In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 26 januari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering beoordeeld. Eiser had zijn ZW-uitkering beëindigd zien worden door het UWV met ingang van 25 november 2019, na een besluit van 24 oktober 2019. Het UWV handhaafde deze beëindiging in een bestreden besluit van 19 januari 2022, waarop eiser in beroep ging. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en het UWV aanwezig waren.
Eiser, die voorheen werkzaam was als brandpreventiemonteur en industrieel schoonmaker, had zich op 9 oktober 2018 ziek gemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser in staat is om met gangbare arbeid meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 25 mei 2022 geconcludeerd dat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen en dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest.
De rechtbank oordeelt dat het UWV de functionele mogelijkheden van eiser juist heeft vastgesteld en dat de door eiser genoemde klachten voldoende zijn meegewogen in het onderzoek. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser meer dan 65% kan verdienen. Tevens wordt het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,- en moet het UWV het griffierecht van € 50,- vergoeden.