ECLI:NL:RBROT:2023:9238

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
C/10/662168 / JE RK 23-1672 en C/10/649460 / JE RK 22-2887
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en vaststelling zorgregeling voor minderjarige

In de zaak met betrekking tot de minderjarige [kind01], geboren op [geboortedatum01] 2018, heeft de kinderrechter op 14 september 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de zorgregeling. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [kind01] verlengd voor de duur van zes maanden, tot 23 maart 2024, en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter oordeelde dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt, wat leidt tot spanningen voor [kind01]. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer blijft noodzakelijk om de communicatie te verbeteren en de ontwikkeling van [kind01] te volgen. De kinderrechter heeft het verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling aangehouden, omdat er onvoldoende zicht is op de thuissituatie van de moeder en er een aanvullend onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming moet plaatsvinden. De Raad heeft niet tijdig de beschikking van de vorige zitting ontvangen, waardoor er geen aanvullend onderzoek heeft kunnen plaatsvinden. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om dit onderzoek te verrichten en de resultaten voor de pro forma datum van 1 maart 2024 aan de rechtbank te overleggen. De moeder heeft verzocht om uitbreiding van de zorgregeling, maar de kinderrechter heeft besloten dat de huidige regeling moet blijven bestaan totdat er meer duidelijkheid is over de thuissituatie van de moeder en de mogelijkheden voor uitbreiding van de zorgregeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummers: C/10/662168 / JE RK 23-1672 en C/10/649460 / JE RK 22-2887
Datum uitspraak: 14 september 2023
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
en
[naam01],
hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01],
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2018 in [geboorteplaats01], hierna te noemen [kind01].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats02],
[naam03],
hierna te noemen de oma vaderszijde (vz), wonende te [woonplaats03],
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 29 juni 2023 (kenmerk C/10/662168), binnengekomen bij de rechtbank op 13 juli 2023;
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 26 mei 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken (kenmerk C/10/649460).
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de oma vz,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam04];
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam05] en [naam06].

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01].
2.2.
[kind01] woont bij haar vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 september 2022 [kind01] onder toezicht gesteld tot 23 september 2023.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 26 mei 2023 de volgende voorlopige zorg- en omgangsregeling vastgelegd:
- [kind01] is bij de moeder op dinsdag van 14:15 tot 17:15 en op woensdag op tijdstippen in overleg met de vader en oma vaderszijde;
- belast de GI in de tussentijd met de regie over de uitvoering van de zorgregeling en geeft de GI de bevoegdheid om het contact tussen [kind01] en de moeder in vorm, duur en frequentie uit te breiden.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 mei 2023 het verzoek tot het vaststellen van een zorg- en omgangsregeling voor het overige aangehouden tot 14 september 2023.

3.De (aangehouden) verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind01] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De moeder heeft – voor zover nog relevant – verzocht om een regeling vast te stellen zoals opgenomen in het verzoekschrift, althans een regeling vast te stellen zoals de rechtbank geraden acht.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting haar verzoek en licht het als volgt toe. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk, omdat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt. Dit zorgt voor spanning bij [kind01]. Ten aanzien van het verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling voert de GI aan dat de bezoekmomenten tussen de moeder en [kind01] in de vakanties zijn uitgebreid. Ook hebben de ouders onderling overlegd over een extra bezoekoment, te weten van zaterdag op zondag. De GI heeft aan de moeder gevraagd of zij verdere wensen had ten aanzien van de zorgregeling, maar heeft daar geen reactie op gekregen. Ook zijn er zorgen over de draagkracht van de moeder, nu zij thuis al voor twee jonge kinderen moet zorgen. De GI heeft de zorgregeling daarom gelaten zoals deze is. Voor een uitbreiding van de zorgregeling is het noodzakelijk dat de moeder beter met de GI communiceert. Ook zou de GI graag de nieuwe partner van de moeder ontmoeten. Er is op dit moment nog onvoldoende zicht op de thuissituatie van de moeder.
4.2.
De moeder heeft – mede bij monde van haar advocaat – haar verzoek gehandhaafd. De advocaat van de moeder heeft kort voor de zitting geconstateerd dat zij, net als de Raad, de beschikking van de vorige zitting niet heeft ontvangen. Uit deze beschikking blijkt dat de GI de opdracht had gekregen te onderzoeken in hoeverre de basisregeling kan worden opgebouwd. Dat is tot grote spijt van de moeder niet gebeurd. De moeder heeft meermaals aangegeven dat zij een extra nacht met [kind01] wenst van vrijdag op zaterdag. De GI gaat daar niet in mee, maar geeft niet duidelijk aan wat ervoor nodig is om deze uitbreiding wel te realiseren. De moeder geeft toe dat zij het lastig vindt om de GI te vertrouwen en dat de communicatie richting de GI daarom moeizaam verloopt. De advocaat van de moeder heeft toegezegd hier een belangrijke rol in te kunnen vervullen. Het is voor de moeder moeilijk uit te leggen dat [kind01] niet bij haar mag slapen, terwijl haar broertje en zusje dat wel mogen. Zowel [kind01] als de moeder hebben laten zien aan een uitbreiding van de zorgregeling toe te zijn. De moeder verzoekt daarom nog steeds een uitbreiding van de huidige regeling, in die zin dat [kind01] een nacht van vrijdag op zaterdag bij de moeder kan slapen. Daarna dient naar een 50/50 regeling te worden gewerkt. Ten aanzien van het verzoek tot het verlengen van de ondertoezichtstelling kan de moeder instemmen met het toewijzen van het verzoek voor een kortere duur. De communicatie tussen de ouders verloopt stroef. De moeder verzoekt om het verzoek voor zes maanden toe te wijzen en het overige aan te houden. Op die manier kan de Raad de komende periode alsnog een onderzoek doen naar de mogelijkheden tot uitbreiding van de bezoekmomenten.
4.3.
De vader en de oma vz hebben ter zitting het volgende naar voren gebracht. De vader stemt in met het verzoek tot verlengen van de ondertoezichtstelling. De vader kan niet instemmen met het verzoek van de moeder tot het uitbreiden van de zorgregeling. De vader en de oma vz hebben nog altijd zorgen rondom de bezoekmomenten tussen de moeder en [kind01]. De moeder heeft de bezoekmomenten een aantal keer afgezegd, wat tot teleurstelling bij [kind01] leidde. Daarnaast heeft er recentelijk tijdens een bezoekmoment een incident plaatsgevonden waarbij [kind01] naar het ziekenhuis moest. Een uitbreiding van de zorgregeling is niet in het belang van [kind01].
4.4.
De Raad heeft ter zitting het volgende aangevoerd. De Raad heeft de beschikking van de meest recente zitting niet ontvangen. Hieruit bleek dat de Raad de opdracht had een aanvullend onderzoek te doen naar de zorgregeling die het meest in het belang van [kind01] is. Nu de Raad niet op de hoogte was van deze opdracht, heeft er geen aanvullend onderzoek plaatsgevonden. De Raad is van mening dat de GI de regie dient te behouden met betrekking tot de uitvoering van de zorgregeling, totdat er een aanvullend onderzoek door de Raad heeft plaatsgevonden. De Raad gaat hier zo snel mogelijk mee aan de slag.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Ter zitting is gebleken dat er geen bezwaar is tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. De communicatie tussen de ouders verloopt nog altijd moeizaam. Er is sprake van een onderling wantrouwen. [kind01] heeft last van deze situatie. Zij ervaart dat zij geen onbelast contact kan hebben met beide ouders. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is in de komende periode nog noodzakelijk om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en de ontwikkeling van [kind01] te volgen. Gelet op de samenhang met het verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling ziet de kinderrechter aanleiding om het verzoek voor een kortere duur dan verzocht toe te wijzen.
5.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [kind01] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW). Het overige verzochte zal worden aangehouden tot na te melden pro forma datum, zodat tussentijds kan worden beoordeeld of de ondertoezichtstelling voor de resterende duur nog noodzakelijk is.
5.4.
Ten aanzien van het verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling overweegt de kinderrechter als volgt. Kort voor de zitting is gebleken dat de Raad ten onrechte de beschikking 26 mei 2023 niet heeft ontvangen. Hierdoor heeft er geen aanvullend onderzoek kunnen plaatsvinden naar de zorgregeling die het meest in het belang van [kind01] is. De kinderrechter acht zich op basis van de thans voorgelegde stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende voorgelicht op een beslissing te nemen over een definitieve zorgregeling. Er is nog altijd onvoldoende zicht op de thuissituatie van de moeder. Het is in de komende periode van groot belang dat het aanvullende onderzoek door de Raad alsnog zal plaatsvinden, waarbij aandacht moet zijn voor een uitbreiding van de zorgregeling zoals door de moeder is verzocht. In de tussentijd is het van belang dat de huidige zorgregeling blijft bestaan, waarbij de GI de regie behoudt over de duur en de frequentie van de bezoekmomenten. Daarvoor is het eveneens van groot belang dat de moeder in contact blijft met de GI, al dan niet met behulp van haar advocaat, om zo in overleg met de GI te kunnen bezien welke mogelijkheden er op dit moment reeds bestaan om tot uitbreiding van de regeling te komen.
5.5.
Teneinde te kunnen beoordelen welke zorgregeling het meest in het belang van de minderjarige is en gelet op de zorgen die er bestaan over de minderjarige acht de kinderrechter het nog steeds van belang dat de Raad voor de Kinderbescherming alsnog een aanvullend onderzoek verricht naar de vraag welke zorgregeling in het belang van de minderjarige dient te worden bepaald. De kinderrechter zal dit verzoek daartoe pro forma aanhouden tot 1 maart 2024, teneinde dit ter zitting tezamen met een eventueel verlengingsverzoek van de ondertoezichtstelling te bespreken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind01] tot 23 maart 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming om onderzoek of andere bemoeienis over de omgangsregeling en het rapport daarover tegen onderstaande pro forma datum aan de rechtbank te doen toekomen;
en alvorens verder te beslissen:
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 februari 2024 pro forma;
6.5.
bepaalt dat de Raad, de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.6.
verzoekt de Raad uiterlijk een week voor de genoemde pro forma-datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, onder gelijktijdige verstrekking aan de GI en de belanghebbenden.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2023 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van V.L. Blijdorp als griffier, en op schrift gesteld op 26 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.