ECLI:NL:RBROT:2023:9191

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
10.124655.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag met dodelijke afloop en letsel door verkeersdelict

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee achtereenvolgende aanrijdingen op de A20, waarbij één persoon om het leven kwam en een ander letsel opliep. De verdachte reed met een snelheid van 250 km/uur, terwijl de maximumsnelheid 100 km/uur was. Tijdens het rijden filmde hij zijn dashboard met zijn telefoon via Snapchat en was hij onder invloed van THC. De rechtbank sprak de verdachte vrij van doodslag en poging doodslag, omdat er geen (voorwaardelijk) opzet kon worden bewezen. Wel werd roekeloos rijgedrag bewezen verklaard, wat in strijd is met artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW). De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich roekeloos had gedragen door extreem hard te rijden en zijn aandacht niet op de weg te richten, wat leidde tot de fatale aanrijding. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele leefsituatie en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.124655.21
Datum uitspraak: 3 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. F. Laros, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair (doodslag), het onder 2 primair (poging doodslag) en het onder 3 primair (poging doodslag) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren;
  • een ontzegging voor de rijbevoegdheid voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd gedurende waarin het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde doodslag op de heer [slachtoffer01] en van poging doodslag op de heer [slachtoffer02] , mevrouw [slachtoffer03] , mevrouw [slachtoffer04] en de heer [slachtoffer05] . Naar algemene ervaringsregels is bij het rijden met een snelheid van ongeveer 250 km/u de kans op een ongeluk met dodelijke afloop aanmerkelijk. Bovendien heeft de verdachte niet alleen veel te hard gereden, maar ook maakte hij tijdens het rijden een filmpje met zijn telefoon. Verder was hij onder invloed van THC. De gedragingen van de verdachte waren naar hun uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht op het veroorzaken van een mogelijk dodelijk ongeval, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard. Contra-indicaties ontbreken en de situatie van het Porsche-arrest deed zich in dit geval niet voor. De verdachte heeft dus het voorwaardelijk opzet gehad op een dodelijk ongeval.
4.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte geen voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer01] , [slachtoffer02] en de drie inzittenden in zijn auto. De verdachte heeft immers kort voor de eerste botsing naar links gestuurd om uit te wijken, het gas losgelaten en geremd. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van de zwaarste vorm van schuld: de roekeloosheid. Daarvoor moet een bepaalde mate van bewustzijn aanwezig zijn en gaat het om actieve gedragingen in uitzonderlijke situaties. Dat is hier niet het geval. Wel kunnen de tenlastegelegde aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid worden bewezen, aldus de raadsman.
4.3.
Beoordeling
4.3.1.
Inleiding
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand worden aangemerkt.
Op 7 mei 2021 omstreeks 23:37 uur is de verdachte betrokken geweest bij een verkeersongeval op de rijksweg A20 in Schiedam. De verdachte reed in een witte Volkswagen Golf met nog drie inzittenden, te weten [medeverdachte01] (als bijrijder) en [medeverdachte02] en [medeverdachte03] (achterin). Voor hem reed [slachtoffer02] in een zwarte Volkswagen Golf. De auto van de verdachte botste met de rechter voorzijde tegen de linker achterzijde van de zwarte Volkswagen Golf. Deze is hierdoor naar links weggestoten en tegen de barrière tot stilstand gekomen. Vervolgens is de auto van de verdachte met de voorkant in botsing gekomen met de achterkant van een Hyundai, die bestuurd werd door [slachtoffer01] . De Hyundai werd hierdoor omhoog geworpen, is in een slip geraakt en is meerdere keren over de kop gerold. [slachtoffer01] is als gevolg hiervan ter plaatse overleden. [slachtoffer02] heeft schouder- en rugklachten opgelopen, waarvoor hij enige tijd onder behandeling van een fysiotherapeut is geweest.
4.3.2.
Omstandigheden waaronder de aanrijdingen hebben plaatsgevonden
Snelheid van de auto
De toegestane snelheid op de rijksweg A20 ter plaatse was 100 kilometer per uur. Uit de digitale ongevalsgegevens van de Airbagmodule en het EDR-systeem van de auto waarin de verdachte reed, blijkt dat hij vijf seconden voor de eerste botsing ongeveer 250 kilometer per uur reed. De eerste aanrijding met de zwarte Volkswagen Golf vond plaats met een snelheid van ongeveer 208 kilometer per uur. De tweede aanrijding met de Hyundai vond plaats met een snelheid van ongeveer 152 kilometer per uur. Gelet op deze objectieve onderzoeksbevindingen staat vast dat de verdachte de maximumsnelheid in zeer hoge mate heeft overschreden en enkele seconden voor de eerste aanrijding ongeveer 250 kilometer per uur reed. De verklaring van de verdachte dat hij 120 kilometer per uur reed, is dan ook ongeloofwaardig.
Snapchat filmpje op telefoon verdachte
Uit onderzoek naar de telefoon van de verdachte is gebleken dat daarmee om 23:36:42 uur vanuit de applicatie Snapchat de camera actief werd. Vervolgens is met die telefoon een filmpje gemaakt van 49 seconden. Op dit filmpje is het dashboard met snelheidsmeter van de Volkswagen Golf zichtbaar. Er is eveneens te zien dat de tijd verspringt van 23:36 uur naar 23:37 uur. Op het filmpje is te zien dat de snelheid steeds verder oploopt, tot aan 250 kilometer per uur. Volgens de verkeersongevallenanalyse heeft de eerste aanrijding plaatsgevonden om 23:37:41 uur.
De verdachte heeft ontkend het filmpje te hebben gemaakt. De rechtbank gaat hier niet in mee. In de eerste plaats is van belang dat de telefoon tijdens een fouillering bij de verdachte kort na het ongeluk is aangetroffen. Verder duidt de camerapositie erop dat de opnames van de kant van de bestuurder zijn gemaakt. De voor het eerst ter zitting afgelegde verklaring van de verdachte, dat hij kort voor de aanrijding zijn telefoon aan bijrijder [medeverdachte01] heeft gegeven, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Hoewel daar naar gevraagd, heeft de verdachte hierover niet eerder verklaard bij de politie terwijl dat, indien hij daadwerkelijk zijn telefoon aan [medeverdachte01] zou hebben gegeven, zonder meer in de rede zou hebben gelegen. Bovendien heeft [medeverdachte01] niet verklaard dat hij de telefoon van de verdachte heeft gebruikt. Hij heeft integendeel gezegd dat hij kort voor de aanrijding in gesprek was met de personen op de achterbank.
Op grond van het voorgaande staat vast dat kort voor de eerste aanrijding met een telefoon een filmpje is gemaakt van de snelheidsmeter van de auto, en dat de verdachte degene is die dit filmpje heeft gemaakt. De rechtbank merkt op dat de kennelijk op dat filmpje af te lezen snelheid van de snelheidsmeter van de auto ook nog eens de eigen schatting van de verdachte van zijn snelheid kort voor het ongeval tegenspreekt.
THC in het bloed van de verdachte
Ter plaatse hebben de verbalisanten een speekseltest bij de verdachte afgenomen. Deze gaf een indicatie voor de stof cannabis (tetrahydrocannabinol). Vervolgens is bloed van de verdachte afgenomen. Het eindresultaat daarvan betrof 4,7 microgram THC per liter bloed, tegenover een grenswaarde van 3,0.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden hoe het handelen van de verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd, met andere woorden: bepalen of, en zo ja welk, strafbaar feit de verdachte heeft gepleegd.
4.3.3.
Doodslag en pogingen doodslag (feit 1, 2 en 3 primair)
De rechtbank stelt voorop dat noch uit de verklaring van de verdachte, noch anderszins is gebleken dat de verdachte het oogmerk had om iemand om het leven te brengen. Van opzet in strafrechtelijke zin kan echter ook sprake zijn als iemand zich willens en wetens blootstelt aan de aanmerkelijke kans dat een persoon komt te overlijden, ook wel voorwaardelijk opzet genoemd.
Toetsing voorwaardelijk opzet
De beantwoording van de vraag of een gedraging de
aanmerkelijke kansop een bepaald gevolg – het overlijden van de slachtoffers – in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, of anders gezegd om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is bovendien vereist dat de verdachte
wetenschapheeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging ook bewust heeft
aanvaard. Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die er (lichtvaardig) van is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld, en dus schuld heeft aan het ongeval, maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.
Aanmerkelijke kans
De verdachte reed met een snelheid van 250 kilometer per uur op de snelweg. Terwijl hij reed hield hij zijn telefoon vast en heeft hij zijn dashboard gefilmd. Daarnaast was de verdachte onder invloed van THC. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat het rijgedrag van de verdachte als bestuurder van de auto een aanmerkelijke kans op het overlijden van andere weggebruikers oplevert.
Bewust aanvaarden
Aan de rechtbank ligt vervolgens de vraag voor of de verdachte die aanmerkelijke kans op het overlijden van andere weggebruikers ook heeft aanvaard. In het zogeheten Porsche arrest (HR 15 oktober 1996, ECLI:NL:HR:119:ZD0139) heeft de Hoge Raad een toetsingskader geschetst voor de beoordeling van het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans in verkeerszaken. Verkeerszaken als deze kenmerken zich door het feit dat de verdachte door zijn handelswijze ook zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft gelopen. De rechtbank dient dan ook in het oordeel te betrekken dat – behoudens aanwijzingen voor het tegendeel – naar ervaringsregels niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat een botsing zou plaatsvinden, en hij als gevolg van zijn gedraging zelf het leven zal verliezen, eveneens op de koop toeneemt.
De rechtbank heeft uit de verklaringen van de verdachte geen beeld kunnen krijgen van wat er in hem is omgegaan ten tijde van de hem verweten gedragingen. De rechtbank zal zich bij de beantwoording van de vraag dan ook moeten baseren op de aard en uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden. Uit zowel de verklaringen van de verdachte als uit de rest van het dossier, blijkt niet dat de verdachte zijn eigen dood op de koop heeft toegenomen door zijn rijgedrag. De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van forse zelfoverschatting van een jonge bestuurder, die tot fatale gevolgen heeft geleid, maar dat de verdachte er niet vanuit ging dat hij met zijn rijgedrag (dodelijke) ongelukken zou veroorzaken. Er is geen sprake van concrete gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op het fatale gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van de slachtoffers heeft aanvaard. De drempel van het Porsche arrest wordt daarmee niet gehaald.
Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer01] en de poging doodslag op de andere slachtoffers. De verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten.
4.3.4.
Het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde: artikel 6 WVW
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verkeersongevallen aan de schuld, in de zin van artikel 6 WWV, van de verdachte te wijten zijn. De verdediging heeft ten aanzien hiervan geen verweer gevoerd. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verkeersgedrag van de verdachte de ongevallen heeft veroorzaakt. De vraag is derhalve van welke vorm van schuld sprake is.
Roekeloosheid
Met de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Dat is het geval als de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot de ongevallen (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) dat opzettelijk heeft gedaan en (d) dat daardoor gevaar te duchten was voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
a) de verkeersregels
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat de verdachte de ter plaatse geldende maximumsnelheid extreem heeft overschreden en dat hij tijdens het rijden gefilmd heeft met zijn mobiele telefoon in zijn hand. Dit zijn gedragingen die in artikel 5a, eerste lid, onder g. en k. WVW uitdrukkelijk zijn genoemd als verkeersgedragingen waarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
b) in ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van gedragingen van de verdachte en alle omstandigheden van het geval. Daaronder valt ook de mate waarin de verdachte onder invloed verkeerde (artikel 5a tweede lid WVW). De verdachte heeft met een zeer hoge snelheid, meer dan twee keer zo hoog als toegestaan, over de A20 gereden terwijl er op dat moment verschillende andere auto’s reden. Daarnaast had hij zijn telefoon in zijn hand. Bovendien reed te verdachte terwijl hij onder invloed was van meer dan de toegestane hoeveelheid THC. Dit samenstel van gedragingen maakt dat de verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.
c) opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Om te beoordelen op sprake was van opzet van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet afgeleid kunnen worden dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Gebleken is dat de verdachte extreem hoge snelheden heeft gereden. Allereerst is de rechtbank van oordeel dat het overschrijden van de toegestane snelheid in die mate, niet anders dan opzettelijk kan zijn gebeurd. Daarbij acht de rechtbank ook relevant dat is gebleken dat de verdachte het gaspedaal tot drie seconden voor het ongeval voor 100 procent heeft ingeduwd. Uit het onderzoek naar de telefoon van de verdachte is verder gebleken dat de verdachte de snelheid heeft vastgelegd op een filmpje. Hieruit blijkt, naar het oordeel van de rechtbank, wederom dat de verdachte zich er bewust van was dat hij met deze snelheid reed en dat hij dit zelfs heeft willen vastleggen. Deze gedragingen, in onderling verband en samenhang bezien, zijn naar uiterlijke verschijningsvorm gericht op de opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
d) gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het feit dat de verdachte twee aanrijdingen heeft veroorzaakt waarbij één slachtoffer letsel heeft opgelopen en het andere slachtoffer is komen te overlijden. De rechtbank is van oordeel dat door het handelen van de verdachte gevaar te duchten was voor zowel het leven als voor zwaar lichamelijk letsel van anderen.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot de ongevallen heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. De rechtbank concludeert dan ook dat daarmee zonder meer sprake van de zwaarste vorm van schuld, te weten roekeloosheid. Door het roekeloze rijgedrag van de verdachte is [slachtoffer01] komen te overlijden en is letsel bij [slachtoffer02] ontstaan.
4.3.5.
Het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit: artikel 5a WVW
Zoals hierboven reeds is vastgesteld, voldoet het gedrag van de verdachte aan de eisen die artikel 5a WVW stelt. Door zijn gedragingen was ook levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van anderen te duchten. De verdachte zat zelf in de auto met nog drie personen, eerdergenoemde [medeverdachte02] , [medeverdachte03] en [medeverdachte01] . Ook waren nog andere weggebruikers op de weg aanwezig voor wie gevaar is ontstaan. Hiermee kan ook het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3.6.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld in het verkeer, te weten roekeloosheid. Daarnaast kan het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen worden.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3
subsidiairten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
subsidiair
hij op 7 mei 2021 te Schiedam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken01] ), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A20, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, - met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig te rijden met een snelheid die veel hoger was dan ter plaatse was toegestaan en veel hoger dan ter plaatse was verantwoord en
- daarbij een mobiele telefoon vast te houden en daarbij tijdens het besturen van het voertuig (via de applicatie Snapchat) met voornoemde mobiele telefoon te filmen, en
- niet of in onvoldoende mate te blijven letten op de weg en de overige verkeersdeelnemers en
- niet behoorlijk tijdig en/of voldoende het door hem, verdachte, bestuurde voertuig af te remmen en/of tot stilstand te brengen en/of voldoende afstand te bewaren, waardoor hij, verdachte, van achteren in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken02] bestuurd door [slachtoffer02] ) en
- vervolgens van achteren in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken03] bestuurd door [slachtoffer01] ) waardoor dat voertuig (bestuurd door [slachtoffer01] ) meermalen over de kop is geslagen en is gaan rollen,
waardoor een ander (te weten die [slachtoffer01] ) werd gedood, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
subsidiair
hij op 7 mei 2021 te Schiedam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken01] ), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A20, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, - met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig te rijden met een snelheid die veel hoger was dan ter plaatse was toegestaan en veel hoger dan ter plaatse was verantwoord en
- daarbij een mobiele telefoon vast te houden en daarbij tijdens het besturen van het voertuig (via de applicatie Snapchat) met voornoemde mobiele telefoon te filmen, en
- niet of in onvoldoende mate te blijven letten op de weg en de overige verkeersdeelnemers en
- niet, behoorlijk tijdig en/of voldoende het door hem, verdachte, bestuurde voertuig af te remmen en/of tot stilstand te brengen en/of voldoende afstand te bewaren, waardoor hij, verdachte, van achteren in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken02] bestuurd door [slachtoffer02] ) waardoor dat voertuig (bestuurd door die [slachtoffer02] ) tegen de vangrail/barrière tot stilstand is gekomen,
waardoor een ander (te weten die [slachtoffer02] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
3
subsidiair
hij op 7 mei 2021 te Schiedam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken01] ), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A20,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig te rijden met een snelheid die veel hoger was dan ter plaatse was toegestaan en veel hoger dan ter plaatse was verantwoord en
- daarbij een mobiele telefoon vast te houden en daarbij tijdens het besturen van het voertuig (via de applicatie Snapchat) met voornoemde mobiele telefoon te filmen, en
- niet of in onvoldoende mate te blijven letten op de weg en de overige verkeersdeelnemers en
- niet, behoorlijk tijdig en/of voldoende het door hem, verdachte, bestuurde voertuig af te remmen en/of tot stilstand te brengen en/of voldoende afstand te bewaren, waardoor hij, verdachte, van achteren in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken02] bestuurd door [slachtoffer02] ) en vervolgens van achteren in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken03] bestuurd door [slachtoffer01] ),
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en
vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid van deze wet;
2.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid van deze wet;

3.overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich als bestuurder van een auto roekeloos gedragen. Hij reed een snelheid van 250 km/uur, terwijl hij ondertussen zijn snelheidsmeter filmde met zijn telefoon om dit op Snapchat te plaatsen. Bovendien had hij te veel THC in zijn bloed. Door het roekeloze rijgedrag van de verdachte heeft hij eerst de auto waarin [slachtoffer02] reed aangereden. [slachtoffer02] heeft hierdoor rug- en schouderklachten opgelopen. Vervolgens heeft de verdachte de auto waarin [slachtoffer01] reed aangereden. Door de zeer hoge snelheid is de auto van [slachtoffer01] omhoog geworpen en is deze meerdere keren over de kop geslagen. Pas 115 meter verder is zijn auto tot stilstand gekomen. [slachtoffer01] is ter plaatse overleden. Daarnaast heeft de verdachte door zijn rijgedrag gevaar voor de inzittenden van zijn eigen auto en voor andere weggebruikers veroorzaakt. Door dit verkeersgedrag en middelengebruik heeft verdachte laten zien dat de veiligheid van het verkeer hem niet kon schelen.
De verdachte heeft met zijn handelen diep en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van [slachtoffer01] . Het verlies van hun geliefde man, vader en broer grijpt diep in hun levens in. Dit blijkt ook uit de verklaringen van mevrouw [naam01] , de vrouw van het slachtoffer, en van de heer [naam02] , de broer van het slachtoffer. [slachtoffer01] is onverwacht uit hun leven weggerukt. Het gemis wordt voor de nabestaanden naarmate de tijd verstrijkt alleen maar groter. Er zijn steeds meer waardevolle momenten die zij niet meer kunnen delen. Ook blijft voor hen de vraag waarom dit ongeval heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft hierover op zitting geen duidelijkheid gegeven. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf de pijn en het verdriet van het gemis van [slachtoffer01] kan wegnemen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 september 2023. De reclassering heeft geen goede analyse van de delictgerelateerde factoren kunnen maken, omdat de verdachte aangeeft zich niks van de aanrijdingen te kunnen herinneren. Er is enkel te stellen dat zijn middelengebruik delictgerelateerd is omdat sprake is van dagelijks hasjgebruik. De reclassering heeft wel zicht kunnen krijgen op de stabiele basis die de verdachte heeft. Hij woont bij zijn ouders en heeft een inkomen uit werk. Er kan niet geadviseerd worden of interventies nodig zijn om het gedrag te veranderen of om het recidiverisico te verlagen, omdat onvoldoende zicht is op risicofactoren en de verdachte weinig openheid over de verdenking geeft.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Gelet op de aard en ernst van de gedragingen van de verdachte en de gevolgen daarvan, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Wel zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Daarbij is onder meer van belang dat, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, geen sprake is geweest van het opzettelijk doden van [slachtoffer01] . Nu in de onderhavige zaak sprake is van roekeloosheid en het ongeval bovendien tot een dodelijk slachtoffer heeft geleid, acht de rechtbank
in beginseleen gevangenisstraf van vier jaar (48 maanden) passend, uitgaande van drie feiten en meerdere slachtoffers, alsmede de eendaadse samenloop van die feiten.
De rechtbank zal echter een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 45 maanden. De feiten zijn ruim twee jaar geleden gepleegd. Dit betekent dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoel in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze overschrijding is niet toe te rekenen aan de verdachte. In de tussentijd heeft de verdachte een stabiel leven opgebouwd. Hij heeft een vriendin, werkt en woont bij zijn ouders thuis. Tegelijkertijd hebben de onderhavige zaak en de mogelijke straf, zoals de verdachte heeft verklaard, zijn leven stilgezet. De rechtbank zal dit compenseren door voornoemde vermindering van drie maanden van de op te leggen straf.
De verdediging heeft verzocht een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. De rechtbank ziet hier geen aanleiding voor gelet op het advies van de reclassering en de verklaring van de verdachte, waaruit geen specifieke hulpvraag blijkt. Bovendien past een voorwaardelijk strafdeel niet goed bij de aard en ernst van de feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Daarnaast acht de rechtbank, gelet op de feiten, een ontzegging van de rijbevoegdheid van aanzienlijke duur passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht
en de artikelen 5a, 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 45 (vijfenveertig) maanden.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
5 (vijf) jaren;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Stolk, voorzitter,
en mrs. H. Wielhouwer en J.J. Bade, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 7 mei 2021 te Schiedam
[slachtoffer01]
opzettelijk
van het leven heeft beroofd, door
- als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken01] ) te rijden en/of
- met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig te rijden met een snelheid die (veel) hoger was dan ter plaatse was toegestaan en/of (veel) hoger dan ter plaatse was verantwoord en/of
- ( daarbij) een mobiele telefoon vast te houden en/of (daarbij) tijdens het besturen van het voertuig (via de applicatie Snapchat) met voornoemde mobiele telefoon te filmen, althans met voornoemde mobiele telefoon handelingen te verrichten en/of
- niet of in onvoldoende mate te (blijven) letten op de weg en/of de overige verkeersdeelnemers en/of
- niet, althans niet behoorlijk tijdig en/of voldoende het door hem, verdachte, bestuurde voertuig af te remmen en/of tot stilstand te brengen en/of voldoende afstand te bewaren, waardoor hij, verdachte, (van achteren) in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken02] bestuurd door [slachtoffer02] ) en/of
- ( vervolgens) (van achteren) in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken03] bestuurd door [slachtoffer01] ) waardoor dat voertuig (bestuurd door [slachtoffer01] ) meermalen over de kop is geslagen en/of waardoor die [slachtoffer01] werd gedood,
terwijl hij, verdachte, onder invloed van THC was en/of verkeerde in de toestand als
bedoeld in artikel 8, eerste en vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 mei 2021 te Schiedam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken01] ), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A20, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig te rijden met een snelheid die (veel) hoger was dan ter plaatse was toegestaan en/of (veel) hoger dan ter plaatse was verantwoord en/of
- ( daarbij) een mobiele telefoon vast te houden en/of (daarbij) tijdens het besturen van het voertuig (via de applicatie Snapchat) met voornoemde mobiele telefoon te filmen, althans met voornoemde mobiele telefoon handelingen te verrichten en/of
- niet of in onvoldoende mate te (blijven) letten op de weg en/of de overige verkeersdeelnemers en/of
- niet, althans niet behoorlijk tijdig en/of voldoende het door hem, verdachte, bestuurde voertuig af te remmen en/of tot stilstand te brengen en/of voldoende afstand te bewaren, waardoor hij, verdachte, (van achteren) in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken02] bestuurd door [slachtoffer02] ) en/of
- ( vervolgens) (van achteren) in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken03] bestuurd door [slachtoffer01] ) waardoor dat voertuig (bestuurd door [slachtoffer01] ) meermalen over de kop is geslagen en/of is gaan rollen,
waardoor een ander (te weten die [slachtoffer01] ) werd gedood, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2
hij op of omstreeks 7 mei 2021 te Schiedam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer02]
opzettelijk
van het leven te beroven,
- als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken01] ) heeft gereden en/of
- met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig heeft gereden met een snelheid die (veel) hoger was dan ter plaatse was toegestaan en/of (veel) hoger dan ter plaatse was verantwoord en/of
- ( daarbij) een mobiele telefoon heeft vastgehouden en/of (daarbij) tijdens het besturen van het voertuig (via de applicatie Snapchat) met voornoemde mobiele telefoon heeft gefilmd, althans met voornoemde mobiele telefoon handelingen heeft verricht en/of
- niet of in onvoldoende mate op de weg en/of de overige verkeersdeelnemers (blijvend) heeft gelet en/of
- niet, althans niet behoorlijk tijdig en/of voldoende het door hem, verdachte, bestuurde voertuig heeft afgeremd en/of tot stilstand heeft gebracht en/of voldoende afstand heeft bewaard, waardoor hij, verdachte, (van achteren) in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken02] bestuurd door die [slachtoffer02] ) waardoor dat voertuig (bestuurd door die [slachtoffer02] ) tegen de vangrail/barrière tot stilstand is gekomen,
terwijl hij, verdachte, onder invloed van THC was en/of verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 mei 2021 te Schiedam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken01] ), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A20, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig te rijden met een snelheid die (veel) hoger was dan ter plaatse was toegestaan en/of (veel) hoger dan ter plaatse was verantwoord en/of
- ( daarbij) een mobiele telefoon vast te houden en/of (daarbij) tijdens het besturen van het voertuig (via de applicatie Snapchat) met voornoemde mobiele telefoon te filmen, althans met voornoemde mobiele telefoon handelingen te verrichten en/of
- niet of in onvoldoende mate te (blijven) letten op de weg en/of de overige verkeersdeelnemers en/of
- niet, althans niet behoorlijk tijdig en/of voldoende het door hem, verdachte, bestuurde voertuig af te remmen en/of tot stilstand te brengen en/of voldoende afstand te bewaren, waardoor hij, verdachte, (van achteren) in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken02] bestuurd door [slachtoffer02] ) waardoor dat voertuig (bestuurd door die [slachtoffer02] ) tegen de vangrail/barrière tot stilstand is gekomen,
waardoor een ander (te weten die [slachtoffer02] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
3
hij op of omstreeks 7 mei 2021 te Schiedam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer03] en/of Sophia [medeverdachte03] en/of [slachtoffer05] en/of de overige weggebruikers
opzettelijk
van het leven te beroven,
- als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken01] ) heeft gereden en/of
- met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig heeft gereden met een snelheid die (veel) hoger was dan ter plaatse was toegestaan en/of (veel) hoger dan ter plaatse was verantwoord en/of
- ( daarbij) een mobiele telefoon heeft vastgehouden en/of (daarbij) tijdens het besturen van het voertuig (via de applicatie Snapchat) met voornoemde mobiele telefoon heeft gefilmd, althans met voornoemde mobiele telefoon handelingen heeft verricht en/of
- niet of in onvoldoende mate op de weg en/of de overige verkeersdeelnemers (blijvend) heeft gelet en/of
- niet, althans niet behoorlijk tijdig en/of voldoende het door hem, verdachte, bestuurde voertuig heeft afgeremd en/of tot stilstand heeft gebracht en/of voldoende afstand heeft bewaard, waardoor hij, verdachte, (van achteren) in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken02] bestuurd door die [slachtoffer02] ) en/of (vervolgens) (van achteren) in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken03] bestuurd door [slachtoffer01] ),
terwijl hij, verdachte, onder invloed van THC was en/of verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 mei 2021 te Schiedam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken01] ), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A20,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig te rijden met een snelheid die (veel) hoger was dan ter plaatse was toegestaan en/of (veel) hoger dan ter plaatse was verantwoord en/of
- ( daarbij) een mobiele telefoon vast te houden en/of (daarbij) tijdens het besturen van het voertuig (via de applicatie Snapchat) met voornoemde mobiele telefoon te filmen, althans met voornoemde mobiele telefoon handelingen te verrichten en/of
- niet of in onvoldoende mate te (blijven) letten op de weg en/of de overige verkeersdeelnemers en/of
- niet, althans niet behoorlijk tijdig en/of voldoende het door hem, verdachte, bestuurde voertuig af te remmen en/of tot stilstand te brengen en/of voldoende afstand te bewaren, waardoor hij, verdachte, (van achteren) in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken02] bestuurd door [slachtoffer02] ) en/of (vervolgens) (van achteren) in aanrijding/botsing is gekomen met een voertuig (te weten een personenauto met kenteken [kenteken03] bestuurd door [slachtoffer01] ),
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en
vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.