Op 17 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Roemenië in 1988, die werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.M.G. Wolffs. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen, zoals vermeld in de tenlastelegging. De officier van justitie, mr. D.D.B. Reuter, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat in de tuin van de woning van de verdachte en een medeverdachte een wapen was aangetroffen, verborgen onder een handdoek. De verdachte ontkende echter te weten dat het wapen daar lag. De officier van justitie stelde dat de verdachte, als huisgenoot, op de hoogte moest zijn van de aanwezigheid van het wapen, gebaseerd op de verklaring van de medeverdachte en het uitgangspunt dat huisgenoten dergelijke vondsten met elkaar delen.
De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte wetenschap had van het wapen. De medeverdachte had de verdachte niet geïnformeerd over het wapen, en het wapen was niet zichtbaar. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. De rechtbank besloot ook het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen, aangezien deze eerder was geschorst.