ECLI:NL:RBROT:2023:9250

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
10.110968.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen Opiumwet tot een gevangenisstraf van 18 maanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was. De verdachte werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs, specifiek heroïne, cocaïne, ICE en MDMA. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, wat door de rechtbank werd opgelegd. De rechtbank baseerde haar oordeel op bewijs dat de verdachte actief betrokken was bij het voorbereiden van de handel in harddrugs, waaronder videobestanden en chatgesprekken die zijn betrokkenheid bevestigden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in bewuste en nauwe samenwerking met anderen handelde, waardoor hij werd vrijgesproken van het medeplegen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van harddrugs op de volksgezondheid, wat leidde tot de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10.110968.23
Datum uitspraak: 20 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1990,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
Detentiecentrum [naam PI01] ,
aldaar ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsman mr. D.C.E. Timmermans, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Niet kan worden vastgesteld dat op de op de telefoons aangetroffen afbeeldingen en filmpjes verdovende middelen en voorwerpen voor de verwerking daartoe te zien zijn. Als al kan worden vastgesteld dat de verdachte aanwezig is geweest in een versnijdingspand, dan is dat onvoldoende om te kunnen spreken van enige daadwerkelijke betrokkenheid van de verdachte ten aanzien van het bereiden, verwerken of opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen van lijst I van de Opiumwet.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Bij de verdachte zijn op 26 april 2023 een iPhone 14 en een iPhone 12 aangetroffen en inbeslaggenomen. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de gebruiker is van beide telefoons. Deze verklaring wordt ook ondersteund door onderzoek naar de iPhone 14 waaruit blijkt dat de Apple ID “ [naam Apple ID01] ” en de toestelnaam “iPhone van [voornaam verdachte01] ” zijn. Ook zijn op beide telefoons videobestanden aangetroffen waarop te zien is dat de verdachte zichzelf filmt. Dat een neefje van de verdachte (ook) gebruik heeft gemaakt van de telefoons van de verdachte, zoals door de verdachte op de zitting is verklaard, is niet verifieerbaar nu de verdachte geen gegevens van deze persoon heeft verstrekt. Deze verklaring wordt daarom terzijde geschoven, en doet overigens ook niets af aan de filmpjes waarop de verdachte zichzelf filmt.
Op de iPhone 14 zijn meerdere videobestanden aangetroffen, gemaakt op 5 en 30 maart 2023 en 20 april 2023, waarop de verdachte is te zien in een ruimte met een of meerdere opklaptafels, een weegschaal, teiltjes en diverse andere voorwerpen geschikt voor het bewerken van harddrugs. Ook op de iPhone 12 zijn meerdere videobestanden aangetroffen, gemaakt tussen 15 november 2022 en 20 maart 2023, waarop de verdachte is te zien in een ruimte met een of meerdere opklaptafels, teiltjes met bruin of grijskleurig poeder en bruine substantie, een pers om blokken verdovende middelen mee te maken, branders, zeven, een kwast, tape en een plastic zak met grijze korrels. Ook zijn op de videobestanden blokken te zien, die door de verbalisant ambtshalve zijn herkend als blokken verdovende middelen. De rechtbank stelt vast dat veel videobestanden op beide telefoons zijn gemaakt in dezelfde ruimte.
Op de iPhone 12 zijn 82 afbeeldingen en/of video’s aangetroffen, gemaakt in de periode van 16 september 2022 en 7 maart 2023, waarop vermoedelijk de verdovende middelen heroïne, cocaïne en verdovende middelen in tabletvorm te zien waren. Bij nader onderzoek blijkt dat op deze telefoon 345 afbeeldingen zijn opgeslagen waarop door de verbalisant verdovende middelen worden gezien of andere voorwerpen die te maken hadden met verdovende middelen.
Dat deze videobestanden en afbeeldingen door de verdachte zijn gemaakt in het kader van een actieve betrokkenheid bij het voorbereiden van het verhandelen van harddrugs wordt bevestigd door een chatgesprek, Signalgesprekken en een Snapchatgesprek van verdachte op de iPhone 12. In een chatgesprek met ene “ [naam01] ” op 25 april 2023 geeft de verdachte desgevraagd aan dat hij aan ICE en keta kan komen en vraagt de verdachte hoeveel hij moet leveren. Tevens is een Signalgesprek aangetroffen tussen de verdachte en ene “ [naam02] ” over “colo”. In het gesprek dat loopt tussen 21 oktober 2022 en 22 december 2022, worden berichten gestuurd over dat er nog korrels zijn en dat de prijzen omhoog gaan. Verder wordt gesproken over donker en licht zand. In het gesprek stuurt de verdachte een foto van zakjes middelen in tabletvorm. In het gesprek wordt ook “top colo” genoemd. In een ander Signalgesprek tussen de verdachte en ene “ [naam03] ” tussen 2 november 2022 en 8 maart 2023 worden door beide personen berichten gestuurd over bruin, colo’s, korrels, snijden en de prijs van MDMA. Op 7 maart 2023 heeft een Snapchatgesprek plaatsgevonden tussen de verdachte en ene “ [naam04] ” over “colo toppers”.
Ten aanzien van de in de berichten genoemde termen ‘colo’, ‘licht zand’ ‘korrels’ en ‘donker zand’ is het een feit van algemene bekendheid dat deze worden gebruikt om zo (versluierd) over verdovende middelen te praten. Zo wordt met ‘colo’ en ‘licht zand’ bedoeld ‘cocaïne’, met de termen ‘korrels’ en ‘donker zand’ duidt men ‘heroïne’ aan en met de term ‘keta’ ‘ketamine’
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat uit de aangetroffen afbeeldingen, videobestanden en berichten blijkt dat de verdachte gedurende een geruime periode actief betrokken is geweest bij voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte een en ander in bewuste en nauwe samenwerking met anderen heeft gedaan. Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
4.1.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op het bereiden, bewerken en verhandelen van harddrugs.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 16 september 2022 tot en met 27 april 2023 in Nederland
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren,
van heroïne en/of cocaïne en/of ICE en/of MDMA, in elk geval een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen, stoffen,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte ,
wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- een (versnijdings-) pand aan een tot op heden
onbekend gebleven locatie te gebruiken en/of ter gebruik aan te bieden als
opslag van grondstoffen/chemicaliën en voorwerpen die
benodigd zijn, althans kunnen worden gebruikt bij de bereiding,
verwerking, vervaardiging en/of bewerking van ICE en/of MDMA en/of cocaïne
of heroïne en/of
het aanwezig hebben van:
- meerdere teilen met heroïne en/of een bruin poeder/bruine korrels en/of
- blokken met cocaïne en/of wit poeder en/of
- blokken met heroïne en/of bruin poeder en /of
- MDMA en/of ICE, althans grondstoffen voor het vervaardigen hiervan en/of
- een pers en
- branders en
- meerdere zeven en
- verpakkingsmaterialen en
- een weegschaal.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
om een feit, als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van zeven maanden op grote schaal schuldig gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen voor het bereiden, bewerken en verhandelen van harddrugs. Gebleken is dat de verdachte gedurende deze periode ook over deze harddrugs kon beschikken. Harddrugs zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. Door het gebruik van harddrugs wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, variërend van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit zoals geweldsmisdrijven en misdrijven die een bedreiging inhouden voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk laten leiden door zijn eigen financiële gewin, ten koste van anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier in het voordeel van de verdachte van af te wijken. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte geven daar geen aanleiding toe.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden, zoals geëist, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Stolk, voorzitter,
en mrs. C.H. van Breevoort-de Bruin en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 20 september 2023.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2022 tot en met 27 april 2023 te
Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van heroïne en/of cocaïne en/of ICE en/of MDMA, in elk geval een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede
te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen
van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot
het plegen van dat feit,
door
- een (versnijdings-) pand aan de Van Speykstraat en/of een andere tot op heden
onbekend gebleven locatie te gebruiken en/of ter gebruik aan te bieden als
opslag van grondstoffen/chemicaliën en/of (een) voorwerp(en) dat/die
benodigd is/zijn, althans kan/kunnen worden gebruikt bij de bereiding,
verwerking, vervaardiging en/of bewerking van ICE en/of MDMA en/of cocaïne
of heroïne en/of
het aanwezig hebben van:
- meerdere teilen met heroïne en/of een bruin poeder/bruine korrels en/of
- blokken met cocaïne en/of wit poeder en/of
- blokken met heroïne en/of bruin poeder en /of
- MDMA en/of ICE, althans grondstoffen voor het vervaardigen hiervan en/of
- een pers en/of
- één of meer branders en/of
- één of meerdere zeven en/of
- verpakkingsmateria(a)l(en) en/of
- een weegschaal.