ECLI:NL:RBROT:2023:9012

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
C/10/635864 / HA ZA 22-282
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot instelling van vertrouwelijkheidsregimes in een civiele procedure met betrekking tot bedrijfsgeheimen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben de eiseressen, Organik Kimya San. ve Tic, A.S. en Organik Kimya Netherlands B.V., een verzoek ingediend tot het instellen van twee vertrouwelijkheidsregimes in het kader van een civiele procedure. De eiseressen stellen dat de gedaagden, Argon Kimya Sanayi ve Ticaret A.S. en Ekkochem B.V., onrechtmatig bedrijfsgeheimen van hen gebruiken en openbaar maken, wat hen schade toebrengt. De rechtbank heeft op 2 augustus 2023 de procedure voortgezet, ondanks het overlijden van een van de gedaagden, en heeft de verzoeken van de eiseressen beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vertrouwelijke informatie die door de eiseressen is aangedragen, mogelijk bedrijfsgeheimen bevat en heeft besloten om de zittingen met gesloten deuren te behandelen, evenals het opleggen van een mededelingenverbod aan de gedaagden. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd voor het geval dat de gedaagden in strijd handelen met de opgelegde vertrouwelijkheidsmaatregelen. De zaak is gecompliceerd door de internationale context, aangezien de eiseressen en gedaagden zowel in Nederland als in Turkije gevestigd zijn. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en besloten dat de vertrouwelijkheid van de bedrijfsinformatie gewaarborgd moet worden, terwijl ook de rechten van de gedaagden op een eerlijk proces in acht worden genomen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/635864 / HA ZA 22-282
Beschikking van 2 augustus 2023
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
ORGANIK KIMYA SAN. VE TIC, A.S.,
gevestigd te Istanbul, Turkije,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ORGANIK KIMYA NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen in de hoofdzaak,
verzoeksters,
advocaat mr. R.M. van der Velden te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EKKOCHEM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
ARGON KIMYA SANAYI VE TICARET AS.,
gevestigd te Istanbul, Turkije,
3.
[gedaagde 1],
wonende te Istanbul, Turkije
4.
[gedaagde 2] (overleden),
voorheen wonende te Istanbul, Turkije
5. de rechtspersoon naar vreemd recht
ELSE KIMYA ITHALAT IHRACAT SANAYI VE TICARET LTD. ŞTI.,
gevestigd te Istanbul, Turkije,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders,
advocaat mr. H.J. Pot te Amsterdam.
Verzoeksters, eiseressen in de hoofdzaak, zullen hierna Organik c.s. worden genoemd dan wel Organik respectievelijk Organik Netherlands.
Verweerders, gedaagden in de hoofdzaak, worden Argon c.s. genoemd dan wel Ekkochem, Argon, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] respectievelijk Else.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 28 december 2022 en de daarin vermelde processtukken,
  • de conclusie van antwoord met producties GP05 tot en met GP18,
  • de brief van Organik c.s. van 18 april 2023 met een verzoek tot toepassing van twee vertrouwelijkheidsregimes op grond van artikel 27 lid 1 sub d Rv, artikel 29 lid 4 Rv, artikel 28 lid 1 sub a en b Rv en artikel 1019ib Rv,
  • de conclusie van repliek, met een bijlage en producties EP50 tot en met EP55,
  • de brief van Argon c.s. van 15 mei 2023,
  • de brief van Organik c.s. van 17 mei 2023,
  • de brief van Argon c.s. van 17 mei 2023,
  • de brief van Organik c.s. 19 mei 2023.

2.Het verzoek

2.1.
Organik c.s. vordert in de hoofdzaak – kort samengevat – een wereldwijd verbod (Turkije uitgezonderd) op onrechtmatig (inbreukmakend) handelen door Argon c.s. en
vordert schadevergoeding met nevenvorderingen. Organik c.s. legt daaraan ten grondslag dat Argon c.s. onrechtmatig bedrijfsgeheimen van Organik c.s. gebruikt en openbaar maakt, waardoor Organik c.s. schade lijdt, en doet in dat kader onder meer een beroep op de Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen (Wbb).
2.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in het incident tot aanhouding op 29 november 2022 hebben partijen afgesproken hoe zij verder wensen te procederen. In het vonnis in incident van 28 december 2022 heeft de rechtbank daarop vastgelegd dat Argon c.s. op 22 februari 2023 voor antwoord in de hoofdzaak zou concluderen, dat Organik c.s. vervolgens op 19 april 2023 een conclusie van repliek zou indienen en dat Argon c.s. daarna op 14 juni 2023 haar conclusie van dupliek zou nemen. Vervolgens heeft de rechtbank een mondelinge behandeling in de hoofdzaak bepaald op 19 oktober 2023.
2.3.
Per brief van 18 april 2023 en gelijktijdig in de conclusie van repliek heeft Organik c.s. de rechtbank verzocht twee onderscheiden vertrouwelijkheidsregimes toe te passen . Argon c.s. heeft per brief bezwaar gemaakt tegen toepassing van deze regimes. Partijen hebben vervolgens ieder schriftelijk gereageerd op de stellingen van de ander.
2.4.
De verzochte maatregelen die Organik c.s. vertrouwelijkheidregime 1 noemt betreffen stukken die op de computer van Argon c.s. zijn aangetroffen (die Argon c.s. dus al kent), die Argon c.s. volgens stelling van Organik c.s. onrechtmatig heeft verkregen en die door Organik c.s. eerder in deze procedure in het geding zijn gebracht. Dit deel van het verzoek betreft de door haar als “
vertrouwelijk (1)”aangemerkte producties EP6, EP12, EP16, EP19, EP48 en EP52 alsmede bijlage b bij EP26, en/of het in dat verband verhandelde in de processtukken. Het gaat hier, aldus Organik c.s., om vertrouwelijke en bedrijfsgeheime informatie.
Vertrouwelijkheidsregime 1 dient volgens Organik c.s. te bestaan uit:
een bevel tot behandeling met gesloten deuren, voor zover de inhoud van deze vertrouwelijke informatie ter zitting aan de orde zal komen (op grond van artikel 27 lid 1 sub d Rv),
het openbaar maken van slechts een geredigeerd vonnis waarin de vertrouwelijke informatie onleesbaar is gemaakt (op grond van artikel 29 lid 4 Rv),
een aan Argon c.s. op te leggen mededelingenverbod ten aanzien van de vertrouwelijke informatie en/of het in dat verband verhandelde in de processtukken en ter zitting (op grond van artikel 28 lid 1 sub a en b Rv).
2.5.
Argon c.s. verzet zich tegen dit eerste deel van het verzoek. Zij voert – kort samengevat – het volgende aan. Het verzoek is te laat ingediend en daardoor in strijd met de goede procesorde. Het verzoek heeft betrekking op informatie die niet geheim is en/of reeds zonder vertrouwelijkheidsbeperkingen is ingediend. Bovendien is in de lopende procedure(s) in Turkije geen vertrouwelijkheidsregime opgelegd. Een mededelingenverbod zou er ook toe leiden dat het Argon c.s. niet zou zijn toegestaan enige mededeling te doen aan derden over de in de betreffende producties weergegeven informatie. Argon c.s. moet echter over die informatie beschikken om zich in gerechtelijke procedures tegen Organik c.s. te kunnen verweren. Argon c.s. moet die informatie ook met deskundigen en andere externen kunnen bespreken, aldus nog steeds Argon c.s.
2.6.
De verzochte maatregelen die Organik c.s. vertrouwelijkheidsregime 2 noemt betreffen stukken die Argon c.s. (naar Organik c.s. veronderstelt) niet kent. Dit deel van het verzoek betreft de door Organik c.s. als “
vertrouwelijk (2)”aangemerkte productie EP50 met bijlagen B, C, F, G, H, I en J en/of het in dat verband verhandelde in de processtukken. Dit betreft volgens Organik c.s. vertrouwelijke en bedrijfsgeheime informatie. Dit verzoek van Organik c.s. ziet enerzijds op al overgelegde geredigeerde (door middel van het zwart weglakken van bepaalde passages ‘gecensureerde’) versies en anderzijds op de – na toewijzing van haar verzoek - nog over te leggen ongeredigeerde (‘schone’) en complete versies van die stukken, en de daarin vermelde of daaruit blijkende bedrijfsgeheimen.
Vertrouwelijkheidsregime 2 dient volgens Organik c.s. naar de rechtbank begrijpt te bestaan uit:
ten aanzien van zowel de geredigeerde als de ongeredigeerde stukken
een bevel tot behandeling met gesloten deuren, voor zover de inhoud van deze vertrouwelijke informatie ter zitting aan de orde zal komen (op grond van artikel 27 lid 1 sub d Rv),
het openbaar maken van slechts een geredigeerd vonnis waarin de vertrouwelijke informatie onleesbaar is gemaakt (op grond van artikel 29 lid 4 Rv),
een aan Argon c.s. op te leggen mededelingenverbod ten aanzien van de vertrouwelijke informatie en/of het in dat verband verhandelde in de processtukken en ter zitting (op grond van artikel 28 lid 1 sub a en b Rv),
ten aanzien van de ongeredigeerde stukken
(op grond van artikel 1019ib Rv:)
te bepalen dat de in de ongeredigeerde stukken zichtbare informatie die in de geredigeerde stukken onleesbaar was gemaakt, althans de daaruit blijkende informatie die inzage geeft in de bedrijfsgeheimen van Organik c.s., als vertrouwelijk wordt aangemerkt,
het aan Argon c.s. opleggen van een verbod om de ingevolge onderdeel vii als vertrouwelijk aangemerkte informatie te gebruiken of openbaar te maken anders dan in het kader van deze procedure,
het aan Argon c.s. opleggen van een verbod om de door Organik c.s. overgelegde producties ter kennis te stellen aan andere personen dan:
- één door Argon c.s. tezamen aan te wijzen medewerker niet zijnde [gedaagde 1] of [gedaagde 2] en die niet werkzaam is op het gebied van research, development, productie of een andere functie die de inhoud van de bedrijfsgeheimen in de praktijk kan toepassen (bijvoorbeeld een bestuurder of personeelslid van Ekkochem, Argon óf Ekkochem [bedoeld zal zijn: Else,
rb.] met een juridische en/of administratieve functie), en
- de Nederlandse advocaten van Argon c.s.,
die deze informatie niet aan anderen mogen openbaren,
in dier voege dat Argon c.s. aan anderen dan degenen die tot het gelimiteerde aantal personen behoren slechts een versie van bedoelde stukken ter beschikking mag stellen, waarin de delen die het bedrijfsgeheim bevatten zijn geschrapt of zodanig zijn bewerkt dat deze onleesbaar zijn,
en voorts
te bepalen dat Argon c.s. hoofdelijk een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt van € 250.000,00 (zegge: tweehonderdvijftigduizend euro) voor elke keer dat zij handelt in strijd met de hiervoor vermelde verboden, dan wel, zulks ter vrije keuze van Organik c.s., voor iedere dag waarop Argon c.s. in strijd met de hiervoor vermelde verboden handelt tot een maximum van € 25.000.000,00 (zegge: vijfentwintig miljoen euro).
2.7.
Argon c.s. verzet zich ook tegen dit tweede deel van het verzoek. Zij voert – kort samengevat – aan dat Organik c.s. deze producties al van het vertrouwelijke karakter heeft ontdaan door de relevante delen door middel van het ‘weglakken’ onleesbaar te maken, zodat een vertrouwelijkheidsregime niet nodig of passend is. Voor wat betreft de nog ongeredigeerd over te leggen stukken met thans nog weggelakte informatie had Organik c.s. al in een veel eerder stadium om (indiening onder) een vertrouwelijkheidsregime kunnen verzoeken. Argon c.s. vreest in haar verdedigingsbelangen te worden geschaad. Onduidelijk is immers wanneer zij de ongeredigeerde stukken dan zal ontvangen en of zij voldoende tijd zal hebben om daarop deugdelijk te kunnen reageren. Het verzoek van Organik c.s. komt dus te laat en is in strijd met een goede procesorde. Argon c.s. vraagt zich voorts af wat er vertrouwelijk is aan bijlagen I en J van EP50, nu dat slechts inhoudsopgaven zijn. Ten aanzien van de door Organik c.s. verzochte
confidentiality clubvoert Argon c.s. aan dat zij recht heeft op een eerlijk proces en zich feitelijk en technisch moet kunnen verweren, zodat ook personen met een technische, commerciële en/of juridische achtergrond, zoals deskundigen en de Turkse advocaten van Argon c.s., toegang tot de informatie moeten kunnen krijgen. Argon c.s. wijst erop dat artikel 1019ib Rv vereist dat ten minste één natuurlijk persoon van iedere partij plus de advocaten van iedere partij toegang hebben en dat [gedaagde 1] dus niet van toegang kan worden uitgesloten. Artikel 22a lid 3 Rv mist in dit geval toepassing omdat de
lex specialisvan artikel 1019ib Rv voorgaat. Verder valt niet in te zien waarom Argon c.s. de gegevens niet in andere gerechtelijke procedures, bijvoorbeeld in andere jurisdicties, mag gebruiken. De gevraagde dwangsom en het daaraan te verbonden maximum zijn onredelijk hoog, aldus nog steeds Argon c.s.
2.8.
Organik c.s. heeft in reactie op het verweer aangegeven dat in de geredigeerde stukken de bijlagen D en E bij productie EP50 vertrouwelijke recepturen bevatten zodat van belang is dat deze informatie niet wordt verspreid. Organik c.s. heeft zich aanvullend ook beroepen op artikel 22a lid 3 Rv en betoogd dat op die voet [gedaagde 1] van deelname aan de
confidentiality clubmag worden uitgesloten, hetgeen Argon c.s. vervolgens weer heeft bestreden.
2.9.
Hieronder gaat de rechtbank op de verzoeken in en geeft zij daarover een oordeel.

3.De beoordeling

Toetsingskader

3.1.
Uitgangspunt is dat zittingen in het openbaar plaatsvinden (artikel 27 lid 1 Rv). Indien de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eist, kan de rechter een behandeling met gesloten deuren bevelen (artikel 27 lid 1 sub c Rv). Volgens de wetsgeschiedenis vallen vertrouwelijke bedrijfsgegevens onder de gegevens die tot de persoonlijke levenssfeer behoren. Dit geldt ook als die partij een rechtspersoon is. Een beslissing de deuren te sluiten moet berusten op een afweging van de betrokken belangen. Een beperking van de toegang van het publiek mag niet ruimer zijn dat het te beschermen belang vergt.
3.2.
Uitgangspunt is dat ook uitspraken in het openbaar plaatsvinden (artikel 29 lid 1 Rv). Indien echter een zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden, wordt uitsluitend een geanonimiseerd afschrift of uittreksel van uitspraken verstrekt (artikel 29 lid 4 Rv).
3.3.
Indien een zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden, is het partijen bij wet verboden om van het verhandelde ter zitting aan derden mededelingen te doen (artikel 28 lid 1 sub a Rv). De rechter kan aanvullend een mededelingenverbod opleggen voor andere gegevens uit de procedure (artikel 28 lid 1 sub b Rv). Hieronder kunnen in het bijzonder vallen vertrouwelijke gegevens die in de processtukken zijn vervat maar niet ter zitting aan de orde zijn gekomen.
3.4.
De rechter kan voorts in een procedure tot bescherming van bedrijfsgeheimen in de zin van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen (Wbb), op verzoek van een partij, bedrijfsgeheimen of
vermeendebedrijfsgeheimen als vertrouwelijk aanmerken. Het is aan partijen, hun advocaten of andere vertegenwoordigers, getuigen, deskundigen en andere personen die aan de bedoelde procedure deelnemen, of die toegang hebben tot - kort gezegd - de processtukken en daarvan deel uitmakende documenten, bij wet verboden om de bedrijfsgeheimen of vermeende bedrijfsgeheimen te gebruiken of openbaar te maken die (i) door de rechter als vertrouwelijk zijn aangemerkt en (ii) hun ter kennis zijn gekomen als gevolg van een dergelijke deelname of toegang (artikel 1019ib lid 1 Rv).
De rechter kan in zo’n procedure op verzoek ook de toegang tot de ingediende stukken die de bedrijfsgeheimen of vermeende bedrijfsgeheimen bevatten alsook de toegang tot de zitting beperken tot een gelimiteerd aantal personen (artikel 1019ib lid 3 Rv). De rechter neemt bij de beslissing daarover de rechtmatige belangen van partijen en derden en de mogelijke schade voor een van partijen en derden in acht (artikel 1019ib lid 4 Rv).
3.5.
Voorts bepaalt artikel 22a lid 3 Rv dat de rechter, in een geval waarin kennisneming van stukken door een procespartij de bescherming van een bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 1 Wbb onevenredig zou schaden, kan bepalen dat die kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. Indien dit is bepaald, mag de procespartij dus niet zelf de stukken inzien maar mag alleen - kort gezegd - de advocaat die voor haar in de procedure optreedt dat doen.
De goede procesorde
3.6.
Het algemene verweer van Argon c.s. dat het verzoek om instelling van twee vertrouwelijkheidsregimes te laat is ingediend, en daardoor in strijd zou zijn met de goede procesorde, treft geen doel. Een verzoek tot het instellen van een vertrouwelijkheidsregime kan op ieder moment worden gedaan. Dat de gewenste maatregelen al eerder, bij dagvaarding dan wel voor overlegging en behandeling van de relevante producties hadden kunnen worden verzocht, maakt niet dat dit nu te laat is. De tussen partijen gemaakte procesafspraken (zie 2.2) doen hier niet aan af.
Welke stukken behoeven een vertrouwelijkheidsregime?
3.7.
Naar de rechtbank begrijpt wil Organik c.s. in wezen drie soorten informatie beschermd zien vanwege het door haar gestelde vertrouwelijke en bedrijfsgeheime karakter ervan:
  • a) informatie waarmee Argon c.s. volgens Organik c.s. als gevolg van onrechtmatig handelen reeds voorafgaand aan deze procedure bekend was (de informatie waarop vertrouwelijkheidsregime 1 ziet; producties EP6, EP12, EP16, EP19, EP48 en EP52 alsmede bijlage b bij EP26),
  • b) informatie die Argon c.s. inmiddels kent doordat Organik c.s. deze in deze procedure heeft overgelegd (de zichtbare informatie in de geredigeerde versie van productie EP50 met bijlagen B, C, F, G, H, I en J waarop vertrouwelijkheidsregime 2 ziet),
  • c) informatie die Argon c.s. zal verkrijgen indien en doordat Organik c.s. deze in deze procedure gaat overleggen (de in de ongeredigeerde versie zichtbaar gemaakte (eerder weggelakte of incomplete) informatie in productie EP50 met bijlagen B, C, F, G, H, I en J waarop vertrouwelijkheidsregime 2 ziet).
3.8.
Argon c.s. voert terecht aan dat in het vervolg van de procedure de vraag zal moeten worden beantwoord of datgene wat Organik c.s. vertrouwelijke bedrijfsgegevens dan wel bedrijfsgeheimen noemt inderdaad vertrouwelijke bedrijfsgegevens (in de zin van artikel 27 Rv c.a.) zijn of zelfs bedrijfsgeheimen in de zin van de Wbb en artikel 22a lid 3 en 1019ib Rv.
3.9.
De rechtbank acht echter voorshands voldoende aannemelijk dat dit het geval is. Zij licht dat per soort informatie als volgt toe:
(ad a) In reactie op het verweer van Argon c.s. dat de producties EP6, EP12, EP16, EP19, bijlage b bij EP26, EP48 en EP52 (meer in het bijzonder de producties EP12, EP19, bijlage b bij EP26 en EP48) geen bedrijfsgeheime informatie bevatten, heeft Organik c.s. toegelicht dat deze producties de vertrouwelijke naam van een leverancier, codenamen van (tussen)producten, werkwijzen en lijsten van daarbij benodigde grondstoffen en recepturen bevatten die niet publiek toegankelijk zijn, en dat deze informatie niet (verder) verspreid mag worden. Hoewel al deze producties door Organik c.s. al in een eerder stadium zonder vertrouwelijkheidsbeperkingen in het geding zijn gebracht, valt niet uit te sluiten dat (verdere) openbaarmaking van deze gegevens tot schade aan de zijde van Organik c.s. zal kunnen leiden, zodat waarborging van de vertrouwelijkheid daarvan van belang is. De rechtbank ziet daarom aanleiding om ten aanzien van deze informatie een vertrouwelijkheidsregime op te leggen, zoals hieronder in r.o. 3.15, 3.17, 3.19, 3.22 en 3.23 omschreven. Dat in Turkije geen vertrouwelijkheid is opgelegd staat daar niet aan in de weg.
(ad b) Argon c.s. betoogt terecht dat niet valt in te zien waarom de huidige, geredigeerde versie van productie EP50 en bijlagen B, C, F, G, H, I en J en/of het in dat verband verhandelde in de processtukken, als vertrouwelijke bedrijfsgegevens moeten worden beschouwd. In deze stukken is de vertrouwelijke informatie immers door Organik c.s. onzichtbaar gemaakt. De rechtbank deelt deze mening, mede gelet op het ontbreken van een overtuigend gemotiveerde reactie van Organik c.s. op dit punt. Zij ziet onvoldoende aanleiding om voor de geredigeerde versie van deze producties een vertrouwelijkheidsregime op te leggen.
Organik c.s. heeft nog betoogd dat bijlagen D en E bij productie EP50 volledig leesbaar zijn overgelegd, terwijl de daarin opgenomen informatie naar haar aard bedrijfsgeheim is. Zij heeft echter noch in haar oorspronkelijk verzoek, noch in haar latere berichten, verzocht om voor die bijlagen D en E een vertrouwelijkheidsregime te bepalen. De rechtbank behoeft dus niet te oordelen over de vertrouwelijkheid van die bijlagen en evenmin over de vraag of een vertrouwelijkheidsregime zou kunnen of moeten worden opgelegd ten aanzien van die stukken die Organik c.s. zelf, op eigen initiatief, volledig leesbaar in het geding heeft gebracht. Argon c.s. betoogt terecht dat de tot op heden overgelegde inhoudsopgaven van bijlagen I en J op zichzelf (dat wil zeggen zonder de inhoud van de rapporten) geen informatieve waarde hebben, maar om de beslissing overzichtelijk te houden zal de rechtbank dit punt, waaraan materieel geen belang lijkt toe te komen, verder daar laten.
(ad c) Organik c.s. heeft toegelicht dat de ongeredigeerde versie (waarin dus de eerder weggelakte informatie zichtbaar is) van productie EP50 een verklaring is en dat de bijlagen B, C, F en G, in ongeredigeerde vorm, recept- en werkwijzedocumenten betreffen. Bijlage H is een getuigenverklaring in een Amerikaanse procedure en heeft betrekking op documenten met receptuur en werkwijze, aldus Organik c.s. Argon c.s. heeft ten aanzien van de ongeredigeerde versie van deze producties niet betwist dat het vertrouwelijke bedrijfsgegevens betreft. Bijlagen I en J zijn in ongeredigeerde (dat wil voor deze bijlagen I en J zeggen: gecompleteerde) vorm volgens Organik c.s. jaarlijkse activiteitenrapporten van de R&D-afdeling van Organik c.s. en bevatten informatie over R&D-activiteiten van Organik c.s. met betrekking tot specifieke producten. De rechtbank acht, gezien die toelichting, aannemelijk dat ook bijlagen I en J in die ongeredigeerde vorm vertrouwelijke bedrijfsgegevens bevatten.
Gelet op de omschrijving van de inhoud daarvan, beschouwt de rechtbank de in de ongeredigeerde versie van productie EP50 en bijlagen B, C, F, G, H, I en J zichtbare informatie die in de geredigeerde stukken onleesbaar is gemaakt of daarin (bijlagen I en J) ontbreekt, althans de daaruit blijkende informatie die inzage geeft in de bedrijfsgeheimen van Organik c.s., voorshands als bedrijfsgeheimen of vermeende bedrijfsgeheimen.
De rechtbank ziet aanleiding om ook terzake van deze (vermeende) bedrijfsgeheimen een vertrouwelijkheidsregime op te leggen, zoals hieronder in r.o.3.10, 3.13, 3.14, 3.16, 3.17, 3.18, 3.20, 3.21 en 3.23 omschreven. Gedeeltelijk bestaat dit regime uit dezelfde maatregelen als het regime voor producties EP6, EP12, EP16, EP19, bijlage b bij EP26, EP48 en EP52.
De (overlegging van de) als vertrouwelijk aan te merken (vermeende) bedrijfsgeheimen
3.10.
De rechtbank zal in het dictum de bedrijfsgeheimen of vermeende bedrijfsgeheimen voorkomend in of herleidbaar uit de complete en ongeredigeerde versie van productie EP 50 met bijlagen B, C, F, G, H, I en J (in wezen: de eerder weggelakte informatie en hetgeen daaruit valt af te leiden, zie 3.9 onder (ad c)) als vertrouwelijk aanmerken, zoals bedoeld in artikel 1019i lid 1 Rv.
3.11.
De rechtbank zal Organik c.s. in de gelegenheid stellen om binnen twee weken na de datum van deze beslissing productie EP50 met bijlagen B, C, F, G, H, I en J compleet en ongeredigeerd in het geding te brengen. Uiteraard staat het Organik c.s. vrij om ervoor te kiezen om in die versie niet alle eerder verhulde informatie volledig zichtbaar te maken. In dat geval geldt hetgeen in deze beslissing wordt overwogen en beslist over de ongeredigeerde versie van enig document overeenkomstig voor de beperkt geredigeerde versie van dat document.
3.12.
Zoals hiervoor al is overwogen heeft de rechtbank reeds een mondelinge behandeling in deze zaak bepaald op 19 oktober 2023. Hoewel Organik c.s. nog in de gelegenheid wordt gesteld stukken in het geding te brengen en Argon c.s. daarop nog zal mogen reageren, ziet de rechtbank in het bezwaar van Argon c.s. geen aanleiding een nadere datum voor de mondelinge behandeling te bepalen. Er is immers nog voldoende tijd tot aan de mondelinge behandeling en gewaakt moet worden tegen een onredelijke vertraging van de procedure.
De confidentiality club
3.13.
De rechtbank zal op grond van artikel 1019ib lid 3 Rv sub a Rv bepalen dat de kennisneming van de als vertrouwelijk aangemerkte (vermeende) bedrijfsgeheimen uitsluitend is voorbehouden aan de Nederlandse advocaten van Argon c.s. en aan één door Argon c.s. aan te wijzen andere natuurlijke persoon per partij (
confidentiality club). Anders dan Organik c.s. stelt, betekent de omstandigheid dat de gedaagden in deze procedure gezamenlijk optreden vertegenwoordigd door één gezamenlijke advocaat, niet dat zij hebben te gelden als één partij in de zin van artikel 1019ib lid 5 Rv. Iedere gedagvaarde partij mag dus één natuurlijke persoon aanwijzen voor de
confidentiality club. Dat mag een bestuurder, accountant of een personeelslid met een andere functie zijn, maar niet een personeelslid werkzaam op (één van de) commerciële-, R&D- of productie-afdelingen van Argon c.s. [gedaagde 1] is procespartij in deze zaak. Hij mag zichzelf aanwijzen om deel te nemen aan de
confidentiality club.Dat vloeit voort uit artikel 1019ib lid 5 Rv, en hij heeft als procespartij recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM, op grond waarvan alle procespartijen over dezelfde informatie moeten kunnen beschikken. Uit dit oordeel volgt dat de rechtbank onvoldoende aanleiding ziet om een uitzondering te maken op grond van artikel 22a Rv en de kennisneming aan de zijde van [gedaagde 1] te beperken tot diens advocaat, nog daargelaten dat dit artikel niet is bedoeld voor toepassing in deze procedure over de bescherming van bedrijfsgeheimen. Voor een goede rechtsbedeling in deze procedure acht de rechtbank niet noodzakelijk dat ook de Turkse advocaten van Argon c.s. toegang krijgen tot de als vertrouwelijk aan te merken (vermeende) bedrijfsgeheimen.
Degenen die als deelnemer aan de
confidentiality clubkennis mogen nemen van de vertrouwelijke (vermeende) bedrijfsgeheimen zoals hierboven bedoeld, mogen deze informatie slechts gebruiken in het kader van deze procedure. De per partij aangewezen natuurlijke persoon mag niet tussentijds worden vervangen door een andere persoon. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke tussentijdse vervanging in strijd zou zijn met het streven een zo beperkt mogelijk aantal natuurlijke personen kennis te kunnen laten nemen van de vertrouwelijke (vermeende) bedrijfsgeheimen.
3.14.
De rechtbank zal in het dictum vastleggen dat het Argon c.s. ingevolge artikel 1019ib lid 1 Rv is verboden om de als vertrouwelijk aangemerkte (vermeende) bedrijfsgeheimen te gebruiken of openbaar te maken, anders dan in het kader van deze procedure. Hiertoe strekt immers het verzoek van Organik c.s. Voor de goede orde merkt de rechtbank op dat artikel 1019ib Rv ook een verbod op gebruik of openbaarmaking inhoudt voor andere deelnemers aan deze procedure, zoals overwogen in r.o. 3.4 hierboven.
De zitting en het wettelijke mededelingenverbod
3.15.
De rechtbank zal bevelen dat de zitting op 19 oktober 2023 en iedere verdere zitting in deze procedure achter gesloten deuren wordt behandeld, voor zover de inhoud van producties EP6, EP12, EP16, EP19, bijlage b bij EP26, EP48 en EP52 en/of het in dat verband in de processtukken verhandelde aan de orde komt (artikel 27 lid 1 Rv). Tegen deze maatregel heeft Argon c.s. geen specifiek bezwaar gemaakt.
3.16.
De rechtbank zal ook behandeling achter gesloten deuren bevelen voor zover de als vertrouwelijk aan te merken informatie in of herleidbaar uit productie EP50 met bijlagen B, C, F, G, H, I en J en/of het in dat verband in de processtukken verhandelde aan de orde komt. Hoewel hetgeen over de ‘
confidentiality club’ zal worden beslist dit bevel ogenschijnlijk grotendeels overbodig maakt, wil de rechtbank duidelijk maken dat het hierna te bespreken verbod van artikel 28 lid 1 sub a Rv ook voor deze informatie geldt.
3.17.
Zoals hierboven is overwogen is het partijen bij wet verboden om mededelingen te doen met betrekking tot hetgeen tijdens een zitting achter gesloten deuren is verhandeld (artikel 28 lid 1 sub a Rv). De rechtbank zal dit mededelingenverbod in het dictum vastleggen. Uit voornoemd wetsartikel valt niet zonder meer af te leiden dat dit mededelingenverbod ook geldt voor ter zitting aanwezige deskundigen of andere derden, hoewel dit in de literatuur wel wordt aangenomen. Het komt de rechtbank raadzaam voor dat een partij, indien zij deskundigen of andere derden vraagt om de zitting bij te wonen, zelf voorziet in sluitende afspraken met de betreffende personen om de vertrouwelijkheid te waarborgen. Bij voorkeur maken partijen tijdig voor de zitting met elkaar hierover afspraken, zodat bij aanvang van de zitting duidelijk is welke afspraken met de verschenen personen zijn gemaakt en dat over en weer met hun aanwezigheid kan worden ingestemd. Indien de rechtbank ter zitting niet kan vaststellen dat met een aanwezige, die geen procespartij of advocaat is, deugdelijke afspraken zijn gemaakt, kan deze persoon niet worden toegelaten tot de behandeling achter gesloten deuren.
3.18.
Ten aanzien van de als vertrouwelijk aan te merken (vermeende) bedrijfsgeheimen zal de rechtbank op grond van artikel 1019ib lid 3 sub b bepalen dat slechts de onder 3.13 bedoelde groep van personen toegang heeft tot die delen van de zitting op 19 oktober 2023, of enige vervolgzitting in deze procedure, waarin deze (vermeende) bedrijfsgeheimen aan de orde komen. Organik c.s. heeft dit niet met zoveel woorden verzocht maar ook deze vertrouwelijke behandeling ligt in haar verzoek besloten.
Het rechterlijk mededelingenverbod
3.19.
De rechtbank zal verder met betrekking tot de inhoud van producties EP6, EP12, EP16, EP19, bijlage b bij EP26, EP48 en EP52 en/of het in dat verband in de processtukken verhandelde aan Argon c.s. een mededelingenverbod op grond van artikel 28 lid 1 sub b Rv opleggen. Dit betekent dat Argon c.s. die gegevens, ook als ze niet ter zitting aan de orde komen, geheim moet houden.
De rechtbank zal echter voorzien in een uitzondering. De hier bedoelde gegevens, die Argon c.s. op dit moment reeds kent, mag zij gebruiken in de gerechtelijke procedures die nu reeds lopen ter zake van het onderwerp van dit geschil, en in daaruit voortvloeiende gerechtelijke procedures. Het moet voor Argon c.s. mogelijk zijn om in dergelijke procedures verweer te voeren. Dat betekent dat Argon c.s. deze gegevens in het kader van dergelijke gerechtelijke procedures mag bespreken met rechters, advocaten, getuigen, deskundigen, vertalers en andere personen die deelnemen aan die procedures, en voor zover nodig ook met verzekeraars en met politie en justitie in het kader van de strafzaken in Turkije. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat Argon c.s. met degenen met wie zij in het kader van die procedures moet overleggen zoals hiervoor bedoeld, zoveel mogelijk geheimhouding overeenkomt.
3.20.
Voor de als vertrouwelijk aan te merken (vermeende) bedrijfsgeheimen of meer in het algemeen de ongeredigeerde versie van productie EP50 met bijlagen B, C, F, G, H, I en J geldt niet dit mededelingenverbod maar volgt dit uit het bepaalde omtrent de
confidentiality club.
De dwangsom
3.21.
Aan de aanvullende verbodsmaatregelen ter zake van de (vermeende) bedrijfsgeheimen wordt, zoals verzocht, een (gematigde) dwangsom verbonden op na te melden wijze. Vanzelfsprekend gelden die dwangsommen alleen voor overtredingen in de toekomst. De dwangsommen kunnen per definitie geen effect hebben op wat er in het verleden is gebeurd. Die dwangsommen kan de rechtbank alleen opleggen aan partijen zelf en dus niet aan eventuele ter zitting aanwezige individuele werknemers, deskundigen en/of derden. Partijen zullen als gezegd zelf met degenen die zij meenemen naar de zitting sluitende afspraken moeten maken om de benodigde vertrouwelijkheid te waarborgen. De rechtbank zal schending van een verbod door een lid van de
confidentiality clubin voorkomend geval als eigen schending toerekenen aan de partij die de bewuste persoon als deelnemer in de club heeft aangewezen.
3.22.
Vertrouwelijkheidsregime 1 en de overige maatregelen van vertrouwelijkheidsregime 2 worden niet met een dwangsom versterkt, reeds omdat Organik c.s. daar niet om heeft verzocht.
Het te wijzen vonnis
3.23.
Tot slot zal de rechtbank, als in deze procedure een vonnis wordt gewezen, op grond van artikel 29 lid 4 Rv een geanonimiseerd vonnis ter publicatie aanbieden waarin de inhoud van producties EP6, EP12, EP16, EP19, bijlage b bij EP26, EP48 en EP52 en van ongeredigeerde productie EP50 en de bijlagen B, C, F, G, H, I en J onleesbaar is gemaakt. Ook hiertegen is geen specifiek bezwaar gemaakt.
Tot slot
3.24.
De beslissing geldt ook voor [gedaagde 2] , ook al is hij overleden. Er is immers door geen van de partijen om schorsing van de procedure jegens hem verzocht.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
merkt de in de ongeredigeerde versie van productie EP50 en de bijlagen B, C, F, G, H, I en J zichtbare informatie die in de geredigeerde stukken onleesbaar is gemaakt, althans de daaruit blijkende informatie die inzage geeft in de bedrijfsgeheimen van Organik c.s., aan als vertrouwelijk en beschouwt deze voorshands als bedrijfsgeheim of vermeend bedrijfsgeheim;
4.2.
verbiedt aan Argon c.s. - gezamenlijk en ieder voor zich - op de voet van artikel 28 lid sub b 1 Rv in verbinding met artikel 1019ib Rv om de in 4.1 hierboven bedoelde informatie of meer algemeen de inhoud van productie EP50 en de bijlagen B, C, F, G, H, I en J in ongeredigeerde vorm en/of het in dat verband verhandelde in de processtukken te openbaren, te gebruiken op andere wijze dan in 4.3 bepaald en om daarover mededelingen te doen aan derden (al dan niet binnen de organisatie(s) van Argon c.s.),
4.3.
bepaalt dat, indien en voor zover Organik c.s. de onder 4.1 bedoelde stukken c.q. de in 4.2 bedoelde informatie in het geding brengt, daarvoor het volgende geldt:
uitsluitend de Nederlandse advocaten van Argon c.s. alsmede één door Argon c.s. aan te wijzen andere natuurlijke persoon per partij mogen toegang krijgen en kennis nemen van deze stukken en informatie,
de personen die Argon c.s. of één van hen aanwijst om kennis te nemen van deze stukken en informatie mogen niet werkzaam zijn op (een van de) commerciële-, R&D- of productie-afdelingen van (één van) Argon c.s.,
de onder 1) bedoelde personen mogen deze stukken en informatie slechts gebruiken in het kader van deze procedure en niet aan anderen openbaren,
de aangewezen personen mogen niet worden vervangen,
die delen van de zitting op 19 oktober 2023 en iedere verdere zitting in deze procedure waarin vertrouwelijke stukken en informatie als bedoeld in 4.1 en 4.2 en/of het in dat verband verhandelde in de processtukken aan de orde komt, zullen slechts met toelating van de hiervoor onder 1) genoemde groep plaatsvinden,
4.4.
bepaalt dat Argon c.s. hoofdelijk een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt van € 100.000,00 (zegge: eenhonderdduizend euro) voor elke keer dat een partij of een door de bewuste partij aangewezen lid van de confidentiality club in strijd handelt met het verbod neergelegd in 4.2 - al dan niet in verbinding met 4.3, met een maximum van € 5.000.000,00 (zegge: vijf miljoen euro),
4.5.
bepaalt dat die delen van de zitting op 19 oktober 2023 en iedere verdere zitting in deze procedure waarin de inhoud van producties EP6, EP12, EP16, EP19, bijlage b bij EP26, EP48 en EP52 en/of de inhoud van productie EP50 en de bijlagen B, C, F, G, H, I en J in ongeredigeerde vorm en/of het in dat verband verhandelde in de processtukken aan de orde komt, zullen plaatsvinden achter gesloten deuren, zoals bepaald in artikel 27 lid 1 Rv,
4.6.
verstaat dat het aan Argon c.s. - gezamenlijk en ieder voor zich - op de voet van artikel 28 lid sub a 1 Rv verboden is om mededelingen te doen met betrekking tot hetgeen tijdens een zitting achter gesloten deuren is verhandeld,
4.7.
verbiedt aan Argon c.s. - gezamenlijk en ieder voor zich - op de voet van artikel 28 lid sub b 1 Rv om mededelingen te doen aan derden (al dan niet binnen de organisatie(s) van Argon c.s.) omtrent de inhoud van producties EP6, EP12, EP16, EP19, bijlage b bij EP26, EP48 en EP52 en/of het in dat verband verhandelde in de processtukken,
4.8.
bepaalt in uitzondering op het in 4.7 neergelegde verbod dat de inhoud van de producties EP6, EP12, EP16, EP19, bijlage b bij EP26, EP48 en EP52 door (ieder van) Argon c.s. uitsluitend mag worden gebruikt in het kader van lopende gerechtelijke procedures ter zake van het onderwerp van dit geschil en in daaruit voortvloeiende procedures, en bepaalt dat het (ieder van) Argon c.s. niet is toegestaan deze informatie voor enig ander doel te gebruiken,
4.9.
bepaalt dat, voor zover in enig vonnis van de rechtbank aan de inhoud van producties EP6, EP12, EP16, EP19, bijlage b bij EP26, EP48 en EP52 en/of van ongeredigeerde productie EP50 en de bijlagen B, C, F, G, H, I en J gerefereerd zal worden, slechts een geanonimiseerd vonnis ter publicatie zal worden aangeboden waarin deze informatie onleesbaar is gemaakt,
4.10.
wijst het meer of anders verzochte af.
4.11.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 augustus 2023voor het overleggen door Organik c.s. van een complete en ongeredigeerde versie van bijlagen B, C, F, G, H, I en J bij productie EP50, waarop Argon c.s. op de rol van zes weken daarna bij akte mag reageren.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan, mr. W.J.M. Diekman en mr. D.E. Stols, ondertekend door de oudste rechter nu de voorzitter is verhinderd zelf te ondertekenen, en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.
[2083/1885/2502/3605]