Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[naam01] ,
[naam02],
1.De procedure
- het beroepschrift van [naam01] en [naam02] van 3 mei 2023, met als bijlage de bestreden beschikking;
- de schriftelijke reactie van de bewindvoerder van 21 augustus 2023.
2.De feiten
3.De beoordeling
maximaleoplevertermijn. Aangenomen wordt dan ook dat de genoemde oplevertermijn (die alleen geldt bij verkoop door de bewindvoerder) moet worden gelezen als
minimaalvijf maanden, ingaande vanaf de datum waarop de woning zal zijn verkocht. Met die termijn is ook in tijden van krapte voldoende rekening gehouden met het belang van [naam01] en [naam02] om vervangende, niet noodzakelijk gelijkwaardige, woonruimte te vinden. [naam01] en [naam02] hebben geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die leiden tot een ander oordeel. Daarbij komt dat sinds de datum van de beschikking van 28 april 2023 - vanaf welke datum [naam01] en [naam02] er terdege rekening mee hebben moeten houden dat zij op korte termijn de woning moeten verlaten,- inmiddels meerdere maanden zijn verstreken waarin zij vervangende woonruimte hebben kunnen zoeken. Verder heeft de bewindvoerder tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij noch de hypotheekhouder hangende het hoger beroep verkoopinspanningen ten aanzien van de woning hebben ondernomen. Op basis van de beschikbare gegevens zal met de verkoop van de woning naar verwachting nog enige tijd zijn gemoeid. Feitelijk is dan ook al sprake van een langere termijn dan door de rechter-commissaris in zijn beslissing aan [naam01] en [naam02] is gegund. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor verlenging van de in de beschikking gegeven termijn en wijst het beroep van [naam01] en [naam02] af.