4.3.Verweerder maakt met het overgelegde overzicht inzichtelijk hoe de onroerende zaak zich voor wat betreft de WOZ-waarde verhoudt met de naastgelegen woningen van hetzelfde type. De rechtbank constateert dat er geen meerderheid van identieke woningen aanwezig is in het overzicht, omdat er verschillen bestaan in onder meer gebruiksoppervlakte en kwaliteits- en onderhoudsniveau. Eiser heeft zelf ook geen woningen naar voren gebracht die nagenoeg identiek zijn aan de onroerende zaak. Eiser heeft voornamelijk gewezen op de inconsistentie van de manier van waarderen van verweerder. Omdat onvoldoende is onderbouwd dat er sprake is van gelijke gevallen, is de rechtbank van oordeel dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen.
5. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de onroerende zaak niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Hiertoe legt hij een taxatierapport over van 13 oktober 2021 opgemaakt door [naam taxateur 1] en [naam taxateur 2] en een waardematrix (de matrix). In de matrix is de WOZ-waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2020 getaxeerd op € 270.000,-. Deze waarde is tot stand gekomen door vergelijking met verkooptransacties van de woningen [straatnaam] [huisnummer X] , [huisnummer Y] en [huisnummer Z] .
Uit de matrix bij het taxatierapport volgt dat de m³-prijs van de onroerende zaak € 614,- bedraagt tegen eenzelfde gemiddelde m³-prijs van € 614,- voor de vergelijkingsobjecten.
6. Eiser stelt dat de vergelijkingsobjecten niet bruikbaar zijn bij de waardering, omdat ze niet van hetzelfde type woning zijn als de onroerende zaak, een grotere oppervlakte en meer inhoud hebben. Rondom de waardepeildatum zijn er volgens verweerder echter geen woningen van hetzelfde type als de onroerende zaak verkocht, waardoor deze vergelijkingsobjecten zijn gekozen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de in het taxatierapport vermelde vergelijkingsobjecten bruikbaar zijn bij de waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken, zoals ligging, bouwjaar, inhoud en onderhoudstoestand voldoende vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak. In de matrix heeft verweerder uiteengezet hoe rekening is gehouden met de verschillen in oppervlakte en inhoud. Ten aanzien van de grondwaarde heeft verweerder een grondstaffel gebruikt, waardoor de verschillen in waardering inzichtelijk zijn geworden. Hoewel de woningen niet identiek zijn aan elkaar, vindt de rechtbank dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de onroerende zaak.
7. Ten aanzien van het onderhoudsniveau van de onroerende zaak stelt eiser dat deze van ‘3’ (voldoende) naar ‘2’ (matig) is gegaan gedurende het beroep, maar dat dit verschil in de waardering van de onroerende zaak geen effect met zich mee heeft gebracht. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat dit komt doordat in beroep andere, beter vergelijkbare, vergelijkingsobjecten bij de waardering zijn betrokken. In de matrix is rekening gehouden met het onderhoudsniveau ‘2’ van de onroerende zaak. Verweerder komt vervolgens uit op een waarde van € 270.000,- (tegenover de beschikte WOZ-waarde van € 255.000,-). De rechtbank begrijpt dat het uitblijven van een verlaging van de WOZ-waarde terwijl het onderhoudsniveau is veranderd vragen oproept. De rechtbank kan verweerder echter volgen in zijn standpunt dat vanwege de vastgestelde waarde in het taxatierapport en in de matrix, de verlaging van het onderhoudsniveau geen consequenties heeft gehad voor de WOZ-waarde van de onroerende zaak. Dat naastgelegen woningen wel een lagere WOZ-waarde hebben vanwege een matig onderhoudsniveau maakt dit niet anders, omdat verweerder de waarde in beroep opnieuw met succes heeft onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.