ECLI:NL:RBROT:2023:9218
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak in Dordrecht. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker, heeft beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente, die de waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2021 op € 430.000,- heeft vastgesteld. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de juiste waarde € 384.000,- bedraagt. De rechtbank heeft de zaak op 4 september 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigden van eiser als verweerder aanwezig waren.
De rechtbank heeft beoordeeld of de heffingsambtenaar de WOZ-waarde op de waardepeildatum van 1 januari 2020 te hoog heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Verweerder heeft een waardematrix overgelegd waarin de waarde van de onroerende zaak is getaxeerd op € 430.000,-, gebaseerd op vergelijkingsobjecten. De rechtbank volgt de argumentatie van verweerder en concludeert dat de waarde van de onroerende zaak correct is vastgesteld, ondanks de bezwaren van eiser over de objectkenmerken en de vergelijkingsobjecten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof Den Haag.