In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) en De Maas Dienstverlening B.V. (hierna: de bewindvoerder), die optreedt als bewindvoerder over de goederen van [gedaagde01]. Woonstad heeft de huurovereenkomst met [gedaagde01] buitengerechtelijk ontbonden, omdat de burgemeester van Rotterdam de woning had gesloten wegens de exploitatie van een illegale seksinrichting. Woonstad vorderde ontruiming van de woning en betaling van een contractuele boete van € 5.000,00, alsook vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester de woning had gesloten op basis van verstoring van de openbare orde, zoals bedoeld in artikel 7:231 lid 2 BW. Echter, de rechter oordeelde dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, vooral gezien de belangen van [gedaagde01] en zijn minderjarige zoon. De rechter weegt zwaar dat de zoon van [gedaagde01] een stabiel onderkomen nodig heeft en dat de illegale seksinrichting niet langer dan een week heeft bestaan zonder dat er overlast voor omwonenden is aangetoond.
De vordering tot ontruiming werd afgewezen, evenals de subsidiaire vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de contractuele boete van € 5.000,00 niet in verhouding stond tot de overtreding en matigde deze tot € 500,00. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat niet was voldaan aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW. De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.