In deze zaak hebben de grootouders een verzoek ingediend om een omgangsregeling met hun kleinkinderen vast te stellen. De rechtbank Rotterdam heeft op 13 september 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het verzoek van de grootouders is afgewezen. De procedure begon met een verzoekschrift van de grootouders, dat op 4 april 2023 is ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 augustus 2023, waarbij de grootmoeder en de moeder, beide bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De grootvader was niet verschenen. De raad voor de kinderbescherming was ook aanwezig en heeft zijn zorgen over de situatie van de kinderen geuit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er twee minderjarige kinderen zijn, geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader, die de kinderen heeft erkend. De grootouders hebben de Nederlandse nationaliteit en hebben een nauwe persoonlijke betrekking met de minderjarigen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzoek van de grootouders niet ontvankelijk is, omdat het in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarigen. De rechtbank heeft daarbij de recente jurisprudentie en het wetsvoorstel drempelverlaging omgang grootouders in overweging genomen, maar concludeert dat de huidige situatie, waarin de moeder geen contact wil met de grootouders, problematisch is voor de minderjarigen.
De rechtbank heeft benadrukt dat de sleutel tot een oplossing ligt bij de moeder en de grootouders, en dat herstel van contact en vertrouwen noodzakelijk is voordat er een omgangsregeling kan worden overwogen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door kinderrechter mr. H.C.A. de Groot, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de beschikking.