Uitspraak
(gemachtigde: [naam 2]).
Eiseressen hebben nadere stukken ingediend.
De afwijking van het inpassingsplan betreft in de eerste plaats het aantal rijstroken. Het nieuwe ontwerp van de IJsselmondse Knoop heeft tien rijstroken, terwijl dit er op grond van artikel 8.3.1 van de planregels maximaal acht mogen zijn. Het college heeft hiervoor gebruik gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 8.4 van de planregels.
Daarnaast is een klein gedeelte van het fietspad bij de Verbindingsweg voorzien op gronden met de bestemming “Water”. Dat is in strijd met artikel 9 van de planregels. Het college heeft hiervoor gebruik gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 16, onder b, van de planregels.
Volgens het college voldoen de vergunde binnenplanse afwijkingen aan de criteria in de planregels en zijn ze in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.
De beroepsgronden gaan alleen over de reconstructie van de IJsselmondse Knoop voor het autoverkeer. Eiseressen hebben geen beroepsgronden aangevoerd over de afwijking van het inpassingsplan waarmee het mogelijk is gemaakt om het fietspad gedeeltelijk aan te leggen op gronden met de bestemming “Water”.
Uit artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1º, van de Wabo volgt dat een omgevingsvergunning voor afwijken van het inpassingsplan kan worden verleend als is voldaan aan de in het inpassingsplan opgenomen afwijkingsregels en als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Eiseressen voeren in dit verband aan dat op grond van artikel 16, onder b, van de planregels slechts in geringe mate van de wegindeling kan worden afgeweken. Volgens hen is geen sprake van een geringe aanpassing, maar van een zeer ingrijpende wijziging van de wegen. Het aantal rijstroken wordt uitgebreid en de inrichting van het knooppunt wordt geheel veranderd. Eiseressen betogen verder dat het college geen duidelijke reden heeft aangevoerd voor de wijziging van een ovonde naar een dubbele kruising. Daarnaast betogen eiseressen dat niet is onderzocht of wordt voldaan aan de in artikel 16 van de planregels opgenomen voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de woonsituatie en de milieusituatie. Er is alleen getoetst aan de Wet geluidhinder.
Het college stelt zich op het standpunt dat geen nieuw MER hoefde te worden gemaakt en ook geen mer-beoordeling hoefde te worden uitgevoerd. De twee kruispunten zijn inderdaad geen onderdeel geweest van het MER bij het inpassingsplan, maar volgens het college is de verlening van de omgevingsvergunning voor een binnenplanse afwijking van het inpassingsplan geen besluit waarvoor op grond van artikel 7.2 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage een mer-plicht of mer-beoordelingsplicht geldt. Volgens het college is bij de voorbereiding van het primaire besluit wel uitgebreid onderzoek gedaan naar de milieueffecten en zijn de effecten van de twee kruispunten vergeleken met die van een ovonde. Er zijn onder meer onderzoeken gedaan naar luchtkwaliteit, geluid en verkeersafwikkeling.
De reconstructie van de IJsselmondse Knoop is niet mer-plichtig. Dat volgt uit artikel 7.2 van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 2, eerste en vijfde lid, van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer). De activiteit valt onder de beschrijving in categorie C1.3 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit mer, maar heeft geen betrekking op een weg met een tracélengte van 10 kilometer of meer.
In het bijzonder wijzen zij erop dat er volgens het rapport “Verkeerssimulaties IJsselmondse Knoop” van Royal HaskoningDHV van 14 november 2017 in de ochtend- en avondspits 1100 extra motorvoertuigbewegingen via de Rijksstraatweg zullen zijn, terwijl er volgens het MER bij het inpassingsplan bij de ovonde geen sprake zou zijn van extra verkeer via de Rijksstraatweg. Daarnaast staat in het memo “Onderbouwing keuze kruisingen IJsselmondse Knoop” van Royal HaskonigDHV van 5 oktober 2020 dat er geen extra vrachtauto’s rijden omdat er een verbod is ingesteld op de Rijksstraatweg, maar dat verbod wordt volgens eiseressen niet gehandhaafd en geldt bovendien niet voor vrachtverkeer dat een bestemming heeft op het bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard. Eiseressen betwijfelen of de alternatieve ontsluiting het verkeer nog steeds goed kan afwikkelen wanneer de 1100 extra voertuigbewegingen worden meegeteld. Bovendien blijkt volgens hen uit verkeerstellingen dat door de aanleg van de tweede ontsluitingsweg voor het nieuwe bedrijventerrein de hoeveelheid (sluip)verkeer met 900 voertuigbewegingen is toegenomen.
Verder stellen eiseressen dat in het memo van 5 oktober 2020 alleen een kwalitatieve beoordeling van de milieueffecten is gedaan, waarbij ten onrechte is vergeleken met de huidige situatie zonder aanpassing van de IJsselmondse Knoop. Volgens eiseressen had een vergelijking moeten worden gemaakt met de oorspronkelijk geplande ovonde.
Eiseressen stellen ook dat de conclusies in het memo over openbaar vervoer onjuist zijn, omdat het voorrangssysteem voor openbaar vervoer (KAR-systeem) in de spits niet kan worden ingezet.
Daarnaast wijzen eiseressen erop dat in de “Second opinion verkeersafwikkeling IJsselmondse Knoop” van Goudappel Coffeng van 1 oktober 2019 staat dat een dubbelstrooktoerit bij de A15 noodzakelijk is voor een goede verkeersafwikkeling. Die toerit is niet aanwezig en is niet in het ontwerp opgenomen. Eiseressen twijfelen daarom aan de effectiviteit van de gekozen verkeersontsluiting en vrezen grote hoeveelheden sluipverkeer via de Rijksstraatweg in de woonwijk van Rijsoord. Bovendien is volgens hen geen rekening gehouden met de invloed van files op de A15 en A16 op de verkeersafwikkeling op en rond het bedrijventerrein.
Vanwege mogelijk sluipverkeer van vrachtverkeer over de Rijksstraatweg en de Voorweg is in 2019 een verkeersbesluit genomen dat een inrijverbod voor vrachtverkeer, behoudens bestemmingsverkeer, inhoudt. Daardoor kan vrachtverkeer voor de ontsluiting van het bedrijventerrein geen gebruik meer maken van de sluiproute via de Rijksstraatweg. Dit vrachtverkeer is volgens het college geen bestemmingsverkeer. Volgens het college heeft de toename van verkeer op de Rijksstraatweg niets te maken met het veranderen van de ovonde naar een kruispuntoplossing in Nieuw Reijerwaard. De Rijksstraatweg is ook via andere wegen bereikbaar en het verkeer is een optelling van de verkeersbewegingen vanaf die wegen en van bewoners en bedrijven aan de Rijksstraatweg.
Het college stelt dat het KAR-systeem voor het openbaar vervoer na realisatie van de twee kruispunten kan worden ingezet. De inzet van het systeem tijdens de spits is niet altijd mogelijk vanwege files op de A15. Op de ovonde is er geen prioritering mogelijk met het KAR-systeem. Daarom zorgen de twee kruispunten volgens het college voor een betere afwikkeling van het verkeer, ook van de bussen, dan in de bestaande situatie en dan bij de ovonde.
Volgens het college wordt in de second opinion van Goudappel Coffeng geconcludeerd dat de benodigde verdubbeling van de toerit naar de A15 losstaat van het ontwerp van de IJsselmondse Knoop en dat de capaciteit al in de huidige situatie een probleem is. Er is nog geen besluit genomen over de verdubbeling van de toerit en de gemeente is daarvoor niet het bevoegd gezag. Daarom is in de milieuonderzoeken uitgegaan van de situatie met een enkele toerit. Volgens het college functioneren de twee kruispunten in die situatie beter dan de ovonde en de bestaande situatie. Het college verwijst op dat punt naar het rapport “Verkeerssimulaties IJsselmondse Knoop” van Royal HaskoningDHV van 26 september 2018 en het memo van 5 oktober 2020.
Eiseressen bestrijden de juistheid van de verkeersgegevens die in het memo van 5 oktober 2020 en de daarin genoemde overige onderzoeken aan de beoordeling en vergelijking van de effecten ten grondslag is gelegd.
Eisersessen hebben gewezen op 1100 extra verkeersbewegingen per dag op de Rijksstraatweg, zoals weergegeven in de figuren B1.1 en B1.2 op p. 19 van het rapport van 14 november 2017. Dit zijn 500 extra verkeersbewegingen in de ochtendspits en 600 in de avondspits. Zoals het college ter zitting heeft bevestigd, zijn deze verkeersbewegingen verwerkt in het verkeersmodel RVMK 3.3. De verkeersbewegingen zijn dus in de beoordeling van de effecten betrokken. Voor de twee kruispunten is de beoordeling van de verkeersafwikkeling volgens het memo van 5 oktober 2020 licht positief. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat er problemen bij de verkeersafwikkeling zullen ontstaan. Het gaat bij de genoemde 1100 extra verkeersbewegingen bovendien niet om een toename ten opzichte van de situatie met een ovonde, maar ten opzichte van de bestaande situatie in het basisjaar 2015. Dat is een autonome verkeerstoename die los staat van de manier waarop de IJsselmondse Knoop wordt ingericht; ook bij een ovonde zou er een verkeerstoename zijn.
Verder heeft het college ter zitting gesteld dat recent onderzoek is gedaan naar het sluipverkeer op de gehele Rijksstraatweg. Daaruit is gebleken dat het sluipverkeer dat wordt waargenomen zich vooral op het zuidelijke deel van de Rijksstraatweg bevindt en niet is toe te rekenen aan Nieuw-Reijerwaard. Het is naar het oordeel van de rechtbank daarom niet aannemelijk dat de keuze voor een dubbel kruispunt in plaats van een ovonde van invloed is op het sluipverkeer dat de bewoners van de Rijksstraatweg ervaren.
De beroepsgrond slaagt niet.
Uit de vergelijking die in het memo van 5 oktober 2020 is gemaakt tussen een dubbel kruispunt en een ovonde blijkt dat de kruispunten beter scoren op verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid dan de ovonde. Voor sluipverkeer is de score voor beide varianten hetzelfde, namelijk licht negatief. Dit effect is bij de vaststelling van het inpassingsplan al aanvaardbaar geacht. Bovendien heeft het college inmiddels maatregelen genomen tegen sluipverkeer van vrachtwagens op de Rijksstraatweg (zie overweging 7.5).
Verder overweegt de rechtbank dat er weliswaar een toename van het aantal verkeersbewegingen zal zijn, maar dat het niet aannemelijk is dat er op dat punt een wezenlijk verschil is tussen twee kruispunten en een ovonde. Ook hierbij is van belang dat de gevolgen van de verkeerstoename voor het woon- en leefklimaat in het kader van het inpassingsplan al zijn beoordeeld en ruimtelijk aanvaardbaar zijn geacht.
(…)
bestemmingsplan:bestemmingsplan, provinciaal inpassingsplan of rijksinpassingsplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening dat van toepassing is op de plaats waar de activiteit wordt of zal worden verricht en de krachtens dat plan gestelde nadere eisen;
(…)
Artikel 2.11. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
i. het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving.
(…)
Wet milieubeheerArtikel 7.21. Bij algemene maatregel van bestuur worden de activiteiten aangewezen:
Artikel 2.7(…)2. Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.(…)
Artikel 21. Als activiteiten als bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onder a, van de wet worden aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel C van de bijlage is omschreven, met uitzondering van activiteiten die uitsluitend of hoofdzakelijk dienen voor het ontwikkelen en beproeven van nieuwe methoden of producten en die niet langer dan twee jaar worden gebruikt.
Bijlage, onderdeel A1. In deze bijlage wordt verstaan onder:
(…)
plan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening:
(…)
Kolom 2: GevallenIn gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 10 kilometer of meer.
(…)
Kolom 2: Gevallen
Kolom 3: PlannenHet plan, bedoeld in de artikelen 5 en 8 j° 9, tweede lid, van de Planwet verkeer en vervoer, de structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening en het plan, bedoeld in de artikelen 3.1, eerste lid, 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet.
Kolom 4: BesluitenDe vaststelling van het tracé op grond van de Tracéwet door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, dan wel het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.
Besluit omgevingsrecht
(…)