ECLI:NL:RBROT:2023:9154

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
10532420 VZ VERZ 23-6141
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid van ontslag op staande voet van taxichauffeur na incident met kinderen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een taxichauffeur, hierna aangeduid als [verzoeker01], die op staande voet was ontslagen door zijn werkgever, RMC Rotterdam B.V. (hierna: RMCR). Het ontslag volgde op een incident dat op 22 februari 2023 had plaatsgevonden, waarbij twee kinderen uit het raam van de taxi hingen die door [verzoeker01] werd bestuurd. De kantonrechter heeft de rechtsgeldigheid van het ontslag beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden van de zaak.

De procedure begon met een verzoek van [verzoeker01] om het ontslag te vernietigen, hem toe te laten tot zijn werkzaamheden en om doorbetaling van zijn salaris te vorderen. [verzoeker01] stelde dat er geen dringende reden voor het ontslag was, aangezien er nooit eerder klachten waren geweest en hij het incident goed had opgelost. RMCR daarentegen voerde aan dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege de ernstige risico's die [verzoeker01] had genomen met de kinderen in zijn zorg.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was. De rechter concludeerde dat [verzoeker01] niet adequaat had gereageerd op de situatie en dat hij zijn verantwoordelijkheid als chauffeur niet had waargemaakt. Het feit dat hij het incident niet had gemeld en pas na confrontatie met bewijs het incident had erkend, droeg bij aan de beslissing. De rechter wees het verzoek van [verzoeker01] af en veroordeelde hem in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10532420 VZ VERZ 23-6141
datum uitspraak: 12 september 2023
beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. K. Bastiaans
procesgemachtigde: mr. M.C. Franken-Schoemaker,
tegen
RMC Rotterdam B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. D. Quist.
De partijen worden hierna ‘ [verzoeker01] ’ en ‘RMCR’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het verzoekschrift, met producties;
  • het verweerschrift, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2023.
[verzoeker01] is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Namens RMCR zijn de heer [naam01] , Hoofd Drechtsteden, mevrouw [naam02] , HR Adviseur, mevrouw [naam03] , bedrijfsjurist en mevrouw [naam04] , juridisch medewerker verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben ieder het eigen standpunt (nader) toegelicht, aan de hand van spreekaantekeningen die aan het dossier zijn toegevoegd. Van hetgeen ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter heeft de datum voor de uitspraak bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
RMCR is een bedrijf dat zich bezighoudt met het verlenen van mobiliteitsdiensten ten behoeve van specifieke doelgroepen, waaronder leerlingen- en jeugdvervoer.
2.2.
[verzoeker01] is op 1 november 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, voor de duur van 7 maanden, bij RMCR in dienst getreden in de functie van chauffeur.
2.3.
[verzoeker01] werd ingezet voor leerlingen- en jeugdhulpvervoer. Dit zijn ritten waarbij leerlingen, die door een beperking en/of gedragsproblemen niet zelf kunnen reizen, worden vervoerd vanaf het huisadres naar school en/of buitenschoolse opvang en weer terug naar huis.
2.4.
Op 22 februari 2023 heeft [verzoeker01] gewerkt. Over de ritten die hij die dag heeft gereden heeft [verzoeker01] bij RMCR geen bijzonderheden gemeld.
2.5.
Op 30 maart 2023 heeft [verzoeker01] zich bij RMCR ziek gemeld.
2.6.
Op 30 maart 2023 heeft ABC Taxikeurmerk Advies & Training een melding ontvangen van een taxichauffeur over een incident. Deze chauffeur zag op 22 februari 2023 om 08.15 uur dat twee kinderen uit het raam van een taxi hingen. Van de situatie is door deze chauffeur een foto gemaakt.

[AFBEELDING VAN TAXI MET KENTEKENNUMMER VAN TWEE UIT HET RAAM HANGENDE KINDEREN ]

2.7.
ABC Taxikeurmerk Advies & Training heeft de melding diezelfde dag doorgestuurd aan RMCR. RMCR heeft met de gegevens van de Boordcomputer Taxi vastgesteld dat [verzoeker01] op 22 februari 2023 om 08.15 uur de bestuurder van de taxi was.
2.8.
De leidinggevende van [verzoeker01] heeft [verzoeker01] op 31 maart 2023 gebeld met het verzoek om naar kantoor te komen voor een gesprek. Omdat [verzoeker01] aangaf dat dit niet mogelijk was, heeft het gesprek die dag bij [verzoeker01] thuis plaatsgevonden.
2.9.
Tijdens het gesprek is met [verzoeker01] over het incident gesproken. RMCR heeft hem medegedeeld dat hij in verband met het incident op staande voet werd ontslagen. RMCR heeft het ontslag per brief van 31 maart 2023 aan [verzoeker01] bevestigd. In deze brief staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
Hierbij bevestigen wij dat uw dienstverband (…) met onmiddellijke ingang is beëindigd wegens ontslag op staande voet
Aanleiding hiertoe vormt een incident dat heeft plaatsgevonden op woensdag 22 februari 2023. Wij verwijten u ten zeerste dat u dit incident niet zelf bij uw leidinggevende hebt gemeld. (…)
Er is fotomateriaal waarop duidelijk te zien is dat de bestuurder van de auto die aan u toegewezen is, extreme risico’s neemt in het verkeer. Op de beelden is te zien dat er 2 kinderen uit de ramen bij de achterbank hangen. (…)
Vanuit uw functie als chauffeur bij RMC Rotterdam B.V. wordt aan u het welzijn en de veiligheid van onze cliënten toevertrouwd. Met uw acties heeft u overduidelijk gemaakt dat u niet in staat bent een dergelijke verantwoordelijkheid te dragen. Met uw gedrag creëert u een onveilige situatie voor uw cliënten en daarnaast brengt u schade toe aan de reputatie van RMC Rotterdam B.V. (…)”
2.10.
[verzoeker01] heeft op 31 maart 2023 aan RMCR verzocht om nog een gesprek. Dit gesprek heeft op 3 april 2023 op kantoor van RMCR plaatsgevonden. Bij dit gesprek waren zijn leidinggevende, de HR adviseur, [verzoeker01] en een familielid van [verzoeker01] aanwezig.
RMCR heeft in het gesprek te kennen gegeven dat zij het ontslag op staande voet handhaaft.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker01] verzoekt, samengevat, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de door RMCR op 31 maart 2023 gegeven opzegging te vernietigen;
RMCR te gebieden [verzoeker01] binnen 48 uur na de beschikking toe te laten tot de bedongen werkzaamheden, op straffe van een dwangsom;
RMCR te veroordelen om aan [verzoeker01] het overeengekomen salaris over april 2023 en mei 2023 te betalen, met de wettelijke verhoging en rente;
RMRC te veroordelen tot doorbetaling van het salaris vanaf juni 2023 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, met rente;
RMRC te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan het verzoek heeft [verzoeker01] – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd:
Er is geen dringende reden voor het ontslag. In de tijd dat [verzoeker01] werkzaam was als chauffeur zijn er nooit klachten geweest. RMCR was altijd tevreden en de kinderen die [verzoeker01] reed zijn gek op hem. Behalve het incident van 22 februari 2023 is er nooit iets gebeurd. De foto geeft geen goed beeld van de situatie en RMCR heeft dan ook niet kunnen inschatten hoe [verzoeker01] had moeten handelen. Het is niet zo dat er enige tijd heeft gezeten tussen het openen van de ramen, het losmaken van de gordels en het uit het raam hangen; dit heeft zich allemaal binnen een split-second afgespeeld. [verzoeker01] heeft het incident goed opgelost en er is niets met de kinderen gebeurd. Het incident is onvoldoende ernstig om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Het ontslag lijkt met name gebaseerd te zijn op het feit dat [verzoeker01] RMCR niet heeft geïnformeerd. RMCR had gelet op het vorenstaande geen dringen reden voor het ontslag. Omdat RMCR geen dringende reden had voor het ontslag en [verzoeker01] op 31 maart 2023 ziek was, is het ontslag in strijd met het opzegverbod gegeven.

4.Het verweer

4.1.
Het verweer van RMCR strekt tot afwijzing van het verzoek met veroordeling van [verzoeker01] in de proceskosten en de nakosten.
4.2.
RMCR heeft – samengevat – het volgende aangevoerd:
RMCR had wel degelijk een dringende reden voor het ontslag. De dringende reden is gelegen in het incident van 22 februari 2023 en de context waarbinnen het incident heeft plaatsgevonden. [verzoeker01] was als chauffeur leerlingen- en jeugdhulpvervoer verantwoordelijk voor de kinderen die hij vervoert en aan hem zijn toevertrouwd. Zijn kerntaak was het vervoeren van leerlingen met een beperking en/of gedragsproblemen vanaf hun huisadres naar school of de buitenschoolse opvang, omdat deze kinderen door hun beperking niet zelfstandig kunnen reizen. Omdat sprake is van het vervoeren van kinderen met een beperking en [verzoeker01] een professioneel beroepschauffeur is, mocht van [verzoeker01] worden verwacht om nauwlettend alle veiligheidsmaatregelen stipt na te leven, waaronder het (regelmatig) controleren of de kinderen nog een gordel om hebben en het vergrendelen van de autodeuren en autoramen. [verzoeker01] heeft een onveilige situatie laten voortbestaan. Als zich een situatie voordoet waarbij de kinderen uit het raam hangen, dan is er sprake van een acute (nood)situatie, waarin de chauffeur onmiddellijk moet optreden, door bijvoorbeeld onmiddellijk te stoppen op een parkeerplek of bij een stoplicht. Dit heeft [verzoeker01] niet gedaan. De kinderen hebben hun gordels los gemaakt, de ramen tegen elkaar opengezet en hebben uit de ramen kunnen klimmen. Terwijl dit gebeurde reed [verzoeker01] op een weg waar 70 km/u mocht worden gereden. Tussen het openen van de ramen, het los maken van de gordels en het uit het raam klimmen heeft enige tijd gezeten. Gelet op de locatie waar de foto is gemaakt, had [verzoeker01] de mogelijkheid om de auto aan de zijkant van de weg te zetten om de kinderen te corrigeren voordat zij uit het raam konden klimmen. [verzoeker01] is echter doorgereden terwijl de kinderen uit het raam hingen. Een collega chauffeur heeft de tijd gehad om van die situatie een foto van te maken. [verzoeker01] heeft daarom niet adequaat op de situatie gereageerd en de kinderen in een zeer onveilige situatie gebracht. Dat [verzoeker01] de kinderen zo snel mogelijk naar binnen heeft geroepen is ongeloofwaardig.
Daarnaast verwijt RMCR [verzoeker01] dat hij het incident niet heeft gemeld. Het was [verzoeker01] bekend dat hij ieder incident, hoe klein ook, diende te melden. Bovendien heeft [verzoeker01] tijdens het gesprek op 31 maart 2023 het incident eerst uitdrukkelijk ontkend. Pas nadat hij werd geconfronteerd met de foto, heeft hij het incident toegegeven. Ook toonde [verzoeker01] in het tweede gesprek geen berouw en leek de ernst van de situatie niet in te zien. Het ontslag heeft niet alleen betrekking op het niet melden van het incident en dat was [verzoeker01] ook duidelijk op basis van het gesprek en de brief. Door het incident niet eerst te melden, heeft [verzoeker01] het vertrouwen, dat door het incident al ernstig was beschadigd, onherstelbaar geschaad.
Voorts betwist RMCR dat er geen klachten waren over [verzoeker01] en zij altijd tevreden was over [verzoeker01] .
Er is geen sprake van een opzegverbod, omdat [verzoeker01] op staande voet is ontslagen.

5.De beoordeling

Ontslag op staande voet

5.1.
[verzoeker01] verzoekt vernietiging van het ontslag op staande voet omdat een dringende reden ontbreekt. Ter beoordeling ligt dan ook voor de vraag of sprake is van een dringende reden. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
5.2.
Het ontslag op staande voet is een ultimum remedium, dat, gelet op de verstrekkende gevolgen ervan, slechts bij uitzondering mag worden gegeven. Als dringende redenen worden beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag óf sprake is van dringende redenen, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Op RMCR als werkgever rust de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de dringendheid van de ontslagreden.
5.3.
Uitgangspunt is dat de in de ontslagbrief vermelde redenen maatgevend zijn voor de beoordeling van de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De ontslagbrief van 31 maart 2023 (zie rechtsoverweging 2.9) fixeert de reden voor het ontslag op staande voet. Uit deze brief volgt dat de dringende reden gelegen is in het incident dat op 22 februari 2023 heeft plaatsgevonden. RMCR verwijt [verzoeker01] dat hij extreme risico’s in het verkeer heeft genomen, waardoor twee kinderen uit de achterramen van de taxi hebben gehangen, dat hij niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de klanten te dragen en tot slot dat [verzoeker01] het incident niet zelf bij zijn leidinggevende heeft gemeld.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter leveren voornoemde gedragingen een dringende reden op voor ontslag op staande voet. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende.
5.5.
[verzoeker01] was in dienst als chauffeur leerlingen- en jeugdhulpvervoer. Daarbij was zijn taak om kinderen met een beperking en/of gedragsproblemen, die niet zelfstandig kunnen reizen, van en naar school of de buitenschoolse opvang te vervoeren. Gelet op deze doelgroep rust op [verzoeker01] als professioneel chauffeur een extra zorgplicht om de kinderen die aan hem zijn toevertrouwd goed in de gaten te houden en alert te zijn. Vast staat dat op 22 februari 2023, twee kinderen die door [verzoeker01] werden vervoerd uit het raam van de taxi hebben gehangen. Dit is een zeer ernstig incident, waarbij de kinderen in een gevaarlijke en onveilige situatie terecht zijn gekomen. Dat het incident, zoals door [verzoeker01] aangevoerd, in een split-second heeft plaatsgevonden acht de kantonrechter, gelet op de foto, onaannemelijk. Alvorens in de positie te komen zoals op de foto is te zien, hebben de kinderen allereerst beide ramen moeten openen en zich uit een zittende positie moeten oprichten om vervolgens uit het raam te kunnen gaan hangen. Ook als dit zonder het losmaken van de riemen heeft plaatsgevonden, zoals door [verzoeker01] tijdens de mondelinge behandeling is verklaard, heeft dit enige tijd in beslag genomen. De kantonrechter acht het voorts onaannemelijk dat [verzoeker01] , zoals hij heeft aangevoerd, niet (tijdig) heeft kunnen stoppen en/of afslaan. Op de foto’s die RMCR in het geding heeft gebracht van de weg waarover [verzoeker01] reed toen het incident plaatsvond, is te zien dat bij de kruising met het stoplicht de mogelijkheid was om rechtsaf te slaan. Op de foto van het incident is te zien dat [verzoeker01] , op het moment dat de kinderen uit het raam hangen, die afslag net voorbij is gereden. Naar het oordeel van de kantonrechter had [verzoeker01] toen het incident zich ontwikkelde ervoor kunnen kiezen bij het stoplicht af te slaan en te stoppen. Immers de situatie zoals op de foto is te zien, moet al korte tijd zichtbaar zijn geweest voordat de bestuurder de foto heeft kunnen maken. [verzoeker01] heeft aldus de kinderen, waarvan hij zelf tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij bij hem de grens opzochten, hun gang laten gaan en niet tijdig ingegrepen. Van RMCR die zich bezig houdt met leerlingen- en jeugdhulpvervoer, waarbij de kinderen die worden vervoerd toezicht nodig hebben, omdat zij niet zelfstandig kunnen reizen, kan daarom niet gevergd worden dat zij de arbeidsovereenkomst met [verzoeker01] laat voortduren. Daar komt nog bij dat [verzoeker01] zelf geen melding heeft gemaakt van het incident en pas nadat RMCR hem met de foto confronteerde, het incident heeft erkend. Voorts heeft RMCR ingestemd met een extra gesprek op 3 april 2023. Tijdens dit gesprek, waarbij ook een familie lid van [verzoeker01] aanwezig was, heeft [verzoeker01] het incident gebagatelliseerd en is niet gebleken dat [verzoeker01] zich bewust is van de ernst van het incident dat zich op 22 februari 2023 heeft voorgedaan.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het ontslag op staande voet door RMCR rechtsgeldig is gegeven. Dit betekent dat het verzoek van [verzoeker01] tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt afgewezen.
Toelaten tot werkzaamheden en doorbetaling van loon
5.7.
Omdat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, is er geen grondslag voor toewijzing van het verzoek om RMCR te gebieden [verzoeker01] toe te laten tot de bedongen werkzaamheden.
5.8.
Hetzelfde geldt voor het verzoek om RMCR te veroordelen tot betaling van het salaris over de maanden april en mei 2023 en tot doorbetaling van het salaris vanaf juni 2023. Er is door het terecht gegeven ontslag op staande voet op 31 maart 2023 rechtsgeldig een einde gekomen aan de arbeidsovereenkomst, zodat [verzoeker01] geen aanspraak meer heeft op betaling van het salaris.
Proceskosten
5.9.
[verzoeker01] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Deze kosten worden tot vandaag aan de zijde van RMCR vastgesteld op € 793,-. RMCR heeft ook om veroordeling in de eventuele nakosten verzocht. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten – die worden begroot op € 132,- en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis – een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus ook een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
veroordeelt [verzoeker01] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van RMCR vastgesteld op € 793,- aan salaris voor de gemachtigde;
6.3.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. Bezuijen, kantonrechter, en heden in het openbaar uitgesproken.
754