ECLI:NL:RBROT:2023:902

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
ROT 22/2476
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.M. Dielemans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering na einde wachttijd

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering door het UWV. De aanvraag werd afgewezen met het besluit van 21 april 2021, en het UWV handhaafde deze afwijzing in het bestreden besluit van 14 april 2022. Eiseres, die als schoonmaakster heeft gewerkt, meldde zich op 10 december 2018 ziek en vroeg op 16 november 2020 een WIA-uitkering aan. De rechtbank heeft op 20 december 2022 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank toetst of het UWV de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is om met gangbare arbeid ten minste 65% van het maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank concludeert dat de rapporten van de artsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd om de medische beoordeling van het UWV te weerleggen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-aanvraag door het UWV terecht is. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 31 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2476

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. U. Karatas,
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(het UWV), verweerder,
gemachtigde: mr. R. Nalinci.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering [1] .
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 21 april 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 april 2022 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

Inleiding
1. Eiseres heeft gewerkt als schoonmaakster. Op 10 december 2018 heeft zij zich ziekgemeld. Op 16 november 2020 heeft eiseres bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd.
Het primaire besluit
2.1.
In verband met haar aanvraag heeft een arts van het UWV eiseres op 11 maart 2021 op het spreekuur gezien. In haar rapport van 30 maart 2021 heeft de arts overwogen dat het eerder bij de eerstejaars Ziektewet-beoordeling bestaande beeld dat eiseres mentaal fors beperkt is, op het spreekuur niet kan worden bevestigd. Op basis van het eigen onderzoek en de beschikbare informatie is eiseres volgens de arts aangewezen op schoudersparende en mentaal minder stresserende werkzaamheden met enige vorm van regelmaat. De beperkingen en mogelijkheden van eiseres in arbeid heeft de arts vastgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 14 april 2021.
2.2.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres een aantal gangbare functies geselecteerd. Het loon dat met de mediaanfunctie (de middelste van de eerste drie geselecteerde functies) verdiend kan worden, ligt 29,7% lager dan het maatmaninkomen van eiseres.
2.3.
Bij het primaire besluit heeft het UWV eiseres per 8 december 2020 geen WIA-uitkering toegekend, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Het bestreden besluit
3.1.
Omdat eiseres tegen het primaire besluit bezwaar heeft gemaakt, heeft een heroverweging plaatsgevonden. In verband daarmee heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 5 april 2022 naar aanleiding van de bezwaargronden puntsgewijs gemotiveerd dat er geen aanleiding is meer psychische beperkingen voor eiseres aan te nemen. Wel heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding gezien om de FML op enkele punten aan te passen wat betreft de fysieke beperkingen. Gelet daarop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 5 april 2022 een nieuwe FML opgesteld.
3.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens in zijn rapport van 13 april 2022, uitgaande van de nieuwe FML, één van de eerder geselecteerde functies laten vervallen. Hij heeft in plaats daarvan twee nieuwe functies geduid. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ligt het loon dat met de nieuwe mediaanfunctie verdiend kan worden 29,48% lager dan het maatmaninkomen van eiseres. Daarom heeft hij de conclusie van de arbeidsdeskundige dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is onderschreven.
3.3.
Op grond van de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het UWV het primaire besluit vervolgens met het bestreden besluit gehandhaafd.

Standpunten in beroep

4.1.
Eiseres betoogt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met (de ernst van) haar klachten en beperkingen en dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht. Het feit dat zij op basis van dezelfde redenering na bezwaar in de voorgaande Ziektewetprocedure 100% arbeidsongeschikt is bevonden en nu minder dan 35% toont volgens haar al aan dat de beoordeling niet zorgvuldig is gedaan. Er is een grote discrepantie tussen de uitkomsten van beide beoordelingen terwijl de klachten van eiseres bijna onveranderd zijn. Ook het gegeven dat de gemeente Rotterdam eiseres voor de Participatiewet een ontheffing van de arbeidsverplichting heeft verleend, toont volgens haar aan dat zij geen benutbare arbeidsmogelijkheden heeft. Eiseres acht de geselecteerde functies niet geschikt voor haar en meent dat zij recht heeft op een WIA-uitkering.
4.2.
Het UWV ziet in wat eiseres in beroep heeft aangevoerd geen reden om een ander standpunt in te nemen over de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

5.1.
De rechtbank moet beoordelen of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op goede gronden met ingang van 8 december 2020 (de datum in geding) heeft vastgesteld op minder dan 35%, zodat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering. Daarbij dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het UWV de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
5.2.
De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Zij oordeelt dan ook dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
6.1.
Bij de beoordeling is een aantal wettelijke bepalingen van belang. Deze zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6.2.
Het UWV heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van (verzekerings)artsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank overweegt dat het UWV besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid op dit soort rapporten mag baseren. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
Als iemand vindt dat de besluiten van het UWV over zijn arbeidsongeschiktheid niet juist zijn, moet hij aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
7.1.
De rechtbank vindt dat de rapporten van de eerste arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de drie genoemde criteria voldoen. Het onderzoek van de arts is gebaseerd op dossierstudie, een gesprek met eiseres over haar medische klachten (anamnese) en psychisch en lichamelijk onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht en het gestelde in bezwaar en ter hoorzitting van 4 april 2022, alsmede de tijdens de bezwaarfase door eiseres overgelegde medische stukken meegewogen. In aansluiting op de hoorzitting heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht. De rapporten zijn zorgvuldig tot stand gekomen, zijn voldoende begrijpelijk en bevatten geen tegenstrijdigheden.
7.2.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt in twijfel te trekken. Het UWV heeft met het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 5 april 2022 voldoende gereageerd op wat eiseres in bezwaar naar voren heeft gebracht. Uit de beschikbare gegevens kan niet worden afgeleid dat de (verzekerings)artsen een onvolledig beeld hebben gehad van de medische situatie van eiseres per de datum in geding en de daaruit voortvloeiende medische beperkingen voor het verrichten van arbeid. Het UWV heeft erkend dat eiseres lichamelijke en psychische klachten heeft in verband waarmee zij beperkingen voor arbeid heeft, maar verschilt met eiseres van mening over de mate waarin eiseres daardoor beperkingen ondervindt. Hierbij is van belang dat het in de systematiek van de WIA niet gaat om de medische klachten van eiseres als zodanig, of om de door haar ervaren beperkingen, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid.
7.3.
De eerste arts heeft in zijn rapport inzichtelijk uiteengezet dat de medische situatie van eiseres op de datum in geding (8 december 2020) veranderd is ten opzichte van de beoordelingsdatum bij de voorafgaande Ziektewet-beoordeling, namelijk 24 februari 2020. Dat over die laatste datum besloten is bij een besluit op bezwaar van 7 oktober 2020 maakt niet dat die laatstgenoemde datum de beoordelingsdatum wordt. Dit betekent dat er ruim elf maanden tussen beide beoordelingsdata liggen en niet, zoals eiseres heeft gesteld, twee maanden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport inzichtelijk gemotiveerd op welke punten eiseres beperkt is te achten en op welke punten niet.
7.4.
Het standpunt van eiseres dat zij geen benutbare arbeidsmogelijkheden heeft omdat de gemeente Rotterdam haar voor de Participatiewet een ontheffing van de arbeidsverplichtingen heeft verleend, volgt de rechtbank niet. Voor een vrijstelling/ontheffing van de arbeidsverplichtingen in het kader van de Participatiewet gelden andere voorwaarden dan voor een WIA-uitkering. Daarom kan zo een vrijstelling niet leiden tot het oordeel dat een WIA-uitkering moet worden toegekend of de klachten van eiseres door verweerders verzekeringsartsen zijn onderschat.
7.5.
Wat eiser in beroep heeft aangevoerd legt tegenover het uitgebreide en inzichtelijk gemotiveerde medische oordeel van de eerste arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
8. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat de beperkingen in de FML van 5 april 2022 juist zijn. Voor zover er signaleringen zijn van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de geschiktheid van de in bezwaar geselecteerde functies voldoende toegelicht. De rechtbank heeft geen aanleiding de conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in twijfel te trekken. Nu de rechtbank niet is gebleken dat de belasting van de drie geselecteerde functies die aan de schatting in bezwaar ten grondslag zijn gelegd de mogelijkheden van eiseres overschrijdt, moeten deze functies voor eiseres geschikt worden geacht.
9. Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de in bezwaar geselecteerde functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat zij in haar eigen werk zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 29,48%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is door het UWV dus terecht bepaald op minder dan 35%.

Conclusie en gevolgen

Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het UWV de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Dielemans, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2023.
De rechter is verhinderd te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wettelijke bepalingen

Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.

Voetnoten

1.WIA staat voor Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.