ECLI:NL:RBROT:2023:9003

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
10611448 VZ VERZ 23-7447
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van werknemer wegens (seksueel) grensoverschrijdend gedrag en de gevolgen voor de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker01], en zijn werkgever, Polderpoort Exploitatiemaatschappij B.V. De werknemer was op staande voet ontslagen vanwege beschuldigingen van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer en het feit dat hij verdachte was in een zedenzaak. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet voldoende dringende redenen had aangevoerd die het ontslag konden rechtvaardigen. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer recht had op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 8.018,37 voor onregelmatige opzegging, € 10.103,31 voor de transitievergoeding en € 5.000,00 als billijke vergoeding, met wettelijke rente. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de werknemer. De kantonrechter verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10611448 VZ VERZ 23-7447
datum uitspraak: 27 september 2023 (bij vervroeging)
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker01],
wonende in [woonplaats01] ,
verzoeker, verweerder in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. S.M. Posthumus,
tegen
Polderpoort Exploitatiemaatschappij B.V.,
gevestigd in Vlaardingen,
verweerster, verzoekster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. I.D.C.J. van Driel.
Partijen worden hierna ‘ [verzoeker01] ’ en ‘Polderpoort’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het verweerschrift met een (voorwaardelijk) tegenverzoek, met bijlagen;
- de e-mail van mr. S. Kara van 18 september 2023 namens [verzoeker01] , met bijlagen;
- de e-mail van mr. Van Driel van 19 september 2023, met bijlage;
- de e-mail van mr. Kara van 19 september 2023, met bijlage;
- de spreekaantekeningen van mr. Van Driel.
1.2.
Op 19 september 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij is [verzoeker01] in persoon verschenen, bijgestaan door mr. S. Kara. Namens Polderpoort waren aanwezig [naam01] en [naam02] , bijgestaan door mr. Van Driel.

2.De feiten

2.1.
Polderpoort exploiteert een sportcentrum.
2.2.
[verzoeker01] is op 1 januari 2011 bij Polderpoort in dienst getreden en was laatstelijk werkzaam in de functie van fitnessinstructeur. Het salaris van [verzoeker01] bedroeg laatstelijk € 2.132,81 bruto per maand, exclusief emolumenten.
2.3.
In de vroege ochtend van 6 juni 2023 is [verzoeker01] door een arrestatieteam in zijn woning aangehouden en meegenomen naar het politiebureau voor verhoor. Nadat [verzoeker01] door het arrestatieteam was meegenomen, heeft zijn partner Polderpoort gebeld en gezegd dat [verzoeker01] ziek was en daarom niet kon werken. Later die ochtend heeft Polderpoort via via vernomen dat [verzoeker01] was aangehouden.
2.4.
In de middag van 6 juni 2023 is [naam02] , operationeel directeur bij Polderpoort, gehoord door de politie. Tijdens dat gesprek kwam [naam02] ter ore dat er aangifte was gedaan tegen [verzoeker01] door een (voormalige) klant van Polderpoort.
2.5.
Polderpoort heeft de salarisbetaling van [verzoeker01] per 6 juni 2023 stopgezet.
2.6.
Op 8 juni 2023 werd Polderpoort geconfronteerd met een nieuwsartikel. Daarin stond, voor zover relevant:
“Op maandag en dinsdag 5 en 6 juni werden in Den Haag, Vlaardingen en Hardinxveld-Giessendam zes verdachten in en bij hun woning aangehouden.
[…] De verdachten van 59, 55, 53, 45, 41 en 30 jaar werden aangehouden, nadat een 22-jarige vrouw vorig jaar aangifte deed van misbruik en seksuele uitbuiting.
De vrouw verklaarde dat de mannen, waarvan sommigen elkaar kennen, haar vanaf haar 13e jaar tot haar 19e hebben misbruikt en hiervan ook opnamen zouden hebben gemaakt.”
2.7.
Diezelfde dag, op 8 juni 2023, heeft [naam02] (voor de tweede keer) een bezoek gebracht aan de woning van [verzoeker01] . Daar trof hij [verzoeker01] aan, die op dat moment weer was vrijgelaten. [naam02] heeft [verzoeker01] gevraagd of hij iets met de zaak te maken had, waarop [verzoeker01] aangaf dat hij daar van zijn advocaat niets over mocht zeggen. [naam02] en [verzoeker01] maakten vervolgens een vervolgafspraak voor 12 juni 2023.
2.8.
Op 12 juni 2023 vond er een gesprek plaats bij Polderpoort. Daarbij was naast [naam02] en [verzoeker01] ook [naam01] , algemeen directeur, aanwezig. [naam02] en [naam01] hebben in dat gesprek aan [verzoeker01] gevraagd of hij onschuldig was. [verzoeker01] antwoordde opnieuw dat hij er niets over mocht zeggen van zijn advocaat. Aan het einde van het gesprek is [verzoeker01] op non-actief gesteld.
2.9.
Bij brief van haar gemachtigde van 14 juni 2023 heeft Polderpoort aangekondigd [verzoeker01] op staande voet te ontslaan, tenzij hij het in die brief geformuleerde voorstel zou accepteren. De redenen voor het ontslag heeft Polderpoort in die brief als volgt samengevat:
“1. U heeft zich ten onrechte ziekgemeld, terwijl u wegens detentie geen recht had op loon;
2. U heeft zich schuldig gemaakt aan grensoverschrijdend en/of seksueel grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer;
3. U bent verdachte in een zedenzaak (misbruik) waarbij het slachtoffer minderjarige was;
4. De ernst van de verdenking is dermate ernstig dat voor de arrestatie een arrestatieteam is ingezet, waaruit blijkt dat de politie u waarschijnlijk als potentieel levensbedreigend heeft beoordeeld.”
2.10.
Ter concretisering van de tweede reden, heeft Polderpoort in haar brief van 14 juni 2023 het volgende opgemerkt:
“In het gesprek heeft cliënte u geconfronteerd met de informatie die zij tot dat moment had. Namelijk dat u verdachte bent in een omvangrijke zedenzaak met zes medeverdachten. Het slachtoffer (althans een van de slachtoffers) in de zaak tegen u is een dame die bij cliënte lid was. In de tijd waarin de zaken spelen was u haar personal coach. Cliënte begrijpt dat er een getuige is die destijds bij haar onder uw begeleiding stageliep. Dat tijdstip valt samen met een officiële waarschuwing die u mondeling hebt gehad (ca. 15 maart 2017) van [naam01] en [naam03] op basis van klachten over u van (voormalig) collega’s. Zij vonden dat u op een discutabele manier omging met dit minderjarige meisje dat onder uw leiding sportte. De klachten waren echter niet heel specifiek, zodat cliënte de ernst ervan niet adequaat kon inschatten. In het gesprek van 12 juni 2023 heeft u erkend dat u die mondelinge officiële waarschuwing hebt gehad destijds en dat u dat nog bij stond. Het lijkt erop dat de aard van de incidenten destijds aanmerkelijk ernstiger was dan toen bij cliënte bekend. Indien zij op dat moment had geweten dat het om misbruik ging, had zij destijds zwaardere maatregelen toegepast, een ontslag op staande voet ligt (achteraf gezien) in de rede op basis van de informatie die er nu is.”
2.11.
Bij e-mail van 20 juni 2023 heeft [verzoeker01] aan Polderpoort laten weten niet in te stemmen met het voorstel dat Polderpoort hem had gedaan.
2.12.
Bij e-mail van 21 juni 2023 heeft de gemachtigde van Polderpoort aan [verzoeker01] zijn ontslag bevestigd:
“Nu u het voorstel voor een alternatieve wijze voor beëindiging niet (integraal) binnen de gestelde termijn heeft geaccepteerd, bent u per heden (21 juni 2023) op staande voet ontslagen. De mededeling van de dringende reden ligt besloten in de brief van 14 juni 2023, die voor de volledigheid hierbij wordt aangehecht en als herhaald en ingelast beschouwd dient te worden (met uitzondering van de het minnelijke voorstel, uiteraard).”
2.13.
Per 9 juli 2023 heeft [verzoeker01] een andere baan, vooralsnog op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

3.Het verzoek

3.1.
Ter zitting heeft [verzoeker01] zijn primaire verzoeken (in het petitum van het verzoekschrift aangeduid met de nummers II, III en IV) ingetrokken. Na intrekking verzoekt [verzoeker01] – samengevat – om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Polderpoort te veroordelen tot betaling van:
a. een billijke vergoeding van € 29.157,00 bruto;
b. een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 9.071,29 bruto;
c. een transitievergoeding van € 10.103,31 bruto;
te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. Polderpoort te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[verzoeker01] baseert zijn verzoeken – samengevat – op het volgende. Er is geen sprake van een of meerdere dringende redenen. Het ontslag op staande voet is daarom niet rechtsgeldig. Dat brengt met zich dat [verzoeker01] recht heeft op een billijke vergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een transitievergoeding.

4.Het verweer en het (voorwaardelijk) tegenverzoek

4.1.
Polderpoort voert verweer en concludeert – samengevat – tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker01] . Bij wijze van zelfstandig tegenverzoek verzoekt Polderpoort [verzoeker01] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding. Voor het geval de kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst niet op 21 juni 2023 is geëindigd, verzoekt Polderpoort – bij voorwaardelijk tegenverzoek – voor recht te verklaren dat [verzoeker01] geen recht heeft op loon vanaf 8 juni 2023 en de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden. Tot slot verzoekt Polderpoort [verzoeker01] te veroordelen in de proceskosten en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2.
Polderpoort voert hiertoe – samengevat – het volgende aan:
  • Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig. De redenen zoals geformuleerd in de brief van 14 juni 2023 zijn namelijk dringende redenen die het ontslag op staande voet rechtvaardigen.
  • Omdat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, is [verzoeker01] de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd aan Polderpoort.
  • [verzoeker01] heeft geen recht op een transitievergoeding, omdat hij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
  • [verzoeker01] heeft geen recht op loon vanaf 8 juni 2023. [verzoeker01] wordt namelijk verdacht van seksueel misbruik. Daardoor kan hij niet meer aan het werk binnen Polderpoort; dat zou te veel onrust en veiligheidsrisico’s met zich brengen. Dat [verzoeker01] wordt verdacht, is een omstandigheid die voor zijn rekening komt.
  • Als de arbeidsovereenkomst niet op 21 juni 2023 is geëindigd, moet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden. [verzoeker01] heeft namelijk (ernstig) verwijtbaar gehandeld. Daarnaast is de arbeidsverhouding verstoord en zou terugkeer van [verzoeker01] binnen Polderpoort tot veiligheidsrisico’s leiden.

5.De beoordeling

in het verzoek van [verzoeker01]
Inleiding
5.1.
De arrestatie en verdenking van [verzoeker01] hebben veel teweeggebracht. In de eerste plaats bij [verzoeker01] en het (management)team van Polderpoort zelf, maar daarnaast ook bij de leden van Polderpoort. De arrestatie van [verzoeker01] was onderwerp van gesprek in WhatsAppgroepen van leden, in een van de kleedkamers is het woord ‘PEDO’ op de muur geschreven en mensen gaven aan dat ze [verzoeker01] niet moesten tegenkomen, omdat ze hem dan iets zouden aandoen, aldus Polderpoort. De kantonrechter beseft dat het onder deze omstandigheden voor Polderpoort geen vanzelfsprekendheid was om [verzoeker01] weer tot het werk toe te laten, al is het maar omdat een (spoedige) terugkeer van [verzoeker01] mogelijk tot onveilige situaties had geleid.
5.2.
In deze procedure staat echter niet de vraag centraal
ofPolderpoort het recht had om afscheid te nemen van [verzoeker01] , maar of Polderpoort het recht had om
op deze wijze(namelijk door hem op staande voet te ontslaan) afscheid te nemen van [verzoeker01] . Hoezeer de kantonrechter ook begrijpt dat een (spoedige) terugkeer van [verzoeker01] niet voor de hand lag, oordeelt hij dat het ontslag op staande voet geen standhoudt. Dat brengt met zich dat Polderpoort recht heeft op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter licht dat oordeel hierna toe.
Ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig gegeven
5.3.
Nu [verzoeker01] berust in het ontslag, is er op 21 juni 2023 een einde gekomen aan zijn dienstverband. Desondanks moet de kantonrechter beoordelen of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Het antwoord op die vraag is namelijk (mede) bepalend voor het antwoord op de vraag of [verzoeker01] recht heeft op de door hem verzochte vergoedingen.
5.4.
Van een rechtsgeldig ontslag op staande voet is sprake als zich een dringende reden voordoet en de werkgever die dringende reden onverwijld aan de werknemer meedeelt (artikel 7:677 lid 1 BW). Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die ertoe leiden dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te continueren (artikel 7:678 lid 1 BW).
5.5.
De feiten en omstandigheden die Polderpoort in haar brief van 14 juni 2023 heeft genoemd, zijn
geendringende reden in de zin van artikel 7:678 lid 1 BW; ook niet als zij in onderlinge samenhang worden beschouwd. De kantonrechter licht dat puntsgewijs toe.
Reden 1: onterechte ziekmelding
5.6.
De partner van [verzoeker01] heeft [verzoeker01] op 6 juni 2023 ten onrechte ziekgemeld bij Polderpoort. [verzoeker01] was namelijk niet ziek, maar door politie aangehouden voor verhoor. Dat de partner van [verzoeker01] hem heeft ziekgemeld in plaats van direct openheid van zaken te geven, kan haar gelet op de impact van een dergelijke arrestatie echter moeilijk worden aangerekend – laat staan dat dat [verzoeker01] kan worden aangerekend. Daarbij komt nog dat Polderpoort er al diezelfde dag van op de hoogte was dat Polderpoort was aangehouden en vanaf 6 juni 2023 geen salaris meer heeft uitbetaald. Polderpoort heeft in zoverre dus geen schade geleden. De onterechte ziekmelding levert dan ook geen dringende reden op.
5.7.
Ter zitting heeft Polderpoort verklaard dat zij het [verzoeker01] kwalijk neemt dat hij (nadat hij weer op vrije voeten was) niet het initiatief heeft genomen om de onterechte ziekmelding terug te draaien. Polderpoort heeft dat in haar brief van 14 juni 2023 echter niet als dringende reden aangevoerd, zodat de kantonrechter dat verwijt buiten beschouwing laat. Het is namelijk niet mogelijk om de dringende redenen voor het ontslag achteraf nog aan te vullen met andere gedragingen dan aan de werknemer bij het ontslag medegedeeld.
Reden 2: (seksueel) grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer
5.8.
Volgens Polderpoort heeft [verzoeker01] zich (seksueel) grensoverschrijdend gedragen op de werkvloer. In haar brief van 14 juni 2023 heeft Polderpoort die stelling geconcretiseerd door te verwijzen naar klachten over [verzoeker01] uit 2017. Dat betroffen klachten over de omgang van [verzoeker01] met een destijds minderjarig meisje. Dat meisje (inmiddels een meerderjarige vrouw) is degene die de aangifte heeft gedaan die tot de arrestatie van [verzoeker01] heeft geleid. In haar brief van 14 juni 2023 schrijft Polderpoort dat de klachten destijds
“niet heel specifiek”waren. [verzoeker01] heeft gemotiveerd betwist dat hij zich in 2017 (seksueel) grensoverschrijdend heeft gedragen richting de aangeefster. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Polderpoort haar stelling vervolgens onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. De recente verdenking van Polderpoort is op zichzelf in ieder geval onvoldoende om de conclusie te kunnen trekken dat [verzoeker01] zich in 2017 schuldig heeft gemaakt aan misbruik op de werkvloer. Omdat Polderpoort in haar brief van 14 juni 2023 geen andere feiten heeft vermeld die tot de conclusie kunnen leiden dat [verzoeker01] zich (seksueel) grensoverschrijdend heeft gedragen, is van een dringende reden geen sprake.
5.9.
De kantonrechter merkt nog het volgende op. Bij haar verweerschrift heeft Polderpoort drie verklaringen gevoegd van vrouwen die – samengevat – verklaren dat [verzoeker01] zich tijdens dan wel na werktijd (seksueel) grensoverschrijdend heeft gedragen. Voor zover de feiten uit die verklaringen al zouden komen vast te staan, kunnen die feiten bij de beoordeling of er sprake is van een dringende reden geen rol spelen. Het gaat namelijk om nieuwe aantijgingen waarover in de brief van 14 juni 2023 en ook in de e-mail van 21 juni 2023 door Polderpoort niets is opgemerkt – en die dus ook niet aan het ontslag ten grondslag liggen. Overigens heeft Polderpoort ter zitting bij monde van haar gemachtigde verklaard dat zij al vóór 14 juni 2023 met de (toen nog niet op schrift gestelde) verklaringen bekend was. Als dat al juist is, wat [verzoeker01] heeft betwist, had het op de weg van Polderpoort gelegen om [verzoeker01] de feiten uit die verklaringen vóór het ontslag voor te houden, zodat hij daar deugdelijk op kon reageren. Niet gesteld of gebleken is dat Polderpoort dat heeft gedaan.
Reden 3: verdachte in een zedenzaak
5.10.
De verdenking van een strafbaar feit levert op zichzelf geen dringende reden op. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig en daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken. Dat [verzoeker01] op vragen van Polderpoort niet heeft willen aangeven dat hij onschuldig is, is in ieder geval geen bijkomende omstandigheid die het ontslag op staande voet kan rechtvaardigen. Polderpoort heeft daaruit namelijk niet de conclusie mogen trekken dat [verzoeker01]
welschuldig is. Dat de verdenking veel commotie heeft veroorzaakt en Polderpoort bij terugkeer van [verzoeker01] reputatieschade vreesde, zijn evenmin omstandigheden die het zware middel van een ontslag op staande voet rechtvaardigen.
Reden 4: inzet arrestatieteam
5.11.
[verzoeker01] heeft terecht opgemerkt dat de inzet van een arrestatieteam een beleidskeuze is van de politie en geen daad, eigenschap of gedraging van [verzoeker01] in de zin van artikel 7:678 lid 1 BW. Reeds daarom levert dit geen dringende reden op.
5.12.
Los daarvan merkt de kantonrechter op dat de gemachtigde van [verzoeker01] ter zitting heeft verklaard dat de inzet van een arrestatieteam niet noodzakelijkerwijs betekent dat er sprake is van een levensbedreigende situatie, maar dat die inzet kan zijn ingegeven door het willen veiligstellen van gegevensdragers. De kantonrechter acht dit niet onaannemelijk. Bovendien is [verzoeker01] na zijn verhoor weer heengezonden; dat is juist een contra-indicatie voor de levensbedreigende situatie.
Polderpoort moet een vergoeding wegens onregelmatige opzegging betalen
5.13.
Polderpoort moet aan [verzoeker01] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging betalen. Zij heeft de arbeidsovereenkomst namelijk beëindigd op een eerdere dag dan tussen partijen geldt. De wet bepaalt dat de werkgever in dat geval een vergoeding moet betalen die gelijk is aan het loon over de periode dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren (artikel 7:672 lid 11 BW). Als Polderpoort de arbeidsovereenkomst volgens de regels had opgezegd, had zij een opzegtermijn van drie maanden in acht moeten nemen (artikel 7:672 lid 2 aanhef en sub c BW). De arbeidsovereenkomst zou dan op 30 september 2023 zijn geëindigd. Polderpoort heeft onbetwist gesteld dat het loon over de periode vanaf 21 juni 2023 tot en met 30 september 2023 € 8.018,37 bruto zou hebben bedragen. De kantonrechter wijst dat bedrag toe.
5.14.
Polderpoort is over het bedrag aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging de wettelijke rente verschuldigd vanaf 21 juni 2023, te weten de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd (artikel 7:686a lid 1 BW).
5.15.
De kantonrechter merkt nog het volgende op. [verzoeker01] heeft de gefixeerde schadevergoeding zelf berekend vanaf 8 juni 2023. Over de periode vanaf 8 juni 2023 tot en met 21 juni 2023 is Polderpoort echter geen gefixeerde schadevergoeding verschuldigd; het dienstverband was toen namelijk nog niet geëindigd. Of [verzoeker01] over de periode vanaf 8 juni 2023 tot en met 21 juni 2023 recht heeft op loon, ligt niet ter beoordeling voor. [verzoeker01] heeft namelijk zijn verzoek (in het petitum van zijn verzoekschrift aangeduid met nummer IV) tot veroordeling van Polderpoort tot doorbetaling van het loon vanaf 8 juni 2023 ter zitting ingetrokken.
Polderpoort moet een transitievergoeding betalen
5.16.
Polderpoort moet aan [verzoeker01] een transitievergoeding betalen. De arbeidsovereenkomst is namelijk op haar initiatief geëindigd (artikel 7:673 lid 1 aanhef en sub a onder 1 BW). [verzoeker01] heeft de hoogte van de transitievergoeding begroot op € 10.103,31 bruto. Omdat Polderpoort de juistheid daarvan niet heeft weersproken, wijst de kantonrechter dat bedrag toe.
5.17.
De kantonrechter verwerpt het verweer van Polderpoort dat [verzoeker01] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en daarom
geenrecht heeft op een transitievergoeding. Artikel 7:673 lid 7 aanhef en sub c BW bepaalt dat de werkgever de transitievergoeding niet verschuldigd is als het eindigen van de arbeidsovereenkomst
het gevolgis van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Er moet dus een causaal verband zijn tussen het verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer en het ontslag. Het ontslag is in dit geval het gevolg van de redenen die Polderpoort in haar brief van 14 juni 2023 heeft vermeld. Hiervoor heeft de kantonrechter geoordeeld dat die redenen geen
dringenderedenen zijn. In dat oordeel ligt besloten dat van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verzoeker01] geen sprake is. Voor zover Polderpoort in deze procedure nieuwe feiten heeft aangevoerd – die zij
nietin haar brief van 14 juni 2023 heeft vermeld – ontbreekt het causale verband tussen die feiten en het gegeven ontslag. Reeds daarom kunnen die feiten niet tot de conclusie leiden dat [verzoeker01] geen recht heeft op een transitievergoeding.
5.18.
Polderpoort is over het bedrag aan transitievergoeding de wettelijke rente verschuldigd vanaf 21 juli 2023, te weten een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd (artikel 7:686a lid 1 BW).
Polderpoort moet een billijke vergoeding betalen
5.19.
Polderpoort moet aan [verzoeker01] een billijke vergoeding betalen, omdat zij [verzoeker01] ten onrechte op staande voet heeft ontslagen (artikel 7:681 lid 1 aanhef en sub a BW). [verzoeker01] begroot deze vergoeding op een bedrag van € 29.157,00 bruto, wat gelijkstaat aan eenmaal zijn bruto jaarsalaris.
5.20.
Anders dan [verzoeker01] stelt, acht de kantonrechter het aannemelijk dat hoe dan ook binnen afzienbare tijd een einde was gekomen aan de arbeidsovereenkomst van [verzoeker01] . Polderpoort heeft toegelicht dat de positie van [verzoeker01] door de verdenking onhoudbaar was geworden en dat continuering van de arbeidsovereenkomst zelfs tot gevaarlijke situaties zou hebben geleid.
5.21.
Dat het voor [verzoeker01] lastig zal zijn een nieuwe baan te vinden, zoals hij heeft gesteld, is onjuist gebleken. [verzoeker01] heeft ter zitting namelijk verklaard dat hij per 9 juli 2023 een nieuwe baan heeft, zij het in een andere plaats en op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Dat het voor [verzoeker01] door alles wat er is gebeurd lastig kan zijn om binnen zijn woonplaats en binnen hetzelfde werkveld een baan te vinden, is niet onvoorstelbaar, maar daarvan valt Polderpoort geen verwijt te maken. Polderpoort staat namelijk buiten de verdenking van [verzoeker01] en staat ook los van de ‘geruchtenmolen’ die in zijn woonplaats draait. Daarbij komt dat de kantonrechter het aannemelijk acht dat de arbeidsovereenkomst hoe dan ook op korte termijn zou zijn geëindigd. In dat geval zou het voor [verzoeker01] even uitdagend zijn geweest om binnen zijn eigen woonplaats en binnen hetzelfde werkveld een baan te vinden. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding bij de begroting van de billijke vergoeding rekening te houden met het feit dat [verzoeker01] lastig aan een vergelijkbare baan kan komen binnen zijn eigen woonplaats.
5.22.
Rekening houdend met de hiervoor genoemde omstandigheden, kent de kantonrechter aan [verzoeker01] een billijke vergoeding toe van € 5.000,00 bruto. Voor verrekening van de gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding ziet de kantonrechter geen aanleiding. Daarbij betrekt de kantonrechter dat [verzoeker01] relatief lang in dienst is geweest, namelijk bijna 12,5 jaar.
5.23.
Polderpoort is over het bedrag aan billijke vergoeding de wettelijke rente verschuldigd vanaf de vijftiende dag na betekening van deze beschikking.
Proceskosten
5.24.
Polderpoort krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [verzoeker01] tot vandaag vast op € 86,00 aan griffierecht en € 528,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is in totaal € 614,00.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.25.
De kantonrechter zal de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren (artikel 288 Rv).
in het (voorwaardelijk) tegenverzoek van Polderpoort
[verzoeker01] hoeft geen gefixeerde schadevergoeding te betalen
5.26.
Omdat het ontslag op staande voet geen stand houdt, heeft Polderpoort geen recht op een gefixeerde schadevergoeding.
Voorwaardelijk ontbindingsverzoek
5.27.
[verzoeker01] berust in het gegeven ontslag. Daardoor is zijn arbeidsovereenkomst met Polderpoort geëindigd. De kantonrechter hoeft daarom niet te beslissen op het tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Proceskosten
5.28.
Polderpoort zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Nu [verzoeker01] voor het tegenverzoek geen aparte proceshandeling heeft verricht, zullen de proceskosten aan de zijde van [verzoeker01] worden begroot op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in het verzoek van [verzoeker01]
6.1.
veroordeelt Polderpoort om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 8.018,37 bruto aan [verzoeker01] te betalen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 21 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt Polderpoort om een transitievergoeding van € 10.103,31 bruto aan [verzoeker01] te betalen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 21 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt Polderpoort om een billijke vergoeding van € 5.000,00 bruto aan [verzoeker01] te betalen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag nadat deze beschikking is betekend tot de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt Polderpoort in de proceskosten, die aan de kant van [verzoeker01] tot vandaag worden vastgesteld op € 614,00;
6.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst al het andere af;
in het verzoek van Polderpoort
6.7.
wijst de verzoeken af;
6.8.
veroordeelt Polderpoort in de proceskosten, die aan de kant van [verzoeker01] tot vandaag worden vastgesteld op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. G.B. Plomp en in het openbaar uitgesproken.
56538