ECLI:NL:RBROT:2023:9253

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
10/271248-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorbereidingshandelingen voor invoer van cocaïne wegens onvoldoende bewijs van opzet

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1995 en ingeschreven op een adres in Rotterdam, heeft de rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan. De verdachte was aangeklaagd voor het voorbereiden van de invoer van verdovende middelen, specifiek cocaïne. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte op de invoer van verdovende middelen.

De verdachte was op 4 mei 2021 samen met een medeverdachte aangetroffen in een lege container op het terrein van APM Terminals op de Maasvlakte in Rotterdam. In de container werden geen verdovende middelen aangetroffen, maar wel enkele persoonlijke bezittingen. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van de aanhouding niet voldoende bewijs boden voor de opzet op de invoer van verdovende middelen. De verdachte had geen verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in de container, en er was geen bewijs dat hem verbond aan een partij verdovende middelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten en omstandigheden niet wettig en overtuigend bewijs opleverden voor de tenlastelegging. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.271248.21
Datum uitspraak: 2 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsvrouw mr. B.H. van der Zwan, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het verdachte verboden wordt zich op te houden op de Maasvlakte en in de Waalhaven zoals gemarkeerd op de toegevoegde plattegrond, met bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is en dat iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van ten hoogste 2 weken.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte bevond zich onbevoegd op het haventerrein en hield zich enige dagen op in een container met goederen waarvan bekend is dat deze gebruikt worden bij het uithalen van verdovende middelen. Daarbij komt dat de terminal waar de verdachte is aangetroffen vooral containers verwerkt die afkomstig zijn uit risicogebieden, te weten de bronlanden van Zuid-Amerika. Op de Maasvlakte bevindt zich een aantal grote containerterminals, waar containerschepen uit Zuid-Amerika hun containers lossen. Er komen bij deze terminals amper containers met luxe goederen of metalen binnen. Het gaat over het algemeen om koelcontainers met fruit of gewone containers met tropisch hardhout. Het gebied waar het gros van de incidenten met uithalers plaatsvindt, is op de Maasvlakte Rotterdam. Op grond hiervan blijkt dat de handelingen van de verdachte waren gericht op het (verder) vervoeren en (verder) binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen. Hij heeft zich hierdoor schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op het vervoeren en de invoer/doorvoer van verdovende middelen.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de processtukken volgt dat de verdachte op 4 mei 2021 samen met een medeverdachte is aangehouden in een lege container op het terrein van APM Terminals op de Maasvlakte te Rotterdam. In die container werden ook vijf opengeslagen slaapzakken, powerbanks, een uitschuifbare ladder en een tweetal grote tassen met diverse voedingsmiddelen
waaronder brood, beleg, drinken, koeken en andere etenswaren aangetroffen. Uit de processtukken volgt verder dat er in de nacht van 3 op 4 mei 2021 op het terrein van APM Terminals een melding was geweest van een uithaalactie waarbij ook een grote partij verdovende middelen was aangetroffen en een vrachtwagenchauffeur was aangehouden. Verdere informatie hierover ontbreekt. De verdachte heeft niets verklaard omtrent de reden voor zijn aanwezigheid in de container op de Maasvlakte in Rotterdam.
Per 1 januari 2022, oftewel ná de tenlastegelegde pleegdatum, is artikel 138aa opgenomen in het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Artikel 138aa Sr maakt het mogelijk om een ieder die wederrechtelijk verblijft op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, te bestraffen. In de Memorie van Toelichting van dat artikel [1] werd benadrukt dat criminele binnendringers dan wel uithalers zich ook op andere goederen dan verdovende middelen richten, zoals de metalen ferro-nikkel en kobalt, explosieven en vuurwerk en/of bedreigde diersoorten.
De verdachte wordt vervolgd voor het overtreden van artikel 10a van de Opiumwet. Voor een bewezenverklaring op basis van dat artikel moet komen vast te staan dat de verdachte heeft gehandeld met de opzet om invoer/doorvoer van verdovende middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen.
De opzet op (voorbereiding van invoer/doorvoer van) verdovende middelen van de verdachte blijkt niet uit zijn verklaring of uit de verklaring van de medeverdachte. De eventuele opzet van de medeverdachte kan niet aan de verdachte worden toegerekend. Dat betekent dat de opzet uit andere bewijsmiddelen moet volgen.
De feiten en omstandigheden waaronder de verdachte is aangehouden (in een container in de haven met slaapzakken, powerbanks, een uitschuifbare ladder en tassen met levensmiddelen) duiden zonder meer op een criminele intentie van de verdachte. Het procesdossier bevat echter geen bewijsmiddel dat de verdachte verbindt aan een partij verdovende middelen, zoals een (te verwachten) container of gesprekken over uit te halen verdovende middelen. Het bevat ook geen (controleerbaar) middel dat bewijst dat uit de specifieke locatie in de haven waar de verdachte is aangehouden, volgt dat de verdachte ter plaatse moet zijn geweest voor het uithalen van verdovende middelen. De juistheid van die stelling is ook geen feit van algemene bekendheid dat conform artikel 339 van het Wetboek van Strafvordering geen bewijs behoeft.
Voor de opzet op (voorbereiding van invoer/doorvoer van) verdovende middelen is daarom onvoldoende bewijs, zodat de verdachte van het ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

Op de zitting is gebleken dat het telefoontoestel (Omschrijving: [beslagnummer01] , Zwart, merk: Nokia) die op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen van 6 september 2023 is vermeld, niet onder de verdachte, maar onder de medeverdachte in beslag is genomen. Daarom wordt hierover in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en L.R. Bhalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 2 oktober 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 4 mei 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de
Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
en/of heroïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde
cocaïne en/of heroïne en/of dat (andere) middel een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen
en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het
plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te
vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- met één of meer mededader(s) contacten onderhouden en/of informatie
uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over afleveren en/of uithalen en/of
verstrekken en/of vervoeren van de cocaïne of heroïne of dat andere middel van lijst
I, en/of
- zich begeven op het terrein van de APMTR aan de Europaweg geklommen, en/of
- zich op dat terrein in een container opgehouden en/of
- slaapzakken, powerbanks, een uitschuifbare ladder en tassen met levensmiddelen
voorhanden gehad.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 35564, nr. 6 (MvT)