ECLI:NL:RBROT:2023:900

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
10/180973-21, 10/018686-22, 10/260458-22 en 10/260408-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing in megazaak Malika met afwijzing van onderzoekswensen en verzoeken tot opheffing van voorlopige hechtenis

Op 2 februari 2023 heeft de rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in de megazaak Malika, waarin meerdere verdachten betrokken zijn. Deze beslissing volgde op een regiezitting die op 17 januari 2023 plaatsvond, waar de verdediging verschillende onderzoekswensen en verzoeken tot opheffing van de voorlopige hechtenis indiende. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de ernstige bezwaren tegen de verdachten nog steeds bestaan. De rechtbank heeft de verzoeken tot nader onderzoek naar de inzet van het Arrestatieteam (AOT) en de aanhouding van de verdachten afgewezen, evenals het verzoek om aanhouding in afwachting van prejudiciële vragen die door de Hoge Raad zijn gesteld. De rechtbank oordeelde dat de aanhouding van de verdachten op een rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden en dat er geen noodzaak was voor aanvullend onderzoek naar de rechtmatigheid van deze aanhouding.

Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken tot het horen van getuigen en het opstellen van een reclasseringsrapport beoordeeld. De rechtbank heeft de verzoeken tot het horen van getuigen afgewezen, omdat er geen aanknopingspunten waren om hun identiteit te achterhalen. Het verzoek om een reclasseringsrapport werd toegewezen, om te onderzoeken welke voorwaarden eventueel aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden zouden kunnen worden. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van alle verdachten gehandhaafd, waarbij de gronden voor de voorlopige hechtenis zijn versterkt door de ernst van de beschuldigingen en het risico op recidive. De rechtbank heeft de termijn van het onderzoek geschorst voor maximaal drie maanden, om de benodigde onderzoekshandelingen te kunnen verrichten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/180973-21, 10/018686-22, 10/260458-22 en 10/260408-22
Datum beslissing: 2 februari 2023
Tussenbeslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachten:
[verdachte01],
geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadslieden: mrs. L.E. Versluis en S. Boersma, advocaten te Rotterdam, en mr. G.H.H.M. Berndsen, advocaat te Breda.
[verdachte02],
geboren op [geboortedatum02] te [geboorteplaats02] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres02] ,
raadslieden: mrs. M.R. Kok en R. van den Boogert, advocaten te Rotterdam.
[verdachte03],
geboren op [geboortedatum03] te [geboorteplaats03] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres03] ,
raadslieden: mrs. F.H.H. Sijbers, J.S. Spijkerman en B.F.M. de Koning, advocaten te
’s-Gravenhage.
[verdachte04],
geboren op [geboortedatum04] te [geboorteplaats03] ,
ingeschreven in de basisadministratie personen op het adres:
[adres02] , [postcode02] [plaats02] ,
raadslieden: mrs. H.M.G. Peters en M. Veldman, advocaten te Utrecht.

1..Inleiding

Deze tussenbeslissing wordt gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de pro forma terechtzitting van 17 januari 2023 naar aanleiding van de door de verdediging ingediende onderzoekswensen en verzoeken tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachten.
De rechtbank heeft op 6 januari 2023, voorafgaand aan en in verband met een efficiënte voortgang van voornoemde terechtzitting, de raadslieden en de officieren van justitie, mrs. S. Sondermeijer en T. Lucas, een e-mail gezonden [1] .
De rechtbank heeft in reactie op deze e-mail ontvangen:
1. een e-mail van 6 januari 2023 met verzoeken van mrs. Versluis en Boersma [2] ;
2. een e-mail van 11 januari 2023 met verzoeken van mr. Kok [3] ;
3. een e-mail van 12 januari 2023 met verzoeken van mr. Sijbers [4] ;
4. een e-mail van 16 januari 2023 met de reactie van de officieren van justitie [5] .
De rechtbank heeft op 16 januari 2023 een e-mail verzonden naar de officieren van justitie en de raadslieden omtrent het ontbreken van dossierstukken [6] .
Op de terechtzitting van 17 januari 2023 heeft de rechtbank kennis genomen van de volgende stukken:
1. de voordracht van de officieren van justitie [7] ;
2. pleitnotities van mrs. Versluis en Boersma [8] ;
3. pleitnotities van mrs. Sijbers en Spijkerman [9] ;
4. pleitnotities van mr. Kok [10] ;
5. pleitnotities van mr. Veldman [11] .
Tijdens de terechtzitting zijn de onderzoekswensen besproken en de raadslieden en de officieren van justitie hebben hun standpunten nader toegelicht. Verder zijn er verzoeken gedaan met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachten.
De rechtbank heeft op 20 januari 2023 per e-mail de raadslieden en de officieren van justitie bericht over de beslissingen met betrekking tot de verzoeken tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachten en de vordering tot toevoeging van de grond vluchtgevaar [12] .
De overwegingen die hierna volgen en alle beslissingen die daaruit voortvloeien zijn voorlopig van aard, gelet op de functie die zij hebben binnen deze strafzaken en het moment waarop deze genomen zijn. Beslissingen ten aanzien van de voorlopige hechtenis zien op de periode van de komende 90 dagen, te rekenen vanaf 17 januari 2023.
De rechtbank heeft alle onderzoekswensen getoetst aan het verdedigingsbelang: of en zo ja in hoeverre is hetgeen dat is verzocht in redelijkheid van belang voor de (bespreking ter zitting en de daarop aansluitende) beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv.).
De rechtbank zal de verzoeken per verdachte bespreken.

2..Onderzoekswensen

Ten aanzien van de verdachte [verdachte01] :
De verdediging heeft de rechtbank - kort samengevat - verzocht om het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) opdracht te geven tot het opstellen van:
- A 1: een proces-verbaal met betrekking tot de verantwoording voor de inzet van het AOT;
- A 2: nadere verslaggeving met betrekking tot de aanhouding van verdachte en de bejegening van zijn partner;
- A 3: verslaglegging omtrent de rol en handelingen van Servische verbalisanten tijdens de voorgeleiding na aanhouding en de grondslag voor dit optreden;
- A 4: verslaglegging na nader onderzoek naar de identiteit van de bewaarder die op 1 november 2022 aanwezig was bij het gesprek van de verdachte met de verbalisant [verbalisant01] op de luchtplaats en de verwijzing naar de rechter-commissaris voor het horen van deze bewaarder.
- B: voorts zijn verzoeken gedaan m.b.t. PGP-accounts bij Sky-ECC en EncroChat:
1. Verzoek om aanhouding van de zaak in afwachting van de beantwoording van door de rechtbank Noord-Nederland gestelde prejudiciële vragen door de Hoge Raad.
2. Verzoek om voeging dan wel inzien van stukken:
a. a) alle vorderingen en rechterlijke beslissingen die ten grondslag liggen aan de verkrijging en het gebruik van EncroChat- en Skydata;
b) alle vorderingen, beschikkingen en verslaggeving rondom de initiële verkrijging en verwerking van de data van EncroChat en Sky-gebruikers;
c) verantwoording van de wijze van doorzoeken en analyseren van de data zowel wat betreft tactische en technisch bejegening van de data en daarbij gebruikte software of deskundige verantwoording;
d) alle aan verdachte toegeschreven EncroChat- en/of Skydata;
e) overzicht welke EncroChat/Skydata voor het onderzoeksteam inzichtelijk is geweest.
Daarbij het verzoek om de verdediging:
f) in de gelegenheid te stellen zelf effectief deze data te kunnen inzien en onderzoeken.
Verzoek tot het verbinden van een termijn tot verstrekking van hetgeen hiervoor onder a, b, c, e en f verzocht.
Voorts verzoekt de verdediging de rechtbank het OM op te dragen:
- C: de getuigen ‘ [getuige01] ’ en ‘ [getuige02] ’ te horen.
- D: een nader proces-verbaal op te stellen met daarin een beantwoording van de door de verdediging gestelde vragen over de door de politie ontvangen anonieme brief.
- E: te zorgen voor vertaling van de essentiële processtukken.
- F: te zorgen voor toevoeging van alle rechtshulpverzoeken aan het dossier en het verbinden van een nadere termijn hieraan.
- G: te zorgen voor het laten opstellen van een reclasseringsrapport.
- H: inzage te verstrekken in de OVC-gesprekken waaruit is geciteerd in het dossier.
Ten aanzien van de verdachte [verdachte04] :
De verdediging heeft zich aangesloten bij de verzoeken die namens de verdachte [verdachte01] zijn gedaan, voor zover deze zien op de PGP-accounts en OVC-gesprekken.
Ten aanzien van de verdachte [verdachte03]:
De verdediging heeft zich aangesloten bij de verzoeken die namens de verdachte [verdachte01] zijn gedaan, voor zover deze zien op de PGP-accounts en OVC-gesprekken. Voorts is verzocht om een kopie van de data uit de telefoon van de verdachte.

3..Beoordeling van de onderzoekswensen

De officieren van justitie hebben de volgende stukken al verstrekt dan wel toegezegd deze te zullen verstrekken. De rechtbank zal gezien de bovengenoemde toezeggingen van de officieren van justitie thans geen beslissing nemen op de onderzoekswensen onder A4, B2 a t/m f, E en F, omdat de verdediging en de officieren van justitie hebben toegezegd zich zullen inspannen hierover overeenstemming te bereiken. Mocht dit toch niet lukken, dan zal de verdediging op een nadere terechtzitting alsnog deze onderzoekswensen voor kunnen leggen aan de rechtbank.
In de zaak tegen [verdachte01] :
1. (A4)
Aan de verdediging wordt de e-mail gestuurd waaruit blijkt dat door het OM, gelijk na ontvangst van het verzoek van 7 november 2022 van de verdediging, contact is opgenomen met de politie om verduidelijking te krijgen over het gesprek op de luchtplaats tussen de verdachte en de verbalisant [verbalisant01] .
2. (B2)
De processen-verbaal zoals verzocht onder B 2, onderdelen a, c. en e. worden verstrekt zodra deze zijn ontvangen. Deze processen-verbaal worden eveneens gevoegd bij het strafdossier van verdachte [verdachte01] .
De stukken onder B 2 onderdeel b. zijn inmiddels als bijlage verstrekt bij de brief van 16 januari 2023.
De stukken onder B 2 onderdelen d. en f., die neerkomen op de volledige dataset van de chats van de verdachte [verdachte01] , zullen ter inzage worden verstrekt door de officier van justitie.
De verstrekking van de EncroChat-dataset gaat, zo begrijpt de rechtbank, via het Nederlands Forensisch Instituut en de verstrekking van de Sky-dataset zal via de politie verlopen.
Met betrekking tot de toegang tot de dataset wordt door (en vanwege) de officier van justitie (in beginsel)
uiterlijk 14 dagenna de zitting (dus: 31 januari 2023) de verdediging bericht over de praktische (on)mogelijkheden over de verstrekking van (onderdelen) van de dataset, de wijze tot toegang en inzage, de plaats(en) waar deze inzage mogelijk kan plaatsvinden door de verdediging, al dan niet samen met de verdachte.
3. (E)
De vertalingen van de relaasprocessen-verbaal van de zaaksdossiers en van het einddossier en de nog niet-vertaalde gerechtelijke stukken zoals de dagvaarding, de processen-verbaal van de terechtzitting en verstrekte bevelen zullen worden verstrekt.
4.(F)
De verstrekking van de voltooide Nederlandse rechtshulpverzoeken aan de verdediging, tenzij het onderzoeksbelang zich (tijdelijk of blijvend) verzet tegen verstrekking van bepaalde stukken. De procedure als bedoeld in artikel 149b Sv kan daartoe -desgewenst- door de officier van justitie worden gevolgd.
5. (H)
De rechtbank gaat ervan uit dat de verdediging de OVC-gesprekken zal kunnen beluisteren waarvan gedeelten zijn opgenomen in het dossier.
Ten aanzien van verdachten [verdachte04] en [verdachte03]
Zowel de verdediging van de verdachte [verdachte04] als van de verdachte [verdachte03] heeft aangesloten bij de verzoeken die namens de verdachte [verdachte01] zijn gedaan voor zover deze zien op de PGP-accounts en OVC-gesprekken. De rechtbank verwijst in dat kader naar haar overwegingen die zij daaromtrent reeds in het bovenstaande heeft opgenomen.
Met betrekking tot de kopie van de data in de bij [verdachte03] in beslaggenomen telefoon gaat de rechtbank er eveneens vanuit dat de officieren van justitie en de verdediging tot afspraken komen over de praktische uitvoering hiervan.
De rechtbank behandelt hieronder de onderzoekswensen waarover tussen de officieren van justitie en de verdediging geen overeenstemming is bereikt.
Ten aanzien van de verdachte [verdachte01] :
A1 en A 2: inzet Aanhouding- en Ondersteuningsteam (AOT)
Uit het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte blijkt dat hij verdacht wordt van deelname aan een criminele organisatie, witwassen, valsheid in geschrifte en overtreding van de artikelen 2, onder A, B en C, en 10 van de Opiumwet. De rechercheofficier van justitie, mr. Vreugdenhil, heeft, daartoe gemandateerd door de hoofdofficier van justitie, de inzet van een AOT goedgekeurd, omdat in haar ogen redelijkerwijs mocht worden aangenomen dat levensbedreigende omstandigheden tegen de politie of anderen dreigden. Voorts zijn de toegepaste dwangmiddelen en het geweld, het richten van een vuurwapen, bij proces-verbaal beschreven en dus vastgelegd.
Uit het bovenstaande volgt dat het daartoe bevoegd gezag toestemming heeft verleend voor de inzet van het AOT op een wijze zoals voorgeschreven door de procedure van het OM. De wijze waarop een aanhouding plaatsvindt, is in beginsel niet onderhevig aan toetsing door de rechter. Dit is slechts anders bij zeer uitzonderlijke omstandigheden.
In dit geval is bij de beslissing tot inzet van het AOT geoordeeld dat redelijkerwijs kon worden aangenomen dat er bij de aanhouding van de verdachte levensbedreigende omstandigheden tegen de met de aanhouding belaste politieambtenaren of anderen zouden kunnen dreigen.
De rechtbank kan dit oordeel, gelet op het bovenstaande, slechts marginaal toetsen en acht de beslissing van de rechercheofficier niet onbegrijpelijk, gelet op de aard en omvang van de verdenking tegen de verdachte. Niet zelden blijken verdachten van dergelijke feiten te beschikken over vuurwapens; dat in dit geval de verdachte achteraf bezien niet was gewapend, maakt dit niet anders. In de kern komt het neer op een risico-taxatie die is opgedragen aan de hoofdofficier van justitie of een door hem of haar aangewezen officier van justitie. De wijze van aanhouding kan uiteraard wel naar voren worden gebracht als aspect dat -in de visie van de verdediging- zal behoren te worden meegewogen bij de inhoudelijke behandeling en beoordeling van de strafzaak. Daartoe zal uiteraard gelegenheid bestaan.
Gelet op het bovenstaande, alsmede uit de stukken en het door de verdediging aangevoerde is voorshands niet gebleken van feiten en/of omstandigheden die nopen tot nader onderzoek over de rechtmatigheid van de beslissing tot de inzet van het AOT en de wijze waarop die inzet heeft plaatsgevonden. De verdachte is naar het oordeel van de rechtbank door het achterwege laten van nader onderzoek niet geschaad in zijn procespositie. Het verzochte aanvullend onderzoek is voorshands niet van belang gebleken voor enige door de rechtbank in de strafzaak te nemen beslissing op grond van de artikelen 348 en 350 Sv.
Het verzoek tot het opstellen van een aanvullend proces-verbaal ter verantwoording van de inzet van het AOT wordt dan ook afgewezen.
De verdediging kan los van deze strafzaak een klacht over het -in haar ogen- onjuiste politieoptreden bij de aanhouding van de verdachte en zijn partner indienen bij de hoofdofficier van justitie, de politieleiding en/of de Nationale Ombudsman, indien zij meent dat daartoe aanleiding bestaat. In elk van genoemde mogelijkheden staat verdachte en zijn partner een met voldoende waarborgen omklede procedure ter beschikking.
A3: verslaggeving omtrent de rol en handelingen van de Servische verbalisanten tijdens de voorgeleiding na aanhouding en de grondslag voor dit optreden
In de schriftelijke reactie van de officieren van justitie wordt aangevoerd dat de verdachte niet door Servische opsporingsambtenaren is verhoord, maar dat zij hem praktische vragen hebben gesteld en mededelingen hebben gedaan over de doorzoeking van zijn woning in Servië ter uitvoering van het rechtshulpverzoek aan Servië. De verslaggeving van de Servische politie bevindt zich waarschijnlijk in de uitvoeringsstukken die op korte termijn overgedragen en vertaald worden. Gelet op deze stand van zaken en de toezegging van de officieren van justitie wordt het verzoek dan ook afgewezen.
B 1: verzoek om aanhouding in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad
De rechtbank ziet thans op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad over de toepasselijkheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en het merendeel van de recentere beslissingen dienaangaande van een aantal gerechten, waaronder deze rechtbank, geen aanleiding om de zaak aan te houden tot de Hoge Raad de door de rechtbank Noord-Nederland gestelde prejudiciële vragen heeft beantwoord. Het stilleggen van deze strafzaak in afwachting van deze beantwoording zou bovendien een onwenselijke vertraging van de behandeling van deze strafzaak opleveren. Hoewel het belang van de beantwoording van de prejudiciële vragen door de rechtbank wordt gezien, weegt in deze zaak het belang van een voortvarend verloop van de procesgang zwaarder.
De rechtbank zal haar ogen uiteraard niet sluiten voor eventuele ontwikkelingen met betrekking tot deze prejudiciële vragen. Indien de beantwoording door de Hoge Raad daartoe aanleiding geeft in de visie van de verdediging en/of het OM en/of de rechtbank, dan zal een en ander nader worden betrokken bij de verdere gang van zaken in deze strafzaak.
Het verzoek tot aanhouding wordt afgewezen.
C: het horen van de getuigen ‘ [getuige01] ’ en ‘ [getuige02] ’
De officieren van justitie hebben aangevoerd dat zij onderzoek hebben verricht naar de identiteit van de gebruikers van de accountants onder de naam ‘ [getuige01] ’ en ‘ [getuige02] ’. Tot op heden zijn in het opsporingsonderzoek geen aanknopingspunten om zijn/haar/hun identiteit te achterhalen, zodat het vooralsnog onmogelijk is deze persoon/personen als getuige(n) te horen. Het geven van een last tot het doen van opsporingsonderzoek hiernaar is dan ook niet passend.
Gezien het voorgaande stelt de rechtbank vast dat er geen begin van aannemelijkheid is dat de officieren van justitie nu wel zinvol nader onderzoek zouden kunnen verrichten naar de identiteit van beide gebruikers. Het geven van een last daartoe is dan zonder nut. Het verzoek van de verdediging wordt om die reden afgewezen.
D: start onderzoek: ontvangen anonieme ‘politiebrief’
De anonieme ‘politiebrief’ is geen bewijsmiddel maar is een onderdeel van het totaal aan informatie voor het starten van het opsporingsonderzoek. Naast deze anonieme brief waren er FIU-meldingen over verdachte transacties van aanzienlijke geldbedragen en de mogelijke betrokkenheid van verdachten hierbij. Deze FIU-meldingen leverden op zichzelf al voldoende verdenking op ten aanzien van een relevant deel van de strafbare feiten waar het onderzoek thans op ziet en deze informatie kon in redelijkheid worden gebruikt voor het starten van een opsporingsonderzoek.
Gelet op het bovenstaande zijn naar het oordeel van de rechtbank de door de verdediging geformuleerde onderzoeksvragen in redelijkheid niet van belang voor enig door de rechtbank in de strafzaak te nemen beslissing op grond van de artikelen 348 en 350 Sv., en om die reden zal het verzochte worden afgewezen.
G: het opstellen van een reclasseringsrapport
De rechtbank verzoekt de officieren van justitie de reclassering een reclasseringsrapport over de verdachte te laten opstellen om te onderzoeken, in het geval de rechtbank op een later moment zou overwegen de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen, welke (bijzondere) voorwaarden daarbij passend en noodzakelijk worden geacht door de reclassering. In dit reclasseringsrapport dienen de (on)mogelijkheden voor het opleggen van bijzondere voorwaarden, waaronder de risico’s omtrent het vluchtgevaar, te worden belicht.
Het verzoek wordt toegewezen.

4. Voorlopige hechtenis

Namens alle verdachten is verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen en subsidiair tot schorsing van de voorlopige hechtenis over te gaan.

5..Beoordeling (alle verdachten)

De rechtbank verwijst allereerst naar hetgeen op dit punt eerder voor ieder van verdachten is overwogen door de rechter-commissaris en de raadkamer. Na onderzoek is gebleken dat de ernstige bezwaren en de gronden als bedoeld in artikel 67a Sv., die tot het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachten hebben geleid, ook op dit moment nog bestaan.
De rechtbank ziet in de ernstige bezwaren tegen verdachte [verdachte03] , zoals die thans bestaan, ook ernstig gevaar voor herhaling van misdrijven waarop een maximale gevangenisstraf is gesteld van 6 jaar of meer. De rechtbank zal om die reden de recidivegrond weer toevoegen aan de gronden voor voorlopige hechtenis.
Hetgeen thans is aangevoerd in elk van de zaken maakt niet dat deze ernstige bezwaren en gronden niet langer aanwezig zijn. De
verzoeken tot opheffing van de voorlopige hechtenisworden daarom
afgewezen. Het aanvullend onderzoek, zoals vastgelegd in het tot op heden opgestelde dossier, heeft de eerder aangenomen ernstige bezwaren eerder versterkt dan verzwakt.
Het onderzoek is thans nog niet voltooid, mede omdat nog niet alle gegevensdragers zijn onderzocht en twee verdachten tot op heden niet zijn aangehouden. De onderzoeksgrond is daarom nog altijd aanwezig. Het OM en verdediging worden verzocht beide stappen te zetten die een voortvarend onderzoek mogelijk maken, uiteraard met respect voor (bijv.) het geheimhouderaspect. Voor wat betreft het recidivegevaar en (bij verdachten [verdachte01] en [verdachte02] ) de twaalfjaarsgrond met ernstig geschokte rechtsorde verwijst de rechtbank naar de eerdere motiveringen zoals hierboven al genoemd.
Voor wat betreft het vluchtgevaar bij verdachte [verdachte01] is er op dit moment onvoldoende aangevoerd om deze grond te laten vervallen. Wel wordt het OM dringend verzocht om hetgeen zij daaromtrent heeft aangevoerd, meer in het bijzonder dat Servië geen eigen burgers uitlevert, nader te onderbouwen en stukken of correspondentie met Servische autoriteiten waaruit dit in de visie van het OM blijkt aan het dossier toe te voegen en aan de verdediging te sturen.
Indien en voor zover er voor de ernstige bezwaren ten aanzien van een of meer verdachte(n) een verklaring is te geven die een (heel) ander licht zou kunnen werpen op de (mate van) betrokkenheid bij de feiten die worden onderzocht in deze strafzaak, is het wellicht dienstig dat de verdediging bij de officier van justitie aandringt op een aanvullend/nader verhoor waarbij dan (mede) vragen van de verdediging aan de orde zullen kunnen komen.
De
verzoeken tot schorsingvan de voorlopige hechtenis worden eveneens
afgewezen. De rechtbank heeft deze verzoeken opnieuw afgewogen tegen de strafvorderlijke belangen in deze zaak. De rechtbank ziet duidelijk het belang dat de verdachten hebben bij de verzochte schorsing, maar weegt de strafvorderlijke belangen zwaarder dan de persoonlijke belangen van de verdachten. Gelet op de aard en de omvang van de feiten en de concrete rollen van de verdachten daarin, zoals die
lijken te volgen uit de ernstige bezwaren, ziet de rechtbank thans nog geen ruimte voor schorsing van de voorlopige hechtenis, en uiteraard wil/kan zij niet vooruitlopen op eventuele nadere beslissingen ter zake de voorlopige hechtenis die mogelijk nog zullen volgen op een later moment in deze strafzaak.
Verdachte [verdachte03] heeft informatie die, zo neemt ook de rechtbank aan, van nut is voor de curator. Verdachte bevindt zich echter niet in beperkingen en kan dus op verschillende wijzen contact hebben met de curator. Tot op heden is niet gebleken dat die mogelijkheden ontoereikend zouden zijn.
Verdachte [verdachte01] kampt met medische problemen, maar de rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de medische zorg aan verdachte ontoereikend is. Indien verdachte meent dat hij door zijn medische problemen detentieongeschikt is, dient hij de daarvoor aangewezen procedure te volgen.
Dat de dochter van verdachte steun zou kunnen hebben aan hem, spreekt voor zich. Verdachte bevindt zich echter niet in beperkingen, zodat verdachte en zijn dochter contact kunnen hebben en hij haar op die wijze adviezen kan geven.

6..Beslissingen

De rechtbank:
Ten aanzien van de verdachte [verdachte01] :
-wijst af de verzoeken onder A1, A2 en A3, C en D;
-wijst toe het verzoek onder G;
-wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
-wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Ten aanzien van de verdachte [verdachte02] :
-wijst af het verzoek tot het vervallen van de onderzoeksgrond van de verdachte;
-wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
-wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Ten aanzien van de verdachte [verdachte03] :
-wijst af de vordering tot toevoeging van de grond vluchtgevaar;
-voegt toe aan de gronden voor voorlopige hechtenis van verdachte de grond recidivegevaar;
-wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
-wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Ten aanzien van de verdachte [verdachte04] :
-wijst af de vordering tot toevoeging van de grond vluchtgevaar;
-wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
-wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
De stukken worden in handen gesteld van de officieren van justitie, teneinde door de reclassering een voorlichtingsrapport over de verdachte [verdachte01] te laten uitbrengen.
Het
onderzoek op de terechtzitting wordt geschorst voor onbepaalde tijd, waarbij de termijn van de schorsing op
maximaal drie maandenwordt gesteld.
Het
onderzoek wordt in elk van de zaken van de verdachten geschorstvoor een termijn die langer is dan één maand om de klemmende reden dat de hiervoor genoemde onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen één maand gereed zullen zijn en het zittingsrooster van de rechtbank de voortzetting van het onderzoek op de terechtzitting binnen één maand niet toelaat.
Deze beslissing is genomen op
2 februari 2023door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en S.A. van Egmond
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier, en zal worden gevoegd als bijlage bij het nader op te maken proces-verbaal.
De oudste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De e-mail is als bijlage 1 gevoegd.
2.De e-mail is als bijlage 2 gevoegd.
3.De e-mail is als bijlage 3 gevoegd.
4.De e-mail is als bijlage 4 gevoegd.
5.De reactie van de officieren van justitie is als bijlage 5 gevoegd.
6.De e-mail is als bijlage 6 gevoegd.
7.De voordracht van de officieren van justitie is als bijlage 7 gevoegd.
8.De pleitnotities zijn als bijlage 8A en 8B gevoegd.
9.De pleitnotities zijn als bijlage 9 gevoegd.
10.De pleitnotities zijn als bijlage 10 gevoegd.
11.De pleitnotitie is als bijlage 11 gevoegd.
12.De e-mail is als bijlage 12 gevoegd.