ECLI:NL:RBROT:2023:9214

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
10/130012-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in strafzaak tegen verdachte voor invoer van cocaïne en verzet tegen aanhouding

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 september 2023 vonnis gewezen tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van 290 kg cocaïne, het wederrechtelijk verblijven op het Rotterdamse haventerrein en wederspannigheid tijdens zijn aanhouding. De zaak werd behandeld in het kader van de nieuwe Rotterdamse Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting (STMK), die gericht is op een snelle en efficiënte berechting met nadruk op strafdoelen zoals vergelding, speciale en generale preventie, en resocialisatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd, en dat er sprake was van meerdaadse samenloop tussen de verschillende feiten. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien de rol van de verdachte in de georganiseerde drugshandel, maar houdt ook rekening met zijn persoonlijke omstandigheden en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte heeft aangegeven dat hij begeleiding en behandeling nodig heeft om niet te recidiveren. De rechtbank heeft besloten om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met bijzondere voorwaarden die gericht zijn op het voorkomen van recidive. Daarnaast is de in beslag genomen telefoon verbeurd verklaard en is de benadeelde partij in de schadevergoeding toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM

Parketnummer: 10/130012-23
Parketnummer TUL: 18/285695-20
Datum uitspraak: 6 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsman mr. J.G.D. Rutten, advocaat in Hilversum.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 6 september 2023.
Kern van het vonnis
Veroordeling voor het samen met anderen binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, het wederrechtelijk verblijven op het Rotterdamse haventerrein en wederspannigheid. Straf: 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.

1.Beschuldiging in de tenlastelegging

Feit 1 primairhij in of omstreeks de periode van 19 mei 2023 tot en met 24 mei 2023 te Maasvlakte Rotterdam, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 290 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 1 subsidiairhij in of omstreeks de periode van 19 mei 2023 tot en met 24 mei 2023 te Maasvlakte Rotterdam, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van 290 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- zich (onbevoegd) te begeven op het (besloten) terrein van [bedrijf01] , gelegen aan de [straatnaam01] te Rotterdam, en/of
- zich aldaar (onbevoegd) in een of meer container(s) op te houden, en/of
- het/de zegel(s) van de container [containernummer01] en/of de container [containernummer02] en/of de container [containernummer03] te verbreken, en/of
- een groot aantal sporttassen met daarin die (pakketten) cocaïne te verplaatsen van de container [containernummer01] naar container [containernummer03] en/of
- één of meerdere zegels voorhanden te hebben;
Feit 2
hij op of omstreeks 24 mei 2023 te Maasvlakte Rotterdam, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk, heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van [bedrijf01] , gelegen aan de [straatnaam01] .
Feit 3
hij op of omstreeks 24 mei 2023 te Rotterdam Maasvlakte,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant01] (buitengewoon opsporingsambtenaar van de douane), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte en/of tijdens het boeien ten behoeve van vervoer door zich te bewegen in een tegenovergestelde richting als die [verbalisant01] hem trachtte te bewegen en/of te worstelen met verbalisant [verbalisant01] en/of (vervolgens) met die verbalisant [verbalisant01] ten val te komen, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gekneusde pols bij die [verbalisant01] ten gevolge heeft gehad.

2.Beslissingen over het bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de feiten 1 primair, 2 en 3 bewezen kunnen worden.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de feiten 1 primair, 2 en 3 heeft begaan op de volgende manier:
Feit 1hij in de periode van 19 mei 2023 tot en met 24 mei 2023 te Maasvlakte Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 290 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2hij op 24 mei 2023 te Maasvlakte Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk, heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en overslag van goederen, te weten het besloten terrein van [bedrijf01] , gelegen aan de [straatnaam01] ;
Feit 3
hij op 24 mei 2023 te Rotterdam Maasvlakte,
zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant01] (buitengewoon opsporingsambtenaar van de douane), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte door zich te bewegen in een tegenovergestelde richting als die [verbalisant01] hem trachtte te bewegen en (vervolgens) met die verbalisant [verbalisant01] ten val te komen, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gekneusde pols bij die [verbalisant01] ten gevolge heeft gehad.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de in hoofdstuk 3 van dit vonnis opgenomen redengevende inhoud van de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen vormen ook de basis voor de bewijsoverweging.
Bewijsoverweging
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er sprake is van eendaadse samenloop tussen feit 1 primair en feit 2, nu er sprake is van slechts één ongeoorloofd wilsbesluit.
Oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij is benaderd om verdovende middelen uit een container te halen. Hier heeft hij € 5.000,- voor gekregen en hij zou naderhand nog € 25.000,- extra krijgen. De verdachte heeft besloten daarop in te gaan. De verdachte is in een container het haventerrein op gereden. Dit was zo’n 12 uur voordat hij door de politie werd aangehouden. De verdachte heeft op het haventerrein samen met de medeverdachten sporttassen met pakketten cocaïne uit een container gehaald en deze naar een andere container verplaatst.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van twee aparte wilsbesluiten. De verdachte heeft het eerste wilsbesluit genomen toen hij het haventerrein betrad, terwijl hij wist dat dat verboden was. Het tweede wilsbesluit heeft de verdachte genomen toen hij de tassen met de verdovende middelen ging verplaatsen. Naar het oordeel van de rechtbank is hier dus sprake van meerdaadse samenloop. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

3.Bewijsmiddelen

1. De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 6 september 2023, inhoudende:

Ik was op het haventerrein en ik was daar om 12 sporttassen met cocaïne uit een broncontainer te halen en naar een andere container te brengen. Ik heb de tassen getild. Ik was daar al een halve dag voordat ik werd aangehouden.
Ik heb tijdens mijn aanhouding naar links gehangen terwijl de verbalisant mij de andere kant op bewoog.

2. Het proces-verbaal van bevinding, nummer [proces-verbaalnummer01], pagina’s 1 t/m 7 van zaaksdossier Loxodroom, inhoudende het relaas van de verbalisanten of één van hen:

Op 24 mei 2023 waren wij belast met surveillancedienst op het besloten terrein van [bedrijf01] , gelegen aan de [straatnaam01] te Maasvlakte Rotterdam. Wij zagen een container waarvan de deur op een kier stond. Wij zagen dat de deur van de container open ging en dat er een persoon zichtbaar was. Vervolgens zag ik nog twee personen in de betreffende container.

2. Het proces-verbaal van aanhouding, nummer [proces-verbaalnummer02], pagina’s 13 t/m 17 van zaaksdossier Loxodroom, inhoudende het relaas van de verbalisanten of één van hen:

Wij hielden een van de drie genoemde verdachten in de container aan. Hij bleek te zijn: [verdachte01] , geboren op [geboortedatum01].

3. Het proces-verbaal van bevinding en overdracht, nummer [proces-verbaalnummer03], pagina’s 20 t/m 22 van zaaksdossier Loxodroom, inhoudende het relaas van de verbalisanten of één van hen:

Wij maakten met onze narcoticaspeurhonden een zoekslag op het besloten terrein van [bedrijf01] , gelegen aan de [straatnaam01] te Maasvlakte Rotterdam.
Wij zagen halverwege de container 12 sporttassen staan.

4. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer [proces-verbaalnummer04], pagina’s 23 t/m 31 van zaaksdossier Loxodroom, inhoudende het relaas van de verbalisanten of één van hen:

In de 12 sporttassen zaten 300 pakketten met vermoedelijk verdovende middelen. Door mij werden voor monstername en testen 32 pakketten uit de 300 pakketten geselecteerd. Vervolgens gaf ik de 32 pakketten elk een nummer.
Wij hebben de pakketten 1 t/m 30 onderzocht. Wij wogen elk pakket bruto, verwijderden vervolgens alle verpakkingslagen totdat wij een witte, poederachtige substantie zagen. Hierna wogen wij elk pakket netto. Wij deden van elk pakket circa 3 gram in een gripzakje en voorzagen elk gripzakje van een unieke SIN sticker.
Pakket
Gewicht bruto
Gewicht netto
SIN
1
1098
998.5
[SIN-nummer 1]
2
1093.5
1000
[SIN-nummer 2]
3
1103
998.5
[SIN-nummer 3]
4
1107
1000
[SIN-nummer 4]
5
1100.5
1001
[SIN-nummer 5]
6
1130.5
1003
[SIN-nummer 6]
7
1127.5
1003
[SIN-nummer 7]
8
1119
1003
[SIN-nummer 8]
9
1114.5
1003
[SIN-nummer 9]
10
1122
1000.5
[SIN-nummer 10]
11
1085.5
995
[SIN-nummer 11]
12
1082.5
1000
[SIN-nummer 12]
13
1081.5
1000
[SIN-nummer 13]
14
1081.5
1000
[SIN-nummer 14]
15
1116
1002
[SIN-nummer 15]
16
1080.5
998
[SIN-nummer 16]
17
1082
1000
[SIN-nummer 17]
18
1078
999
[SIN-nummer 18]
19
1083
1000
[SIN-nummer 19]
20
1086
1000
[SIN-nummer 20]
21
1115.5
1003
[SIN-nummer 21]
22
1087.5
999
[SIN-nummer 22]
23
1100.5
1001
[SIN-nummer 23]
24
1113
1000.5
[SIN-nummer 24]
25
1106.5
1001.5
[SIN-nummer 25]
26
1103
1002
[SIN-nummer 26]
27
1113.5
1001
[SIN-nummer 27]
28
1116
1004
[SIN-nummer 28]
29
1098.5
1004
[SIN-nummer 29]
30
1106
999.5
[SIN-nummer 30]
TOTAAL
33032,0 gram
29019,5 gram
Ik sprayde een kleine hoeveelheid vloeistof van de narcospray op de pakketten 31 en 32. De reactievloeistof kleurde direct blauw op, hetgeen duidt op de aanwezigheid van vermoedelijk cocaïne.
Berekening netto gewicht
Netto gewicht van 30 pakketten: 29.019,5 gram.
Gemiddeld netto gewicht 1 pakket: 967,32 gram.
Gemiddeld netto gewicht 300 pakketten: 290,20 kilogram.

5. Een deskundigenverslag van het Douane Laboratorium van 6 juni 2023, nummer [nummer01] , opgemaakt door [naam01] , pagina’s 130 t/m 132 van zaaksdossier Loxodroom, inhoudende:

SIN
Omschrijving
[SIN-nummer 1]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 2]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 3]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 4]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 5]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 6]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 7]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 8]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 9]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 10]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 11]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 12]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 13]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 14]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 15]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 16]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 17]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 18]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 19]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 20]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 21]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 22]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 23]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 24]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 25]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 26]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 27]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 28]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 29]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 30]
Plastic zakje met wit, korrelig materiaal
Het materiaal van alle hierboven staande SIN-nummers bevat cocaïne. Deze substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.

6. Het proces-verbaal van bevinding, nummer [proces-verbaalnummer02], pagina’s 173 en 174 van zaaksdossier Loxodroom, inhoudende het relaas van de verbalisant:

Gemeente: Rotterdam, Maasvlakte
Ik, verbalisant [verbalisant01] , buitengewoon opsporingsambtenaar van de douane, heb op 24 mei 2023 verdachte [verdachte01] aangehouden op de ECT Delta. Ik wilde de verdachte in een ongemakkelijke positie neerzetten ten behoeve van een fouillering. Hieraan wilde de verdachte niet meewerken. Ik trachtte de verdachte middels een gedoseerde kracht op de boeien tot medewerking te dwingen. Ik zei tegen hem dat we naar rechts gingen, maar hij werkte tegen door naar achteren en naar links te hangen met zijn lichaam. Uiteindelijk belandden wij op de grond. Hierbij verdraaide ik mijn pols. Ik ben met de klachten aan mijn pols naar het ziekenhuis gegaan. De artsen hebben vastgesteld dat mijn pols gekneusd is.

4.Verboden gedragingen en strafbaarheid

Kwalificatie

Feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 3
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Strafmotivering

Vooraf
Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen de feiten en (persoonlijke) omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
De rechtbank heeft in dit geval gekozen voor een vorm van berechting waarin wordt gestreefd naar een snelle berechting en waarin bovendien de nadruk explicieter ligt op de met strafoplegging na te streven strafdoelen. Naast vergelding, waar maatschappelijk vaak het zwaartepunt ligt, wil de rechtbank ook de andere doelen van straf goed voor ogen houden: speciale preventie, generale preventie en resocialisatie. Deze vorm van berechting wordt aangeduid als de ‘Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting’ (STMK). Een belangrijk thema van zo’n zitting is ‘naar de toekomst te kijken’. Hierbij past een zekere reflectie op het heden en het verleden. Daarbij heeft de verdachte nadrukkelijk ook een eigen rol. Als de verdachte verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, inzicht kan geven in de oorzaken van zijn gedrag en kan reflecteren op zijn handelen, zet hij daarmee een eerste stap op de weg terug naar de maatschappij.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft verder geëist dat daarbij de volgende bijzondere voorwaarden worden opgelegd: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling door De Waag of een soortgelijke forensische zorgverlener, een contactverbod met de medeverdachten en een locatieverbod voor het haventerrein. De officier van justitie gaat daarbij uit van dezelfde feiten als die zijn bewezenverklaard.
De beoordeling
Ernst van de feiten
Het gaat om ernstige feiten. De verdachte, die is geronseld om als uithaler van cocaïne aan de slag te gaan, heeft zich het haventerrein op laten brengen en heeft vervolgens samen met anderen tassen met (290 kilo materiaal bevattende) cocaïne uit een (bron)container gehaald en verplaatst naar een andere (switch)container. Vervolgens hebben ze zich verstopt in een (hotel)container. De verdachte heeft zich hierdoor begeven in de wereld van de grootschalige invoer van cocaïne. Alhoewel de rol van de verdachte als uithaler substantieel kleiner is dan van degenen die dergelijke transporten organiseren, is hij niettemin een belangrijke en onmisbare schakel voor de georganiseerde criminaliteit. De samenleving heeft veel last van de gevolgen van drugshandel en voor de bedrijven die gelieerd zijn aan de havens is de invoer van drugs en de veelvuldige aanwezigheid van de uithalers op het haventerrein een ware plaag.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Wel blijkt hieruit dat de verdachte nog in een stevige proeftijd liep van eerder opgelegde straf voor een vermogens- en geweldsdelict.
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 juli 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Gezien het feit dat de verdachte zich ten tijde van het opmaken van het rapport op zijn zwijgrecht beroept, heeft de reclassering nog niet geheel duidelijk welke risicofactoren ten grondslag hebben gelegen aan het delictgedrag. Het is de reclassering wel duidelijk dat de verdachte dit leven in detentie niet meer wil voor zichzelf en dat hij graag ondersteuning wil krijgen en behandeling wil volgen om tot gedragsverandering te komen en niet te recidiveren. Geadviseerd wordt om de verdachte bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden de meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
De verdachte heeft ter zitting uitgelegd dat hij ten gevolge van een vorige strafzaak als minderjarige in een gevangenis voor volwassenen is gezet. Dat is hem heel zwaar gevallen en dat heeft hem in aanraking gebracht met mensen die zich met dit soort strafbare feiten bezig houden. Na de gevangenis was er geen begeleiding en bemerkte hij het grote verschil met zijn leeftijdgenoten die verder waren gegaan met hun leven. Buiten werd hij al snel opgezocht door zo’n ‘relatie’ uit de gevangenis en werd hem een stevig geld bedrag in zijn handen gedrukt. Hij heeft die verleiding niet weerstaan en is deze klus voor hen gaan doen. De verdachte is tot inkeer gekomen en beseft nu dat hij begeleiding en mogelijk behandeling nodig heeft omdat hij dit leven niet wil.
Passende straf
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft hierbij gelet op de opgelegde straffen in soortgelijke zaken.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan door de officier van justitie is geëist zal de rechtbank aan de verdachte geen contactverbod met de medeverdachten opleggen. De rechtbank ziet geen noodzaak tot het opleggen van een contactverbod nu de verdachten elkaar niet kennen. Daarnaast zal de rechtbank ook niet het door de officier van justitie geëiste locatieverbod voor het haventerrein opleggen. Er is reeds bij wet strafbaar gesteld om onbevoegd het haventerrein te betreden. De rechtbank ziet derhalve geen meerwaarde in het opleggen van een locatieverbod.
Conclusie
Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden, voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren. Aan deze proeftijd verbindt de rechtbank de volgende bijzondere voorwaarden:
een meldplicht;
een ambulante behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 138aa en 181 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

6.Beslag

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon verbeurd te verklaren.
Beoordeling
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de in beslag genomen telefoon zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe. De bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Vordering(en)
[verbalisant01] heeft als benadeelde partij in verband met feit 3 € 327,25 aan materiële schade en € 380,- aan immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de gevorderde materiële schade verzocht de schade die ziet op het eigen risico niet-ontvankelijk te verklaren. Verder heeft de verdediging verzocht de gevorderde immateriële schade te matigen.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding die ziet op de gemaakte reiskosten de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en niet door de verdediging is betwist, zal dit gedeelte van de vordering ter hoogte van € 84,85 worden toegewezen.
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in het gedeelte van de vordering dat ziet op de kosten voor het eigen risico, aangezien deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Niet kan worden vastgesteld er bij de benadeelde partij eigen risico in rekening is gebracht en, zo ja, of deze kosten daar dan onderdeel van zijn geweest. Aanhouding van de zaak voor een nadere onderbouwing levert een onevenredige belasting voor het strafgeding op. Dit deel van de vordering kan daarom enkel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verder is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 350,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan daarom enkel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 mei 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Ook wordt de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opgelegd. Dit betekent dat de verdachte de schadevergoeding aan de staat moet betalen, die dit bedrag vervolgens uitkeert aan de benadeelde partij.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een vergoeding betalen van € 84,85 voor materiële schade en een vergoeding van € 350,- voor immateriële schade. De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2023. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden op dit moment begroot op nihil. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f Sr opleggen.
Wettelijk voorschrift
Gelet is op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Voorwaardelijke straf
Bij vonnis van 4 juni 2021 van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 19 juni 2021.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden beslist. In plaats daarvan zal de rechtbank, in overeenstemming met de verzoeken van de officier van justitie en de raadsman, de proeftijd verlengen met één jaar.
Conclusie
In plaats van tenuitvoerlegging van de in het genoemde vonnis opgelegde voorwaardelijke straf zal de proeftijd worden verlengd met 1 jaar.

9.Beslissingen

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals dit in hoofdstuk 2 is omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de in hoofdstuk 4 vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten; verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich, wanneer hij hiertoe uitgenodigd wordt, meldt bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21 te Groningen. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich in het kader van delictpreventie behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2:
- 1 Apple iPhone 7, wit van kleur, IMEI [nummer02] ;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 434,85 (zegge: vierhonderd vierendertig euro en vijfentachtig eurocent), bestaande uit € 84,85 aan materiële schade en € 350,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen
€ 434,85 (zegge: vierhonderd vierendertig euro en vijfentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 434,85 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
8 (acht) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verlengt de proeftijdvan de bij vonnis van 4 juni 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 6 september 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.