ECLI:NL:RBROT:2023:8978
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over termijnoverschrijding bij bezwaar tegen besluit studiefinanciering
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 september 2023 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 20 april 2023. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposant ongegrond verklaard tegen een beslissing op bezwaar van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die op 9 november 2022 was genomen. De opposant had verzet ingesteld omdat hij meende dat hij door persoonlijke omstandigheden, waaronder het overlijden van een vriend en problemen in zijn privésituatie, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken tegen het primaire besluit van 1 maart 2022. De rechtbank heeft het verzet behandeld op 20 september 2023, waarbij de opposant en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de Minister niet.
De rechtbank overweegt dat de eerdere uitspraak zonder zitting is gedaan op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De opposant had te laat bezwaar gemaakt, en de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden die de opposant aanvoert, geen verschoonbare termijnoverschrijding rechtvaardigen. De wettelijke termijn van zes weken voor het indienen van bezwaar is van openbare orde en moet strikt worden nageleefd. De rechtbank concludeert dat er geen twijfel is ontstaan over de buiten-zittinguitspraak en verklaart het verzet ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.