Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer en het (voorwaardelijk) tegenverzoek
- Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig. De redenen zoals geformuleerd in de brief van 14 juni 2023 zijn namelijk dringende redenen die het ontslag op staande voet rechtvaardigen.
- Omdat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, is [verzoeker01] de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd aan Polderpoort.
- [verzoeker01] heeft geen recht op een transitievergoeding, omdat hij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
- [verzoeker01] heeft geen recht op loon vanaf 8 juni 2023. [verzoeker01] wordt namelijk verdacht van seksueel misbruik. Daardoor kan hij niet meer aan het werk binnen Polderpoort; dat zou te veel onrust en veiligheidsrisico’s met zich brengen. Dat [verzoeker01] wordt verdacht, is een omstandigheid die voor zijn rekening komt.
- Als de arbeidsovereenkomst niet op 21 juni 2023 is geëindigd, moet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden. [verzoeker01] heeft namelijk (ernstig) verwijtbaar gehandeld. Daarnaast is de arbeidsverhouding verstoord en zou terugkeer van [verzoeker01] binnen Polderpoort tot veiligheidsrisico’s leiden.
5.De beoordeling
ofPolderpoort het recht had om afscheid te nemen van [verzoeker01] , maar of Polderpoort het recht had om
op deze wijze(namelijk door hem op staande voet te ontslaan) afscheid te nemen van [verzoeker01] . Hoezeer de kantonrechter ook begrijpt dat een (spoedige) terugkeer van [verzoeker01] niet voor de hand lag, oordeelt hij dat het ontslag op staande voet geen standhoudt. Dat brengt met zich dat Polderpoort recht heeft op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter licht dat oordeel hierna toe.
geendringende reden in de zin van artikel 7:678 lid 1 BW; ook niet als zij in onderlinge samenhang worden beschouwd. De kantonrechter licht dat puntsgewijs toe.
“niet heel specifiek”waren. [verzoeker01] heeft gemotiveerd betwist dat hij zich in 2017 (seksueel) grensoverschrijdend heeft gedragen richting de aangeefster. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Polderpoort haar stelling vervolgens onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. De recente verdenking van Polderpoort is op zichzelf in ieder geval onvoldoende om de conclusie te kunnen trekken dat [verzoeker01] zich in 2017 schuldig heeft gemaakt aan misbruik op de werkvloer. Omdat Polderpoort in haar brief van 14 juni 2023 geen andere feiten heeft vermeld die tot de conclusie kunnen leiden dat [verzoeker01] zich (seksueel) grensoverschrijdend heeft gedragen, is van een dringende reden geen sprake.
welschuldig is. Dat de verdenking veel commotie heeft veroorzaakt en Polderpoort bij terugkeer van [verzoeker01] reputatieschade vreesde, zijn evenmin omstandigheden die het zware middel van een ontslag op staande voet rechtvaardigen.
geenrecht heeft op een transitievergoeding. Artikel 7:673 lid 7 aanhef en sub c BW bepaalt dat de werkgever de transitievergoeding niet verschuldigd is als het eindigen van de arbeidsovereenkomst
het gevolgis van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Er moet dus een causaal verband zijn tussen het verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer en het ontslag. Het ontslag is in dit geval het gevolg van de redenen die Polderpoort in haar brief van 14 juni 2023 heeft vermeld. Hiervoor heeft de kantonrechter geoordeeld dat die redenen geen
dringenderedenen zijn. In dat oordeel ligt besloten dat van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verzoeker01] geen sprake is. Voor zover Polderpoort in deze procedure nieuwe feiten heeft aangevoerd – die zij
nietin haar brief van 14 juni 2023 heeft vermeld – ontbreekt het causale verband tussen die feiten en het gegeven ontslag. Reeds daarom kunnen die feiten niet tot de conclusie leiden dat [verzoeker01] geen recht heeft op een transitievergoeding.