In de zaak tegen de verdachte, geboren in Spanje in 2002 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft de rechtbank Rotterdam op 31 januari 2023 uitspraak gedaan. De verdachte was preventief gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam en werd bijgestaan door raadsman mr. R. Moghni. De officier van justitie, mr. D.D.B. Reuter, had gevorderd tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van 2.010 gram MDMA. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, omdat de verdachte verklaarde onderweg te zijn naar Breda en de bewijsmiddelen dit niet weerlegden. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
Wel werd het subsidiair ten laste gelegde feit, het opzettelijk vervoeren van 2.010 gram MDMA, bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte dit feit had begaan, aangezien hij met de MDMA in zijn auto op de A-16 was aangehouden. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, gezien de schadelijke effecten van MDMA op de volksgezondheid en de bijdrage aan zware criminaliteit. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, wat in zijn voordeel werd meegewogen.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werden de in beslag genomen telefoons en simkaarten aan de verdachte teruggegeven, omdat er geen strafvorderlijk belang was om deze te behouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam.