ECLI:NL:RBROT:2023:8978

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
ROT 22/6132 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over termijnoverschrijding bij bezwaar tegen besluit studiefinanciering

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 september 2023 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 20 april 2023. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposant ongegrond verklaard tegen een beslissing op bezwaar van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die op 9 november 2022 was genomen. De opposant had verzet ingesteld omdat hij meende dat hij door persoonlijke omstandigheden, waaronder het overlijden van een vriend en problemen in zijn privésituatie, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken tegen het primaire besluit van 1 maart 2022. De rechtbank heeft het verzet behandeld op 20 september 2023, waarbij de opposant en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de Minister niet.

De rechtbank overweegt dat de eerdere uitspraak zonder zitting is gedaan op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De opposant had te laat bezwaar gemaakt, en de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden die de opposant aanvoert, geen verschoonbare termijnoverschrijding rechtvaardigen. De wettelijke termijn van zes weken voor het indienen van bezwaar is van openbare orde en moet strikt worden nageleefd. De rechtbank concludeert dat er geen twijfel is ontstaan over de buiten-zittinguitspraak en verklaart het verzet ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/6132 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2023 op het verzet van

[naam opposant], te [plaatsnaam], opposant

(gemachtigde: mr. T. Erdal).

Inleiding

Opposant heeft verzet ingesteld tegen een uitspraak van deze rechtbank van 20 april 2023, waarin zijn beroep ongegrond is verklaard tegen een beslissing op bezwaar van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Minister) van 9 november 2022.
De rechtbank heeft het verzet op 20 september 2023 op zitting behandeld. Opposant en zijn gemachtigde zijn verschenen. Namens de Minister is met een bericht van verhindering niemand verschenen.

De uitspraak van 20 april 2023

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond verklaard, omdat opposant te laat bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit van 1 maart 2022, en voor deze termijnoverschrijding geen geldige reden heeft gegeven.

Het verzet van opposant

2. Opposant voert in verzet aan dat zijn vriend ten tijde van het primaire besluit is overleden, en daarnaast verwikkeld is geraakt in een benarde privésituatie met zijn ouders. Daardoor kon opposant zijn inkomende poststukken niet tijdig controleren. Opposant was niet in staat om zelf bezwaar te maken of zich te wenden tot een professioneel rechtshulpverlener. Opposant betoogt verder [1] dat uit wetenschappelijk onderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid blijkt dat mensen als gevolg van keuzedruk, stress, verdriet of ouderdom niet altijd even alert en goed georganiseerd zijn, en dat de overheid rekening moet houden met de grenzen van het denk- en doenvermogen van mensen. In de zaak van opposant is verder alleen sprake van een financieel belang van opposant en staan geen belangen van derden op het spel.

Beoordeling door de verzetrechter

3. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep van opposant bij de uitspraak van 20 april 2023 terecht zonder zitting is afgedaan. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
4. De verzetrechter overweegt dat geen twijfel is ontstaan over de buiten-zittinguitspraak. De wettelijke termijn van zes weken is van openbare orde, en wordt strikt nageleefd. Het is niet in geschil dat opposant te laat bezwaar heeft gemaakt. Een te laat ingediend bezwaarschrift kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen inhoudelijk worden behandeld, indien sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie komt naar voren dat de wetgever de uitzondering niet ruim heeft bedoeld, en er veel belang aan heeft gehecht dat zo weinig mogelijk onzekerheid is over de formele rechtskracht van besluiten. Voor de wetgever is tevens uitgangspunt geweest dat de verantwoordelijkheid voor de tijdigheid bij de burger ligt, dat het aan de burger is om te stellen en te bewijzen dat zich omstandigheden voordoen die tot verschoonbaarheid kunnen leiden en dat omstandigheden in de persoonlijke sfeer voor risico van de burger komen.
Op 1 maart 2022 is aan opposant het primaire besluit verstuurd waarin studiefinanciering deels is teruggevorderd. Met een besluit van 30 maart 2022 is aan opposant een bestuurlijke boete opgelegd. Dat betekent dat de bezwaartermijn afliep op 13 april 2022 (tegen het primaire besluit) respectievelijk 12 mei 2022 (het tweede besluit). Opposant heeft bezwaar gemaakt op 16 juni 2022. De verzetrechter begrijpt dat de situatie rondom het overlijden van zijn vriend, in combinatie met een benarde privésituatie moeilijk zijn, maar deze omstandigheden vormen in dit geval geen geldige reden voor een termijnoverschrijding van drie en halve maand bij het besluit van 1 maart 2022 en twee en halve maand bij het besluit van 30 maart 2022.

Conclusie en gevolgen

5. Er is geen twijfel ontstaan over de buiten-zittinguitspraak. Het verzet is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Opposant verwijst hierbij ook naar een uitspraak van de rechtbank Limburg van 25 januari 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:2220.