ECLI:NL:RBROT:2023:9217

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
ROT 22/5004
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep na overlijden volmachtgever zonder machtiging erfgenamen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een beroep. De zaak betreft de erven van [persoon A], die bezwaar hadden gemaakt tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor het belastingjaar 2022. De waarde was vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Molenlanden op € 628.000,-, maar na bezwaar was deze verlaagd naar € 558.000,-. De gemachtigde, mr. A. Bakker, heeft namens [persoon A] beroep ingesteld, maar het bleek dat [persoon A] in mei 2022 was overleden. Hierdoor was de volmacht die aan Bakker was verleend geëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat Bakker geen machtiging van de erfgenamen of een verklaring van erfrecht had overgelegd, en dat hij ook niet had verzocht om een termijn om dit alsnog te doen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de rechtshandeling van het instellen van het beroep aan Bakker zelf wordt toegerekend. De rechtbank heeft geen inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden kunnen maken en heeft de zaak afgesloten zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5004

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2023 in de zaak tussen

De erven van [persoon A] ( [persoon A] ), uit [plaats] , eisers

(gesteld gemachtigde: mr. A. Bakker (Bakker)),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Molenlanden, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (wet WOZ), gedagtekend 25 februari 2022, heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak
[adres] te Nieuw-Lekkerland (hierna: de onroerende zaak) voor het belastingjaar 2022 vastgesteld op € 628.000,-.
Tegen deze beschikking heeft [persoon A] op 25 maart 2022 bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 27 september 2022 op het bezwaar heeft verweerder de waarde verlaagd naar € 558.000,-.
Bakker heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft Bakker en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid
1. [persoon A] was op 1 januari 2021 eigenaar van de onroerende zaak.
2. [persoon A] heeft op 18 maart 2022 een machtiging afgegeven aan Bakker van Maatschap WOZ Juristen. In deze machtiging staat dat [persoon A] Bakker machtigt om hem zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen in alle aangelegenheden aangaande de aanslag lokale heffingen alsmede de daarop vermelde WOZ-beschikking. De volmacht houdt onder andere in dat Bakker namens eiser bezwaar of beroep in mag stellen.
3. Op 20 oktober 2022 heeft Bakker namens [persoon A] beroep ingesteld en hierbij voornoemde machtiging overgelegd.
4. Ter zitting is gebleken dat [persoon A] in mei 2022 is overleden. Desgevraagd heeft Bakker verklaard dat hij hiervan op de hoogte was en dat hij na het overlijden contact heeft gehad met de erven die hij nu vertegenwoordigt. Ook heeft Bakker verklaard dat hij nog niet alle stukken heeft en dat hij daarom nog geen machtiging of verklaring van erfrecht van de erven heeft.
5. De rechtbank beantwoordt eerst de vraag of het namens eiser ingestelde beroep ontvankelijk is.
6. Op grond van artikel 2:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Op grond van artikel 8:24, eerste lid, van de Awb geldt dit ook voor een procedure bij de bestuursrechter. Op grond van het tweede lid kan de bestuursrechter van een gemachtigde, niet zijnde een advocaat, een schriftelijke machtiging verlangen.
Op de relatie tussen een belanghebbende en zijn gemachtigde zijn door toepassing van de schakelbepaling van artikel 3:79 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de algemene regels van volmacht van titel 3:3 van het BW van toepassing. [1]
Op grond van artikel 3:72, eerste lid, van het BW eindigt een volmacht onder andere door de dood van de volmachtgever.
Op grond van artikel 26a van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen in samenhang met artikel 30, eerste lid, van de Wet WOZ kan slechts beroep worden ingesteld door de belanghebbende aan: a. wie de belastingaanslag is opgelegd, b. de belanghebbende die de belasting op aangifte heeft voldaan of afgedragen of van wie de belasting is ingehouden, c. degene tot wie de voor bezwaar vatbare beschikking zich richt, d. de laatste bestuurder, aandeelhouder of vereffenaar in geval een belastingaanslag die is vastgesteld met toepassing van artikel 8, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 aan een belastingschuldige die is opgehouden te bestaan of waarvan vermoed wordt dat deze is opgehouden te bestaan.
7. De rechtbank stelt vast dat door het overlijden van [persoon A] de volmacht aan Bakker is geëindigd. [persoon A] is vanaf zijn overlijden opgehouden een natuurlijk persoon te zijn, waardoor hij vanaf dat moment geen rechtshandelingen meer kon verrichten en evenmin konden dergelijke handelingen nog namens hem worden verricht. Bakker heeft niettemin in oktober 2022 een beroepschrift ingediend met de machtiging van [persoon A] . Bakker heeft geen machtiging van de erfgenamen en geen verklaring van erfrecht overgelegd en evenmin heeft hij de rechtbank verzocht om hem een termijn te geven om hieraan alsnog uitvoering te geven. Bakker heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat de erfgenamen op 20 oktober 2022 zelf niet in rechte konden optreden of geen machtiging aan Bakker hebben kunnen afgeven. Gelet hierop wordt de rechtshandeling van het instellen van het beroep toegerekend worden aan Bakker zelf en dat betekent dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De waarde
8. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden niet toe.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling en een veroordeling in het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Veth, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Den Haag vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Volgens de PG bij artikel 2:1 van de Awb (PG Awb I, blz. 167 e.v.) kunnen de bepalingen van titel 3 van boek 3 BW (3:60 tot en met 3:79 BW) van overeenkomstige toepassing zijn in bestuursrechtelijke verhoudingen. Aangezien, volgens de wetgever, de bestuursrechtelijke verhoudingen in het algemeen geen bijzondere regeling ten aanzien van vertegenwoordiging vergen is afgezien van het opnemen van bepalingen in de Awb.