ECLI:NL:RBROT:2023:9237

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
C/10/663169 / JE RK 23-1872
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in een gezinshuis

Op 14 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen [kind01] en [kind02]. De kinderen verblijven momenteel in een gezinshuis en de GI heeft aangegeven dat het perspectief van de kinderen niet thuis ligt. De moeder was niet aanwezig tijdens de zitting, maar haar advocaat heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling gesteund, terwijl hij zich verzette tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De vader stemde in met het verzoek en benadrukte zijn betrokkenheid bij de kinderen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling zijn voldaan. De kinderen maken het goed in het gezinshuis en hebben goed contact met hun vader. De moeder moet zich inspannen om de omgang met de kinderen te verbeteren, vooral met de komst van een nieuwe baby. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te verlengen tot 24 september 2024, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Dit besluit is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, waarbij de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/663169 / JE RK 23-1872
Datum uitspraak: 14 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2017 in [geboorteplaats01], hierna te noemen [kind01],
[kind02],
geboren op [geboortedatum02] 2021 in [geboorteplaats02], hierna te noemen [kind02].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01],
advocaat: mr. S. Ben Ahmed, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam02],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats02].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 28 juli 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader;
  • mr. Pershad voor de moeder, via de telefoon;
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam03] en [naam04].
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen. De advocaat heeft medegedeeld dat de moeder door de stress niet in de gelegenheid is om de zitting bij te wonen.
2.
De feiten
2.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 september 2022 de ondertoezichtstelling van [kind01] en [kind02] verlengd tot 24 september 2023.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01]. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind02].
2.3.
[kind01] en [kind02] verblijven in een gezinshuis.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 18 april 2023 de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis van [kind01] en [kind02] verlengd tot 24 september 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind01] en [kind02] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een gezinshuis voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. In maart 2023 heeft de GI besloten dat het perspectief van de kinderen niet thuis ligt. Op de vorige zitting is door de kinderrechter geoordeeld dat dit opvoedbesluit terecht is genomen. De GI wilde het afgelopen jaar werken aan een overdracht naar het vrijwillig kader, maar dat is niet mogelijk gebleken omdat de moeder niet kan instemmen met het opvoedbesluit. Daarnaast is de moeder onvoorspelbaar en instabiel in het contact met de kinderen, waarbij zij de omgangsmomenten al een aantal keer heeft afgezegd. In het gezinshuis waar de moeder eerder met de kinderen verbleef heeft zij therapie gevolgd, maar daar is zij mee gestopt toen zij het gezinshuis verliet. Het is positief dat de moeder aangeeft aan zichzelf te willen werken door middel van het volgen van therapie, maar de GI ziet hier vooralsnog weinig van terug. Dat de moeder niet ter zitting is verschenen, versterkt dit beeld. Ook is gebleken dat de moeder opnieuw zwanger is van haar nieuwe partner. De GI maakt zich zorgen dat de moeder met de komst van de nieuwe baby de zorg voor de andere kinderen uit het oog zal verliezen. Daarnaast maakt de GI zich zorgen over de draagkracht van de moeder en haar nieuwe partner als de nieuwe baby er is. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is dan ook noodzakelijk. Het is in de vader te prijzen dat hij stabiel blijft in het contact met de kinderen en langdurig laat zien er voor de kinderen te zijn. De vader is er op de omgangsmomenten en heeft dan ook heel leuk contact met de kinderen.

4.De standpunten

4.1.
De vader stemt ter zitting in met het verzoek. De vader ervaart de bezoekmomenten met de kinderen als prettig. Hij zou de kinderen vaker willen zien, maar de reistijd vormt daarbij een belemmering. Ook zou de vader graag meer voor de kinderen willen zorgen, maar hij heeft daar financieel niet de ruimte voor. De vader kan daarom instemmen met een voortzetting van het verblijf van de kinderen in het gezinshuis. De vader benadrukt dat het gedrag van de moeder niet zal veranderen zolang zij geen medicatie krijgt of een behandeling volgt.
4.2.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. De advocaat van de moeder stemt namens de moeder in met het verzoek tot verlengen van de ondertoezichtstelling. Namens de moeder stemt de advocaat niet in met een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder is hard bezig aan zichzelf te werken, zo heeft zij zich aangemeld voor emotieregulatie-therapie. De wachtlijst is echter lang, waardoor zij nog niet is gestart. De verwachting is dat de moeder in oktober of in november kan starten met het volgen van een behandeling. De moeder is van mening dat zij in de toekomst in staat zal zijn de zorg voor de kinderen te kunnen dragen, mits zij aan zichzelf werkt. Het is voor de moeder moeilijk om het opvoedbesluit van de GI te accepteren. Het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing dient dan ook te worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
In maart 2023 heeft de GI een opvoedbesluit genomen, waarin staat dat [kind01] en [kind02] niet terug naar huis kunnen. Op de vorige zitting heeft de kinderrechter geoordeeld dat dit opvoedbesluit op goede gronden door de GI is genomen. Daar is niets aan veranderd. [kind01] en [kind02] maken het goed in het gezinshuis. Zij hebben goed contact met hun vader. Een punt van zorg is dat de omgang met de moeder niet altijd doorgaat. De moeder zal zich de komende periode, ook met de komst van de baby, moeten inspannen om de omgangsmomenten bij te wonen. Het is namelijk, ook met het veranderde perspectief, in het belang van de kinderen dat zij een goede band met hun moeder houden.
5.3.
Zolang de moeder de plaatsing van [kind01] en [kind02] in het gezinshuis niet accepteert, is voortzetting van hun verblijf in het vrijwillig kader niet mogelijk. Daarmee duurt de ernstige ontwikkelingsbedreiging voort. De blijvende betrokkenheid van een jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling is daarom nog steeds noodzakelijk. De kinderrechter benadrukt dat de ondertoezichtstelling niet oneindig moet duren, te meer daar de kinderen op een perspectiefbiedende plek verblijven, en het opvoedbesluit daartoe ook is onderschreven. Als ook in de komende periode overdracht naar het vrijwillig kader niet mogelijk blijkt, zal de GI moeten overwegen of een onderzoek naar gezagsbeëindiging aangewezen is.
5.4.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [kind01] en [kind02] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.5.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind01] en [kind02] tot 24 september 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een gezinshuis tot 24 september 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2023 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van V.L. Blijdorp als griffier, en op schrift gesteld op 26 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.