Rotterdam. Dit feit werd als strafbaar beschouwd, omdat havens essentieel zijn voor het economisch verkeer en de verdachte door zijn handelen de werking van de haven ernstig heeft verstoord. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een first offender is en geen eerdere veroordelingen heeft voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk opgelegd, evenals een taakstraf van 84 uur, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

De rechtbank heeft geen gebiedsverbod opgelegd, omdat de noodzaak hiervoor niet aannemelijk was gemaakt. De verdachte heeft na zijn voorlopige hechtenis zijn leven ogenschijnlijk op orde gekregen en is niet opnieuw met justitie in aanraking gekomen. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft benadrukt dat de voorwaardelijke gevangenisstraf ook dient om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.119135.22
Datum uitspraak: 2 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. L.A.R. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 dagen met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het de verdachte verboden wordt zich op te houden op de Maasvlakte en in de Waalhaven zoals gemarkeerd op de toegevoegde plattegrond, met bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is en dat iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van ten hoogste 2 weken.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair en subsidiair onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde (met uitzondering van het medeplegen) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte is niet komen vast te staan. Het enkele feit dat de verdachte en de medeverdachte tezamen zijn aangehouden is hiervoor onvoldoende. De rechtbank acht daarom het tenlastegelegde medeplegen niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 mei 2022 te Rotterdam, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of
overslag van goederen, te weten op het terrein van de ECT Delta Terminal, gelegen
aan de Europaweg 875.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte bevond zich op een afgesloten verboden terrein in de haven. Havens zijn van essentieel belang voor het economisch verkeer en het maatschappelijk leven. Vanwege deze belangrijke functie is het van belang dat havens ongestoord kunnen functioneren. De verdachte heeft dit door zijn handelen ernstig verstoord. Bovendien gaan met het signaleren en tegenhouden van indringers in de haven aanzienlijke kosten gepaard die ten laste komen van de containerbedrijven en de maatschappij. Te denken valt aan kosten voor het tijdelijk stilleggen van de activiteiten op het haventerrein als een indringer is gesignaleerd en kosten van toezicht en handhaving. De verdachte heeft door zijn handelen zijn eigen belang boven die nadelen gesteld en dit wordt hem aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met een rapport dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt, gedateerd 22 juli 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
Omdat de verdachte niet eerder in beeld kwam bij politie en justitie voor soortgelijke delicten kan niet worden gesproken van een delictpatroon. Uit onderzoek komen geen maatschappelijke problemen naar voren op de verschillende leefgebieden. De verdachte was voorafgaand aan zijn aanhouding schoolgaand en had bijbanen. Er zou geen sprake zijn van schuldenproblematiek en er zijn geen aanwijzingen voor middelengebruik. Bij het plegen van het feit zal er mogelijk een financieel belang hebben meegespeeld. Ook kan een negatief sociaal netwerk niet worden uitgesloten. Er lijkt echter geen sprake te zijn van persoonlijkheidsproblematiek of een gebrekkige impulscontrole. Gedurende het lopende schorsingstoezicht door de reclassering heeft de verdachte zich gehouden aan de afspraken en stond hij open voor begeleiding. Voortzetting is geadviseerd om meer inzicht te krijgen in de delictgerelateerde leefgebieden en het blijvend versterken van zijn persoonlijkheid en het maken van delictvrije keuzes. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met voortzetting van de bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, contact- en locatieverbod (met elektronische monitoring) en een inspanningsverplichting voor dagbesteding in de vorm van een opleiding of werk.
In aanvulling hierop heeft de raadsman op de zitting medegedeeld dat de verdachte na de schorsing van de voorlopige hechtenis direct is gaan werken als paintballbegeleider. De verdachte werkt op basis van een nulurencontract, maar wordt vaak opgeroepen. Daarnaast is de verdachte in september 2023 gestart met een opleiding tot herenkapper. Ondanks dat de voorlopige hechtenis per 6 september 2022 is opgeheven, is de elektronische monitoring van de verdachte pas op 11 oktober 2022 beëindigd. Tot die tijd heeft de verdachte zich gehouden aan alle opgelegde schorsingsvoorwaarden, waaronder het locatiegebod en gebiedsverbod.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit is het opleggen van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank heeft bij de afweging rekening gehouden met straffen in soortgelijke zaken. Hierbij is meegewogen dat de verdachte een zogenaamde first offender is. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte ondanks opheffing van de voorlopige hechtenis nog ruim een maand onder toezicht van de reclassering met elektronische monitoring heeft gestaan en hij zich ook in die periode aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient – naast benadrukking van de ernst van het feit – er ook toe om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdachte heeft na de opheffing van de voorlopige hechtenis zijn leven ogenschijnlijk zelfstandig op orde gebracht en is niet opnieuw met justitie in aanraking gekomen, zodat oplegging van bijzondere voorwaarden niet langer noodzakelijk lijkt.
Door de officier van justitie is de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht geëist. De rechtbank ziet in dit geval echter onvoldoende reden om hiertoe over te gaan. In de eerste plaats geldt dat in de onderliggende strafbepaling van het bewezenverklaarde feit al een gebiedsverbod besloten is, te weten door verblijf op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen strafbaar te stellen. Door een deels voorwaardelijke straf op te leggen, wordt in het kader van de speciale preventie extra benadrukt dat de verdachte zich in de toekomst van dergelijk gedrag dient te onthouden. Door het door middel van een extra gebiedsverbod trekken van een grotere ‘verboden cirkel’ rond de twee besloten havengebieden in Rotterdam, wordt de bewegingsvrijheid van de verdachte teveel beperkt zonder dat de noodzaak daarvan (anders dan dat een verdachte eerder kan worden opgepakt, immers ook buiten het besloten terrein dat door de strafbaarstelling van artikel 138aa van het Wetboek van Strafrecht wordt bestreken) aannemelijk is gemaakt. Hierbij is ook relevant dat er diverse woongebieden in of dichtbij het verboden gebied gelegen zijn. Bij haar oordeel betrekt de rechtbank ook dat de verdachte voor het eerst wordt veroordeeld voor aanwezigheid op het haventerrein en ook geen andere registraties op zijn naam heeft staan. Gelet op het voorgaande wordt aan de verdachte geen gebiedsverbod ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 138aa van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
84 (vierentachtig) uren, subsidiair 42 (tweeënveertig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek geen te verrichten taakstraf resteert.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en L.R. Bhalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 2 oktober 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 12 mei 2022 te Maasvlakte, Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 954 kilogram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 mei 2022 te Maasvlakte, Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
van 954 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- met één of meer mededader(s) contacten te onderhouden en/of informatie uit te
wisselen en/of afspraken te maken over het afleveren en/of uithalen en/of
verstrekken en/of vervoeren van de cocaïne,
- zich onbevoegd te begeven op het terrein van de ECT Delta terminal,
- de originele zegels van de containers [containernummer01] en [containernummer02] te
verbreken,
- uit container [containernummer01] drie tassen met pakketten cocaïne (in totaal 62
kilogram) over te zetten in container [containernummer02] ,
- zowel de container [containernummer01] als container [containernummer02] af te sluiten met
een zogenaamd barrier seal,
- zich op te houden in één of meer (gemanipuleerde) containers, waaronder
container [containernummer03] ,
- grote hoeveelheden levensmiddelen, slaapzakken, een of meer cirkel- en/of
kettingzagen, een stanleymes, een uitschuifbare trap en powerbanks voorhanden te
hebben;
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of
spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of
overslag van goederen, te weten op het terrein van de ECT Delta Terminal, gelegen
aan de Europaweg 875.