In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord aan een schuldeiser, Invorderingsbedrijf, in het kader van een schuldregeling. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 2 mei 2023 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet, waarbij hij een regeling heeft aangeboden aan zijn zeventien schuldeisers. De aangeboden regeling is goedgekeurd door zestien van de zeventien schuldeisers, die samen 99,6% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling gunstiger is dan de wettelijke schuldsaneringsregeling, die aanzienlijke kosten met zich meebrengt. Verzoeker heeft een erfenis ontvangen, die beschikbaar is voor de schuldeisers, en zijn financiële situatie is onder controle door een beschermingsbewindvoerder. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van Invorderingsbedrijf bij zijn weigering om in te stemmen met de regeling niet opweegt tegen de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank heeft daarom het verzoek om Invorderingsbedrijf te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure op nihil vastgesteld, aangezien verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.